16 januari: De dag na de trail, de dag na het weekend van de eerste wedstrijd, de drukke werkdag waarop ik op en neer naar Den Haag rij. De dag dat ik niet stil wil zitten. Of toch wel? Het is Blue Monday: een sombere, saaie, kille dag. Toch ga ik ‘avonds met Manuel een rondje rennen. Door het donker. Langzaam aan dribbelen. Het is zilverachtig donker. Door het ijs schittert alles een beetje. Over 6 kilometer doen we 45 minuten, maar dat is niet erg. Ik ben helemaal tevreden en laat blue monday achter me als silver monday
17 januari: Weer zo’n dag. Op en neer naar Delft deze keer. Bakken met werk te doen. Veel tegelijk. Maar ‘s avonds op de bank hangen? Ho maar – dat stemt me niet blijer. Ik verstuur een appje naar het triatlonmaatje of hij mee gaat zwemmen en hoop dat hij niet antwoord, maar helaas: “natuurlijk ga ik”. Oké dan: ik weet niet of het er later deze week nog van komt. Plankje, achtje, brilletje, badmuts, handdoek en off-we-go. Ik zwem voorop. Nog altijd in baan 1, maar ik ben intussen degene die de opdrachten moet onthouden. Moet tellen. Het gaat me goed af inmiddels. Met achtje adem ik 4op1. Ik krijg 1 tip van de trainer (armen ver weg leggen) en een dikke duim. De volgende kleine mijlpaal in het zwemmen is daar: ik hoeft niet meer alleen maar te denken aan hoe ik de slag uitvoer en overleef in het water, ik kan nu mijn gedachten af laten dwalen naar het werk en hoe ik dat morgen eens aan zal pakken.
18 januari: Werk-werk-werk. Ineens leg ik het maar naast me neer, want ik wil met Vincent naar buiten om te rennen! Het is zo mooi buiten met bevroren, witte bomen. We kleden ons goed aan tegen de kou. We gaan langs de plassen en ik geef de training. Rustig inlopen (wat gaat mama sloom) en dan heuveltjes op en af. In de intervallen loopt de tienjarige mama er compleet uit. Maar niet op de langere afstand. We pakken een trapje mee en laten ons op de foto zetten. En we nemen vier keer de steile helling. Koud hebben we het niet.
En daarna weer zwemmen. Nu zwem ik helemaal vooraan. Ik voel het wel. Dat ik gister ook al zwom en twee uur eerder rende. We doen een hele korte onderwaterarmslag (op z’n hondjes) en dan heb ik de armslag pas écht door.
19 januari: Bedrijfsuitje. Katapult bouwen in de kou. En laat thuis: geen mogelijkheid voor een training. Ptjndkk-ie
Ingezonden stuk: “20 januari 2017, Almere. Ik ging met Anke mee om te gaan hardlopen. We reden eerst naar de Kemphaan, ons startpunt. Het was koud en Anke had geen zin. Ik ook eigenlijk niet zoveel, maar ach, we waren er dan toch! Onverhard. Dat ging het worden voor ongeveer anderhalf uur. Voor zover aangevroren grond onverhard is! We liepen over nieuwe paden, maar ik verdwaal daar toch wel meestal. Anke probeerde me een paar keer weg te sturen maar daar trapte ik niet in. Het tempo lag zo laag dat er ruimschoots ruimte was om te kletsen. We liepen een pad in wat niet afgesloten was, maar dat had het wel moeten zijn, want eigenlijk liep het dood. Over leuke steile bevroren zandhopen, dat dan weer wel. En het fietspad was ook zo bedekt dat het prima voor onverhard door kon gaan. We liepen rond en Anke heeft lekker over scholen en leren lezen lopen kwebbelen. We zouden twee rondjes maken van ongeveer dezelfde lengte, dus halverwege kwamen we bijna langs de auto eigenlijk. Best raar. Het tweede rondje leek korter te worden (iets met de weg niet weten en niet twee keer een doodlopend pad nemen), dus toen belandden we aan de andere kant van de Waterlandse weg. Het werd eigenlijk een beetje zwaar en op het lange rechte pad waren we het allebei wel zat geloof ik. Ik vond het pad lang duren (oneindig) en Anke zweeg ook, nou dat wil wat zeggen! Na 7 kwartier waren we weer bij de auto. Gelukkig had Anke water mee want ik was het weer eens vergeten. Van onze verslaggever Manuel M”
Zaterdag 21 januari. De fiets van Vincent is er! De mountainbike. En als ie dan eenmaal groen en glimmend in elkaar zit, dan moet die even getest worden natuurlijk. Conclusie 1: dat ding doet het voor geen meter op asfalt. Conclusie 2: Het schakelt weer anders. Conclusie 3: Je kan er mee vallen en dat is niet leuk. Conclusie 3: Heuveltjes zijn moeilijk op te komen. Conclusie 4: Langs het water fietsen over bevroren modder is best spannend. Conclusie 5: Dit is ontzettend gaaf! Vincent riep “yahoo” door het hele bos, kreeg het warm van het trappen en vond het wat onwennig.
