Dit is er dan zo één. De weekpost komt wel. Maar dit is één van die keren dat de training te mooi was om te verstoppen in de weekpost. Ik heb het nog nagekeken, maar niet eerder was er een training dit jaar die een 8,5 kreeg. Dus dat verdient een ‘eigen’ hoekje!
Joyce nam mij mee. Ze vroeg wel of ik al op de Veluwe had gelopen, maar dat gebied is zo groot. Ze nam me mee. Ik was zo dom een half uurtje later dan afgesproken bij haar te zijn. Druk pratend reden we de A1 af. We namen de afslag naar Hoenderloo en toen pas had ik in de gaten dat we niet ‘gewoon’ op de Veluwe gingen lopen, maar door Het Nationale Park. Waar natuur en stilte de baas zijn. Rugzakje om, dagkaartje kopen, met de plattegrond bepalen dat we naar Schaarsbergen gaan lopen (19km) en terug op een witte fiets gaan. Nog een positief werktelefoontje en toen konden we gaan.
Al na 2 kilometer lag de bewoonde wereld achter ons. Leegte heerste. Wijdsheid. Stilte. Smalle paden en een duidelijke route. Het miezerde een beetje. Het was zo mooi. Ik mocht Joyce leren dat het in dit soort gevallen helemaal niet erg is om boven op de heuvel even stil te staan en te genieten. Welkom in de wereld van de trails! Ik was ongelooflijk dankbaar dat ik met Joyce mee mocht, dat ze dit voor ons had uitgekozen en dat ik daar samen met haar mocht zijn. Ik had de woorden niet om haar te bedanken. “Dankje” klinkt zo kleintjes, zo formeel. Ik voelde me veel grootser dan dat! Het was een eer, een blijheid, een groot hart en overlopende dank.
Joyce dacht er echter zelf iets anders over. Ze vond het zand zwaar. Dat was het ook. Mul zand. We wandelden een stukje. Ik jubelde van binnen: hoe langzamer, hoe langer we hier zijn! Het enige wat ik opgekregen had was een tijd van 2 uur en een kwartier. Ik kreeg Joyce moeilijk aan het verstand gebracht dat we hier enkel liepen om te genieten, ongeacht welk tempo. Tjeempie: dat heb ik dan ook uiteindelijk geleerd. Er was ook bos. Prachtige oude, originele bossen. Boomwortels en hele zachte ondergrond. En toen liepen er 3 kleine everzwijntjes voor ons weg. Ze zien er schattig uit, maar ik hoeft moeders niet te zien. Er staat een bordje “Pas op Grofwild”. Ongeacht hoe het verder gaat, deze dag is geslaagd.
De temperatuur is aangenaam. We lopen een klein stukje van de belevenisroute. We zien niemand. Nergens. Geen mens te bekennen. Ik kijk niet naar de kilometers. Het boeit me niet. Helemaal niks. Ik kwebbel maar door tegen Joyce. Ze is te slim voor een backbox: dan snap je de regel, maar kun je die nog niet toepassen. Ik werkte het vieze gelletje naar binnen op 7 km. Met mezelf had ik 7 en 14 kilometer afgesproken. En toen kwamen we bij het ‘keerpunt’. We waren bang dat niet te kunnen vinden, maar aldaar was het duidelijk. Nog meer zand op weg naar Schaarsbergen of nog een klein stukje zand en dan richting Otterlo lopen. Ik vond het allemaal goed. Als ik er maar bij mocht fietsen! Otterlo bood iets meer escape-mogelijkheden, dus verlieten we de oranje-rode route en ploeterden we over het ruiterpad. Wel zand. Ik nam vooral het zand. Joyce nam de zijkanten.
Waar we de andere route kruiste kreeg Joyce een telefoontje. We stopten en toen zagen we de herten. Eerst één, maar het bleken er meer. Veel meer. Terwijl Joyce stond te bellen, keek ik met tranen in mijn ogen naar het bewegende roedel. Ik kon ze horen. Ze waren ver weg, maar zoveel herten heb ik nog nooit gezien. Ook niet in de Oostvaardersplassen. Er liep een meneer die de beesten opjoeg. Dat lag niet aan ons. Wij liepen weer door en kwamen op de route naar Otterlo uit. De regen was inmiddels helemaal verdwenen.
Toen liepen we door een hekje en daarachter was een lage struiken bos. Bomen die Italiaans aandeden. Lage bomen. Kruip door, sluip door. Kabouterpaadje. Helemaal geweldig. Ik kon alleen maar hardop lachen. En tussen de struiken door manoeuvreren. Het leek helemaal niet op Nederland! Daarvoor maakte de route dat rare ommetje! Dit was het meer dan waard. Het was geweldig. En leuk.
