browser icon
You are using an insecure version of your web browser. Please update your browser!
Using an outdated browser makes your computer unsafe. For a safer, faster, more enjoyable user experience, please update your browser today or try a newer browser.

De Marathon van Eindhoven

Posted by on 11 October 2015

Op zaterdag ga ik met Vincent losfietsen. We gaan over de dijk en het is vreselijk mooi. Ik overschat mijn conditie en het arme manneke heeft het zwaar om tien kilometer te moeten fietsen naast een topfitte moeder. Fysiek ben ik helemaal klaar voor de marathon, maar mentaal is een totaal ander verhaal. We halen nog net op tijd de nieuwe compressiesokken bij Run2Day en de verkoper vraagt welke tijd ik in gedachten heb en ik merk dat ik dat niet meer heb. Om twee uur neem ik de trein en Harry reist mee. Ik ben niet mijn vrolijke zorgeloze zelf. Heb minder te kwebbelen en zit veel om tekst verlegen. Spullen afgeven in Eindhoven: water inleveren en het startnummer krijgen. Ik blijf onrustig. Ik klets ook met Zelia bij de thee, maar er zit een enorme nervositeit in mij. Pas als papa me ophaalt bij het station, kalmeer ik van binnen ietsje. Ik kijk eerst of ik mijn schoenen bij me heb als ik in Veldhoven sta. Mama heeft precies de spullen gekookt waar ik om gevraagd heb: macaroni met roerbakgroente en hamblokjes.  Yoghurt toe.
Dan zie ik dat ik vanuit startvak G moet starten! Ik heb mezelf ingeschat op 4:30! Ik ben nu al teleurgesteld in mezelf. Ik weet dat ik daar niet thuishoor en dat maakt het erg moeilijk. Ik kan Harry nooit bijhalen zo. Ik moet het echt helemaal alleen doen.
De spullen liggen klaar, ik snoep nog een hoop gezond fruit en drink veel thee.  Om half elf ga ik naar bed. Ik slaap in en om 12 uur word ik wakker. Ik ga naar de WC en kom niet meer in slaap. Ik lig wel te rusten, maar uur na uur hoor ik de kerkklok. Ik ga nog drie keer naar de WC beneden en lijk amper te slapen. Ik weet nu hoe lang een kerkslag duurt. Als ik dat om drie uur ontdek, kan ik het om vier en vijf uur controleren. Om zes uur ben ik blij nog maar een half uur te hoeven uitzingen.
Om half 7 sta ik op en ben ik heel erg gespannen. Met moeite eet ik 3 boterhammen met stroop die ik niet eens echt lekker vind. Ik leg de spullen klaar en ga terug naar bed. Ik ga in de Margriet lezen en dat had ik uren eerder moeten doen, want mijn gedachten zijn een tijdlang afgeleid! Ik doe mijn kleren aan om een uurtje of half 9, kijk alles nogmaals na en ik weet wie ik waar kan verwachten. Om kwart voor 9 gaan we weg. Nu is er niks meer aan te doen, over een uur mag ik en het wordt steeds minder erg. Hier heb ik immers voor getraind. Ik weet waar ik ga komen: ik ken de route, ik kan het opdelen en ik weet dat ik de eerste 30 km moet gaan genieten. Volgens Merijn de eerste 30km en de laatste 100 meter. Ik hoop dat ik na 35 km nog wat over heb om te versnellen net als bij de 30 van almere. Om 2 minuten voor 10 ga ik het startvak in. Ik heb netjes alles gegeten wat ik moest doen, mijn kleding is helemaal in orde en in het startvak krijg ik nog een allerliefst SMSje van Vincent. Het is nogal koud. De angst is al weg. Het startvak is alles behalve strikt. Ik zie F-jes en I-tjes naast me. Sjit, had ik ook kunnen doen dus. Maar ik sta vooraan.
En dan gaan we. Weg spanning. Weg hekken. Precies op de startstreep gaat het horloge aan. Hartslag in de gaten houden. Onder de 155 proberen te houden.
Km1: Natuurlijk is de hartslag veel te hoog. Langs het stadion. Ik geniet en lach (hardop?): al die mensen die tegen de zon in moeten kijken, al die lopers: zo moet het zijn! Dit is inlopen, ik kan nu toch niks aan de hartslag doen. Straks. Strijp S. Het is mooi hier. Ik merk de schoorsteen op. Kijk goed om me heen. Voorlopig mag ik lekker hardlopen. De ballon met de 4 uurs pacer loopt net iets voor me. Ik ga het merken hoe het gaat. Voor nu is het koud, maar oke. Ik zal toch geen last van mijn sokken krijgen?!