Zondag 22 januari: De CrossCup. Ik had geen zin. Helemaal geen zin. Gewoon geen enkele zin. Niks. Ik voelde me mokkig en moe. Ik wilde op de bank of in bed liggen met een boek en chocolade. Niet door de kou rennen in het bos. Er zat één voordeel aan het ontbreken van enige motivatie: dan kun je je er ook niet druk over maken. Voor de 8 kilometer waren het deze keer 3 rondjes van drie kilometer. (en het was niet eens georganiseerd door de triatlonvereniging) Al die opgewonden, snelle mensen die staan te trappelen. Ik vond er niks an vandaag. Ik wilde er wel een uurtje over doen. Natuurlijk vertrok ik te snel. En toen begon de ellende pas echt: de hartslagbeperking stond nog aan! Volgens mijn horloge mocht de hartslag niet uit zone 1 komen – nou dat is een illusie in een wedstrijd natuurlijk! En dan is een uur heel lang 🙁 Ik werd veelvuldig door bekenden ingehaald, maar ik haalde de andere meiden ook in. Ik vond 3 rondjes heerlijk. Beter dan vier. 1 Drukke ronde, 1 ronde om lekker te lopen en 1 ronde nog iets sneller en rust. Hier en daar lag sneeuw. Ik ken dit rondje wel, ik verheug me op het bos uit de Grijze Jager. Maar helaas is alles nu kaal en kil. Ik riep nog naar SG dat het mijn horloge was dat piept vanwege de hartslag toen ik haar inhaalde. Mijn hoofd was niet rustig. Ik had er teveel stress in zitten om lekker te kunnen lopen. Teveel dingen die ik nog wilde doen. Die ik had kunnen doen in deze tijd. Teveel onrust om me heen. Teveel onrust in mij. Maar ik trapte gewoon door, want wat in mijn hoofd zit, zit niet in mijn benen. Die benen die kunnen wel. Ik vond het lastig achter de finish door te lopen: ongelijke grond en sneeuw. Ik vertraagde wat en pakte mijn eigen steady tempo, terwijl de snellere club mij nu achterliet. Dik 16 minuten had ik er over gedaan, zag ik in de gauwigheid. Het uur moest wel haalbaar zijn! Ik bedacht dat ik nu toch niet meer veel kon doen en dat ik daar nu toch lekker door het bos aan het lopen was en ik vond het wel een beetje afzien, maar toen ik me erbij neerlegde, viel het eigenlijk allemaal wel mee (het onafgebroken gepiep laat ik terzijde, dat bleef hinderlijk en ik snap heel goed dat er niemand om me heen liep). De tweede ronde ging redelijk: ik liep achter een mevrouw in een stoere broek en ruim voor een meneer en ik zag SG ook nog even. Ik werd ingehaald door de winnaars. Mijn trainer stond ook aan te moedigen. En daar is MB! Nooit geweten dat ik zo naar haar uit kon kijken, maar haar aanmoediging en fototoestel doen me heel goed. Ik wist niet eens dat ik haar miste… De tweede ronde had ik iets sneller gelopen, want de klok stond op 33 minuten. En dan begint mijn hoofd te rekenen: ik wil graag onder de 50 minuten komen, maar dan zal ik toch echt aan moeten zetten. Heb ik dat nog? Mijn benen juichen van wel, maar mijn hartslag en hoofd stribbelen tegen. Ik ga inlopen op de mevrouw met de stoere broek. Ik heb alle tijd, maar verhoog het tempo wel degelijk. Of vertraagt zij? De man achter me blijft achter me. Ergens voor het Grijze Jagersbos is mijn Garmin de route kwijt, wat resulteert in een totaal andere kilometertijd als ik ervaar: ik ben echt sneller gaan lopen en niet 20 seconden langzamer! Piep toch op, horloge!! Ik loop hard in op mijn voorgangster. Straks, het laatste stukje als ik over het bruggetje ben, dan ga ik alles op alles zetten. Kijken of ik dat kan.
Net over het bruggetje haal ik haar in en we beginnen aan een heerlijk eindsprint. Zij wint en ik zit net boven de 50 minuten. Maar ik ben er eindelijk eens echt moe van. Ik kan toch zeker 5 minuten niets zeggen. Echt heel tevreden voel ik me niet, ondanks dat ik het ruim onder het uur geflikt heb, want ik voel mezelf in de weg zitten. Het waren dan ook geen 9 kilometers. Ik zet allereerst de hartslagbeperking UIT.