Weer op de zandwegen kwamen we de meneer van de herten tegen. Zijn excuus waren hele dure fototoestellen. Deze meneer wist dus best hoe een Iphone werkt voor een foto! De eerste mens die we zagen na anderhalf uur hardlopen – wat een wonderbaarlijke ervaring. Hij nam de zon mee. Dat had niet gehoeven van mij. Ik werd er mopperig van. Tot ik bedacht dat ik dus niet moest wachten tot 14 kilometer met de gel. Deze keer vroeg ik het stopje aan. Dat hielp wonderwel snel. Ik kon er weer tegen! De zon ging weer schuil achter wat wolken en bladeren.
We kwamen een oud stel tegen. Ze leken net papa en mama aan de wandel, hihi. Dat maakt het aantal mensen onderweg gelijk aan het aantal jonge everzwijntjes. Hoe vaak kun je dat nou zeggen?! We liepen al richting Otterlo toen de laatste verrassing kwam. Een single track. En niet zomaar een single-track, maar met kleine heuveltjes, de prachtigste kleur groen, een overdonderende stilte en de zon door het bladerdek was dit het meest perfecte stukje Nederland wat ik ooit heb gezien. Ik wilde het vastpakken en vasthouden. We namen een foto en toen ging ik even alleen verder. Meer mezelf kon ik niet worden. Dichterbij wat ik het liefste doe kon ik niet komen. Heuveltje. Bomen. Wortels. Licht. Ik was alleen maar daar op dat moment, helemaal in dat ene moment en dat realiseerde ik me ook en dat pakte ik vast zoals je iets vast kunt pakken wat tijd en ruimte omhult. Ik genoot tot in mijn tenen, in mijn hoofd en met mijn benen. Ik kon hardop zingen: “i will fly and touch the sky”, ik kon wel huilen van geluk, ik kon zo hard of zacht rennen als ik wilde. Wat ik daarvan wel of niet deed, hou ik lekker voor mezelf 🙂
Joyce vond de heuveltjes zwaar. Die zat aardig aan haar tax en dat kon ik me ook voorstellen. Jammer dat ik haar niet kon doorgeven hoe ik er over dacht. En toen stonden we bij de ingang van het park in Otterlo. Tientallen mensen. Die de asfaltweg nemen. Het is als wakker worden na een hele diepe slaap. Auto’s. Fietsen. En ik merkte dat ik best trek had. We zouden naar het parkrestaurant gaan. Hardlopen. Ik had nog tijd over. Energie ook. En ik kon me op een pannenkoek verheugen. Joyce had minder energie meer over. Zij nam het asfalt, ik nam zoveel mogelijk de onverharde paden. Deze schoenen zijn gewoon niet gemaakt voor asfalt! Dan voelen ze opeens niet lekker meer aan. Ik raakte Joyce al bijna even kwijt. Aan het einde nam ik het onverharde pad en zij de asfaltweg en toen presteerde ik het om de laatste paar honderd meter de verkeerde kant op te gaan. Ik voelde me net een kind wat mama Joyce kwijt was. Ik was ook moe hoor! En als dan blijkt dat je terug moet rennen, alleen, dan moet ik mijn best doen om niet in paniek te raken. Aan de ene kant wil ik dan snel stoppen en eten, aan de andere kant: in die onverschilligheid kun je ook nog gevaarlijk lang doorgaan omdat het besef een beetje weg is. Het duurde niet lang of ik zag het felgele t-shirtje zitten. Ruim 19 kilometer. Meer dan genoeg.
Een heerlijk bakje hangop en een pannenkoek verder zat het feestje er gelukkig nog niet op. Ik baalde dat ik ‘s middags een andere belofte had. Uit dit prachtige natuurpark wilde ik eigenlijk niet weg! We hadden nog tijd om een witte fiets uit te zoeken. Via het asfalt reden we richting Slot Hubertus. Hoe lekker is fietsen dan! Ik begon te begrijpen dat Joyce niet zomaar ‘moe’ of ‘op’ was, maar dat haar heup onwijs veel pijn doet met dat mulle zand. Daar loopt ze dus vaak doorheen. Voor de hertjes, de zwijntjes, de vergezichten en de lage bomen. Omdat je er zoveel meer energie voor terug krijgt als de pijn kost. Tjonge. Daar past alleen maar respectvolle stilte.
We fietsten nog 7 kilometer erbij. Laat dat zwemmen maar zitten vandaag. Dit was meer dan mooi genoeg. Ik heb enorm genoten en het geweldig gehad. Dit is Nederland in een trail. Dit is heel puur. En… heel veel zand 😉