Km2: Een smalle straat. Mensen die over de berm gaan. Ik vind het onhandig, maar ik zoek wel wat ruimte. Ik loop rechtop en kijk om me heen. Aha, zo loopt de route dus. Het evoluon. Hartslag nog steeds te hoog. Ik ga ook snel. Dat komt straks, nu laat ik het even gebeuren. Ik let niet erg op de kilometers. Ik zie wel een tijd langskomen die te snel is. Komt straks wel goed. Naat me lopen twee meiden met camel bag. Die zien er goed uit!
Km3-4 Ik loop lekker in een ritme en kom op temperatuur. Het is fijn over de busbaan te lopen. De hartslag daalt wel iets, maar niet genoeg. Ik kijk naar de andere mensen; meiden, snelheidsduivels, korte hempjes, lange broeken. In de verte zie ik de piek staan en daar staat mama. Ik kijk er naar uit. Ik krijg al een buzzer te horen uit mijn telefoon en begin aan een gelletje. Er staan veel kerels in de berm te pissen. Lekker langs de McDonalds. Zoveel mensen langs de kant! Ik zie mama niet op de Hovenring. Het is er te druk. Vanaf nu moet ik mijn eigen tempo en hartslag gaan oppakken. Laat de rest maar gaan, ik ga nu zorgen dat ik de marathon kan uitlopen. En dan ineens hoor ik superhelder: Anke! En daar links staat mama. Ik zwaai. Onder de snelweg door. Wat heerlijk dat wij lopers nu de wegen beheersen, dat was in de zomer bij de test wel anders!
Km5-7 Ik let niet meer zo op de afstand. De oranje ballonnen verdwijnen in de verte. Haal ik ze straks bij? Slokje water bij de verzorgingspost. Mijn hartslag komt lager te liggen en ik ga lekker verder. Mijn tempo komt ook lager te liggen, maar blijft onder de 5:50. Prima zo. Er loopt een man op slippers! Slippers! Door naar het kunstwerk. Ik denk helemaal niet in hoe ver het nog is: het zijn allemaal kleine stukjes voor me. Ik loop goed om me heen te kijken en lekker te genieten. Ik heb niet het gevoel dat ik te hard ga. Het is leuk om door rood te mogen lopen. En elke km staat er iemand een kilometerbord vast te houden. Die hebben het kortste strookje getrokken, want het is berekoud voor ze. Ik hoor de zoemer prima en eet dan ook meteen gel. Na het kastelenplein zie ik mama fietsen. Op de plek waar ik jarenlang naar de middelbare school fietste, fietst mama nu. Ze hoort me niet, maar ik heb wel steun aan haar als we de Run overgaan. Even later hoort ze me wel en ze blijft in de buurt: “zal ik je een lift geven?” nou nee, ik ga goed en ik wil dit natuurlijk helemaal op eigen kracht doen! Er rijdt een auto tussen de lopers door.
Km7-9 Ik zie dat papa en mama elkaar vinden en da’s prettig, want mama maakte zich even zorgen. Ik ga richting het science parc. De brug over en aan de andere kant lopen er al mensen terug. Het gaat verder uit elkaar lopen en ik krijg het gevoel dat ik ergens achteraan loop. Ik druk de gedachte weg, want het is onwaarschijnlijk met mijn tijden. Het science parc op: daar staan borden met aanmoedigingskreten langs de kant. Geweldig! En uit de luidsprekers komt de ene na de andere opbeurende tekst. Dat is leuk. Het helpt enorm, ik straal ervan. Ik merk als het gelletje inkickt: ca. twee km daarna komt er een snellere tijd voorbij
Km10-12 Er rennen voortdurend mensen langs die de estafette doen of gewoon sneller zijn. Het estafettepunt is rommelig en daar is weer een waterpost. Mijn bidon heb ik nog, dus de waterflesjes heb ik niet nodig, maar een vrijwilliger haalt me in en reikt me mijn eigen flesje aan. Ik ben beduusd en zo aangenaam verrast dat ik daar een kilometer lang stralend op kan doorlopen. Na 2 slokken gooi ik het flesje weer weg. Er loopt een jongen die op mijn neef lijkt en zijn pa op de fiets vraagt met een vet brabants accent of ie een gelletje moet. Ik geef ze de ruimte. Langs de snelweg. Toeterende auto’s. Dat is leuk! Er zijn wat mensen die de helling opfietsen, qua toeschouwers is het rustig hier. Er staat wel een aanmoedigingsteam en dat is gewoon heel prettig.
