Maandag was ik weer ietsje beter, maar nog wel erg moe van gewone dingen. Ik was nog een dag ziek op het werk en ik zat gewoon veel op de bank niks te kunnen doen. Het ligt niet aan mijn ijzer gehalte (HB van 8,3 is prima), mijn hartslag bij de dokter is laag (55!) en mijn bloeddruk is ook in orde. Ik voel me een aansteller, maar mijn lijf liegt niet: ik ben veel moe-er dan ik normaal ben. Overtraining lijkt het niet te zijn, daarvoor is dit te plotseling en overspannenheid lijkt ook vreemd. De laatste fietstraining moest ik overslaan. We wandelen een uurtje rond, en dat voel ik. Maar ik ben niet meer zo hondsmoe, dus morgen pak ik de draad weer op!
En dat deed ik dinsdag ook: weer aan het werk, met de trein het halve land door, mails verwerken: ineens paste alles weer op een rijtje in mijn hoofd. Van zo’n lange dag ben ik dan wel moe, maar dat is niet gek! ‘s Avonds doe ik aan sport: yoga. Ik vind er geen **** aan: het is mij te sloom, te weinig inspannend. Ik moet er wel van lachen en merk dat ik totaal niet in balans ben. Ik kan me redelijk in mezelf terugtrekken en ben blij als de les afgelopen is. Ik heb ontzettend
zin gekregen om te gaan zwemmen, maar misschien is dat morgen nog iets te veel van het goede. Ik wil in elk geval weer sporten! Dat de zin terug is, dat maakt me energieker en beter.
Woensdag had ik het niet meer: veel werk verzet, Vincent weer van kamp gehaald en toen ontdekte ik dat het alweer vroeger donker wordt. Dus voor het eten ging ik een uurtje fietsen. Ik had de trainer geappt of dat mocht, maar die heeft het met het oog op de triathlon komend weekend te druk om te antwoorden. Het is heerlijk om te fietsen! Bewegen. Mezelf een beetje uitdagen. En me een beetje in proberen te houden. Ik ga door het bos en over de bruggen. Ik zie een vader in een ACR t-shirt harlopen met zijn zoon op de fiets ernaast. Ik zie andere fietsers: dat zijn de helden, ik ben de amateur. Maar ik ben het meest blij dat ik dit weer kan! Voor fietsen is de hartslag wat hoog. Ik kijk niet naar het tempo, maar naar de hartslag. Ik trap lekker door over de lange rechte weg. Wil ik al terug? Nee, ik ga de snelweg over en blijf trappen en trappen. Ik wil over het fietspad langs de bowlingbaan, maar daar besluit ik nog een stuk Trekweg mee te pakken. Ik ga gewoon lekker. De eerste 5 km in 12 minuten, de tweede en derde 5 km in 10 en een halve minuut. Ik ga dus flink door. En dat vind ik leuk! Ik neem de hele Trekweg. Ik ben nog geen uur onderweg en ik pees door. Dan langs de Hogering nog maar. Ik neem het weggetje achterom langs de Sieradenbuurt en dan naar huis terug. Ik heb ordinair veel honger. Verder voel ik me goed. Ik zou door kunnen fietsen, maar het is op dit moment verstandiger me in te houden. Dat was een mooi begin weer! Ik pak het sporten weer op.
En dan krijg ik een bericht terug van de trainer. Als ik in het krantje zit te kijken van de triatlon appt hij vrolijk dat hij blij is dat het weer goed gaat. En dan komt via mijn horloge een puntloos berichtje binnen waar ik eerst hard om moet lachen en daarna helemaal door van slag ben. Hij appt dat ik morgen best mee kan trainen met de club, want er zullen weinig mensen zijn zo vlak voor het triathlonweekend. Hij sluit af met de tekst: “iedereen doet wel iets dit weekend en jij volgend jaar jij die halve toch
Ik moet zeker anderhalf uur nadenken over een antwoord hierop! Wat een uitdaging, wat een vertrouwen… Over een jaar een halve marathon?! Anderhalve kilometer zwemmen, negentig kilometer fietsen en daarna nog een halve marathon lopen? Wat moet ik daar op zeggen: ik twijfel tussen ‘ohja, joh, makkie’ of ‘ben je helemaal van de pot gerukt’ en alles wat daar tussenin zit. Voor het eerst kan ik het niet met woorden oplossen en ik stuur een hele rits aan emoticons terug. Poppetje stil-poppetje denkt-meisje down-oh-bliksempje-poppetje ondersteboven-rood kruis-meisje denkt-tanden op elkaar-grijnzend duiveltje-spiralen-lachend poppetje-ondersteboven teken-uhoh-spookje-leeg tekstballonnetje. Ik kon het niet beter zeggen! En wat krijg ik als antwoord? “Mooie manier om top idee te zeggen” 😐
Donderdag weer een dag werken en dan is er training. Zoals gewoonlijk zie ik er tegenop. Als er alleen maar snelle mensen zijn, ga ik zelf, alleen hardlopen. Er zijn maar 12 mensen, en die lijken me allemaal sneller, maar nu hebben ze me al gezien. Ik ga gewoon langzaam mee. We lopen buiten de baan in en we zijn allemaal stil. Ik raak met een man aan de praat en dan doen we een paar korte steigeruns. Mijn hartslag zit al snel in zone 3. We rekken en strekken en dat voel ik wel! We moeten het trapje op op hoge frequentie en dat volhouden en dan loopt mijn hartslag al zomaar uit naar zone 4. Het is warm, maar deze hartslag is wel wat zorgelijk! We gaan de baan op en daar gaan we verschillende afstanden, verschillende tempo’s lopen. Ik loop met de meneer mee en de eerste 800 m kwebbelen we er op los. 200 m dribbelen. Dan 600 meter die we op duurtempo ook nog kunnen volpraten. Vincent moedigt me aan. 200 m dribbelen. Daarna volgen 400 m op flink tempo. And it does! Nu loopt mijn hartslag op naar 178. Dat is zone 5! geen paniek: adem blijven halen. 