Km 13-15 Ik zie dat de poort van het science parc waar ik voor stond van de zomer nog steeds dicht is. Ik heb de andere ingang nooit gezien. Een rare plek voor een sponspost.  Ik heb het idee dat de 10km post net geweest is! Op de weg naar het science parc toe lopen nog nauwelijks mensen. Weer bekruipt me even het gevoel dat ik ergens achterop loop, maar achterom kijken doe je niet. Ik zie papa en mama en zwaai nog een keer. Ik ga erg goed.
Km 15-16? Ik weet niet meer welke kilometers ik ben. Het valt me op hoe stil het is zonder al dat verkeer. Hoe groen. En ik ga me aan het vervelen. Simpelweg vervelen. Op naar de witte bollen. De stilte voelt opeens saai aan. Nog 15km in mijn eentje, wat moet ik nog doen?! Ik ga maar aan het rekenen. Hoe lang kennen Rob en ik elkaar al? Ruim 19 jaar. Toen kwam de cameramotor langs. Het was in ‘ons’ stukje lekker rustig qua lopers dus hadden ze ruimte. Hoeveel is 5 jaar? 5 keer 365? Kan ik beter eerst tien jaar uitrekenen. Wat een lieve oma zit daar! Alsof ze alleen naar mij lacht. Tien keer 365 is 3duizend600vijftig. Ik ben al bij de witte bollen! En daar is de cameramotor alweer! Mijn rekensom schoot dus niet zo op! We rennen de Floralaan op en ik probeerde maar te blijven tellen. Maar ik werd afgeleid door de druiven op het tafeltje en de sjieke mensen die een middagje uit waren; aan het aanmoedigen. Ik kan dus het beste twee keer 3650 doen voor twintig jaar. Dat is best te doen. Langs de school met de rare naam: spilcentrum
Km 17 of was ik nog niet zover? De hartslag is redelijk. Zevenduizend en meer, het is gemakkelijk eigenlijk om uit te rekenen. Kijk! Daar staat de naam van Hugo en Rene in krijt op de weg, wat tof. En nog toffer: daar staat Jeroen G! Ik herken hem en zeg al rennend gedag. Dit is de wijk waar ik op kamers zat en met Jeroen een paar straten verder heel veel pannekoeken heb gebakken! Het is een feestje hier: veel supporters, muziek en echte gezelligheid. Mijn rekensom raakt even op de achtergrond. We steken de rondweg over en er staan veel auto’s te wachten. Ha! Op de volgende straat valt de stilte me echt op. Toen ik hier van de zomer liep werd ik gék van de herrie en de drukte, nu is er een serene rust. Een vader leert zijn kleine kind fietsen op straat zonder zijwieltjes, wat een perfecte timing! Die man moet ook lekker doorrennen. Ik geniet ervan. Van de kindertjes die met hun medailles van de minimarathon pronken. De torenspits. Ik lach in mezelf: afgelopen zomer wilde ik maar 1 ding: die toren niet in de felblauwe lucht zien en nu… felblauw! Maar wel heel wat koeler.
Bij het bruggetje waar ik mijn rijbewijs haalde en het daf-museum is een man laaiend dat hij zo lang met zijn auto moet wachten. Ik zoek of het nummer van de winkel verderop het huisnummer is. Nu ga ik een heel stuk alleen moeten doen. Zevenduizendhonderdtwintig dus. En meer. Als we twintig jaar iets zouden hebben. Maar het is pas 19 jaar en een aantal maanden. Tjonge, wat lastig. De parkstraat. Hier straalt de rust er vanaf. Mijn hartslag komt zelfs even onder de 148! Krijg nou wa.
Km19-21 Ik loop maar door en hou het op 7000 dagen. We komen langs het station. Wat een drukte hier! Mensen die dadelijk de halve gaan lopen, muziek. Ik vind het gaaf om onder de spoorbrug door te lopen en kijk naar de beelden waar normaal de auto’s onderdoor razen. En dan staat rechts Sanne met haar heldenbord. Ik herken haar direct en ik voel me groot worden door haar support voor mij! Ik volg haar blog en kan even niet op haar naam komen, maar ze weet niet half hoe welkom ze is.