200 m dribbelen. Nog 200 meter op hoog constant tempo en dan loopt de meneer mij er hard uit. We wandelen terug. Dan doen we alles in gehalveerde afstanden nog een keer en dan op hogere tempo’s. De meneer en ik blijven samen lopen voor zolang dat lukt. 400 m op flink duurtempo gaan perfecto. 100 m dribbelen en bijpraten. De hartslag ligt hoog, maar daalt ook weer supersnel. 300 m op hoog tempo. Dat lukt ook nog, maar zonder een gesprek te voeren! Dit is zone 3-4, maar mijn hartslag noemt het zone 5 en die zit tegen de 180 aan. 100 m dribbelen. Dan 200 meter hoog tempo: Vincent loopt 150 meter met me mee en trekt me. 100 m dribbelen. Dan nog 100 meter sprinten. Ik laat de man iets voorgaan om me niet aan hem op te hoeven trekken en trek alles eruit, hoe zwaar het ook is. Hartslag 180. Zweet hoor je bijna stromen. Maar het lukt me wel! Even uitwandelen en dan daalt die hartslag razendsnel weer naar 130 terug. We lopen een rondje buiten de baan om uit en ik loop met de moeder van Ch mee, die dit al een jaar doet! Ik heb heerlijk gelopen: het was gezellig en gevarieerd. Maar die hoge hartslagen: tjeempie: ben ik toch nog niet echt opgeknapt dan? Ik loop met Vincent nog een rondje uit over de baan en dan gaat de zon onder.
Vrijdagmorgen snel een tien-uurtje kopen bij de winkel en door naar het zwembad! Ik zie er tegenop, ik zie er naar uit. Ik zie er tegenop omdat ik niet weet of ik de borstcrawl nog ken, ik zie er naar uit omdat ik zwemmen leuk vind! Het water is niet zo koud, jammer. Ik ga in de langzame baan zwemmen, ik ben niet snel, ik ben geen turbo! Eerst 5 minuten schoolslag. Ik bedenk het ter plekke, mijn eigen training! Zelfs mijn langzame schoolslag is al sneller dan de kwebbelaars in deze baan aanhouden, maar ik voel me hier prima thuis. Ik wil me vandaag niet op laten jagen, bij de TVA zijn ze toch allemaal zoveel sneller en beter dan ik. Ik moet even rustig voor mezelf kunnen oefenen. Dan de schoolslag met de ademhaling erbij. Ik moet er even aan wennen en voel dat ik opnieuw conditie ergens vandaan moet halen. Maar het gaat lekker en na 5 minuten heb ik de slag te pakken en geniet ik van het water. De rust, de bodem, de beweging: ik vind het heerlijk. Dan even bijkomen en ik neem het achtje en ga de borstcrawl doen. Ik let niet zozeer op de armslag, die lukt gewoon goed, maar ik let op de ademhaling. Ik hou mijn hoofd zo veel mogelijk in het water. In het begin is dat lastig en voel ik adem tekort te komen, maar al na 50 meter heb ik het te pakken. Ik ga dit 15 minuten doen. Op de ‘terugweg’ gaat het steeds op hetzelfde moment mis: als de bodem weer lager wordt, lukt het me moeilijk de slag vast te houden. Ik concentreer me op dit moment en merk dat het raar is als de bodem dichterbij komt, dat ik dan uit balans raak. Daar zwem ik doorheen en ik blijf kalm. Het voelt als een kleine overwinning wanneer het goed lukt! Ik moet elke keer kijken voor een vrije baan. Ik ga langzamer (maar dan nog haal ik iedereen in) en concentreer me op het uitademen. Dat blijkt de sleutel weer te zijn. En een opsteker is ook om terug te denken aan de eerste keren dat ik hier een baan van 25 meter al onoverkomelijk vond! Ik merk wel dat ik nog moe wordt en ondanks dat ik geniet, is het nog geen routine. Ik hou het nog even bij de armslag en ademhaling, de benen steunen op de pullboy (zo heet een achtje officieel) Ik zou door kunnen naar de snelle banen, maar dit inhalen bevalt me wel: het legt geen enkele druk op me. Na een kwartier ga ik de rugslag doen. Helemaal fantastisch fijn. Ontspannend zelfs. De benen moeten nu meeflipperen. Ik sta wel te tollen als ik even uitrust! Kletsen is niets voor mij deze 3 kwartier. Ik let heel goed op mijn persoonlijke energiebalans. Ik ga een keer in een hele rustige schoolslag op en neer. Ik ga ook nog een keer op en neer met flipperende beentjes, maar dat is zo suf! Toch ben ik net zo snel als de langzame schoolslagsters. En dan de hele borstcrawl. Heel rustig. Ik doe de hele slag echt superkalmpjes en let vooral op het uitademen. Het ritme is heerlijk. Het gaat goed. Mijn benen flipper ik enkel mee om te blijven liggen. Ik leg ze zo hoog mogelijk en vraag me af of dat de truc is. Langzaam houdt in dat ik de armbeweging met een pauze erin maak om onder water te kunnen uitademen. Ik kom nu prima op en neer in het bad. 3 Kwartier is voor mij lang genoeg, maar ik had dit ook nog wel wat langer willen vasthouden. De laatste banen doe ik als de rest uitstapt en ik het gaat echt weer een stukje beter. Ik ben moe, heb geen behoefte aan gepraat en kleed me kalm weer aan. Ik vond het heerlijk.
Zaterdag was een soort van rustdag. Niet bepaald een triatlon-loze dag, want we keken naar de hitte trotserende helden bij de Challenge Almere. Ik heb nog steeds grote bewondering voor mensen die een triatlon doen. Met tropische temperaturen. De meesten kijken er niet bij alsof het gemakkelijk is. Ik voel met ze mee! We zien de winnaar finishen en enkele teamgenoten op de halve triatlon komen binnen. Wat een helden zijn dat. De slogan is: If You Can Dream It, You Can Do It. Werkelijk?
Zondagochtend ga ik zelf maar weer eens hardlopen. Met C en W gaan we de ATBroute in het Kotterbos doen. Het is bewolkt en ik ben de eerste. Tien uur afspreken was niet in het bos, maar bij C thuis. Ik heb mijn rugzakje al om en wil gaan. Ik heb nog meer te doen vanmiddag! Al lopend begin ik te piekeren. Stap voor stap mijmer ik verder. Ik neem een ommetje om de rest voor te laten gaan. Veel hebben ze niet aan mij deze ochtend; mijn gezelligheid zit stil in mijn hoofd. Mijn hartslag is hoog. Erg hoog. Ik hobbel lekker door in mijn tempo en laat me door geen enkel heuveltje ontmoedigen. Ook natte voeten deren me niet. Mijn gedachten echter wel. Ik loop volkomen neutraal: ik vind het niet bijster leuk, niet vervelend. Ik ga over de brug voor de anderen uit lopen. Dit is echt mijn ‘stukje’ route: dit doe ik het liefst en gemakkelijkste alleen. Hard ga ik niet. Ik schuif maar met mijn gedachten tot het plan zich langzaam ontvouwd. Ik heb een beetje hulp nodig, maar ik voel me al wat lichter. Ik loop nog een rondje erbij en haal de andere twee op het asfalt in. Ik begin een beetje te kletsen. Het volgende stukje is ‘van C’. Daar maakt zij lekker tempo, maar ik blijf iets achter. Het ruikt er naar herfst. Moeten ze tien tellen op mij wachten voor we de brug weer overgaan. Ik ga langzaam wat bewuster aan het lopen en iets meer aan het genieten. Daarmee gaat de hartslag ook weer wat naar beneden en kom ik in de goede zones terecht voor een trailrun die best behoorlijk warm aan het worden is. Het stukje met de hoge heuvels achter de stripheldenbuurt vind ik altijd leuk, dat kun je niet doen zonder aandacht. Weer de brug over en dan heb ik geen zin meer. Ik moet mijn gedachten op een rij zien te krijgen en wel NU en daardoor gaat mijn tempo omhoog. Ik ben alles gewoon zat. Ik neem een ommetje en verbaas me erover dat ik de enige ben die de weg hier echt kent. Dan ga ik met ze mee aan het lopen en we raken aan de praat. Over de triathlon. C wil dat ook nog wel een keer doen. Ze wordt gebeld door haar dochter en we stoppen even. De zon komt er door. Dan komen we op mijn tempo-stuk langs het spoor en ik ga lekker stevig door. Mijn hartslag houdt zich eindelijk uitstekend en ik ben ook kwijt wat me dwarszat. Mijn rentijd zit er op. Ik baal een beetje dat ik mijn trailschoentjes niet aan heb, die hebben iets meer grip op alle modder. We gaan nog door het bos en eindelijk klets ik ook mee. Het zit er alweer bijna op. Het laatste stukje neem ik een sprint en de andere willen wel volgen, maar houden dat net iets minder lang vol. Ik spring snel op de fiets naar huis en dat gaat dan weer volkomen moeiteloos. Alsof ik niet net 14 kilometer door het bos heb gelopen over ongelijke paden. Maar ja, ook niet in een hoog tempo dan. Dat lijkt weer weggeëbd, dat tempo. Thuis wacht de douche en vanmiddag een verjaardag.