Km 21-23 De lange weg op richting winkelcentrum Woensel. Ik ga wat minder strak denken. De halve marathon vermeld een tijd van 2 uur, maar ik heb geen idee hoe laat ik weggegaan ben. Ik weet dan dat ik het waarschijnlijk niet binnen vier uur ga halen, maar dat vind ik niet erg. Dat ik pas of al op de helft ben, deert me niet. Ik zie de hekken voor de start van de halve marathon al staan. De weg is nu af en het loopt heerlijk. Ik loop al een tijdlang achter een belg met een groen shirtje aan. Benieuwd of ik het kan volhouden. Deze weg lijkt zo lang, maar niet half zo erg als afgelopen zomer. Ik heb het even moeilijk als ik langs de stoplichten kom waar ik toen moest afhaken. Nu weet ik dat de race nog niet eens begonnen is. Weer een bandje. Ik vind de muziek elke keer wat hard en loop graag snel voorbij. Er loopt een iets te dikke knul een stukje mee. Dwaas! Ik ken dit stuk helemaal niet. Geen idee hoe ver het nog is. Dat maakt me minder flexibel en ontspannen. Ik klink al wat in. Begin te hopen dat Manuel het gehaald heeft en er straks zal zijn. Moeilijk om daar nog zeven kilometer naar uit te kijken, da’s best ver.
Km23-25 In deze hoek ben ik echt nog helemaal nooit geweest. Het is mooi groen en stil en er staan grote huizen. Ik kan al iets minder de mensen aan de kant zien en raak het groene shirtje kwijt. De hartslag klopt nu. Ik voel me moe. Ik eet nog altijd netjes de gels bij de zoemer. Had ik maar meer geslapen vannacht! Bij de 25km drink ik rennend weer een paar slokken water. Ik besef het dan nog niet, maar het gaat al ietsje minder goed met me, ik ben minder gefocused aan het raken. Het genieten schuift naar de achtergrond. We gaan de brug weer over en nu komen we langs Miekes oude huis. Weer harde muziek.
Km26-29 Dadelijk komen we langs de speeltuin. Hoe ver nog tot Manuel? Ik wist dat dit lastig zou zijn, maar ik kijk nog wel goed om me heen. Zie de mevrouw die zo snel lijkt, naast de kant staan te spugen en de toeschouwers die haar scherp in de gaten houden. Hardop zeg ik: “Joyce, ik neem je even mee, loop maar naast me, dit tempo is nog hoog genoeg voor je hoor!” Ze is even vlakbij. Ik hoor de prachtige zangeressen: kijk, dat is nou mijn muziek, maar blijven luisteren doe ik maar niet! Hoeveel bochten nog? Ik raak het spoor bijster en neem nog een gelletje, omdat ik geen zoemer heb gehoord, door de muziek misschien of door het telefoontje wat ik (ongelegen) kreeg?
Km30-32 Manuel! Ik herken en zie hem direct. Nu al? Of nu pas? Dat weet ik niet meer zo goed. Ik geef hem mijn belt en tegelijkertijd neem ik nog een paar slokken gel. “hoe gaat het?” vraagt Manuel, maar ik merk dat ik moeite heb die vraag te beantwoorden. “laat mij maar praten”, grinnikt Manuel met zijn schattige accent. Dan hoor ik Mieke en Laura en ik werp ze mijn belt toe en ook mijn gel – dat is wat dom! Ik voel me een stuk lichter zonder belt. Ik praat met Manuel dat het moeilijker wordt en dat ik hem niet genoeg kan bedanken. Hij legt uit waarom ik zijn zondag niet verpest, maar verrijk. Ik meld trots dat ik nog niet boven de 5:50 heb gelopen. Dan gaat hij vertellen over de loopjes van ons samen. Ik luister terwijl hij zijn top-10 maakt. Toen ik riep dat ik het Hollandse Hout niets leuk vond, greep Manuel naar de gels. Ik neem nog een beetje: over een kwartier weer om half twee ofzo. Ik hoor geen zoemer meer. Ik wijs Manuel nog op de pitstop: het kindercentrum. Manuel is in deze hoek van Eindhoven nooit geweest. Langs de sportvelden. En dan gaat het mis. Omdat de tijd boven de 6 minuten komt voor het eerst? Ineens heb ik nog maar 1 gedachte: “dit is onmenselijk zwaar. Het is gekkenwerk!” In alarmrode hoofdletters.
Km 33-35 Dadelijk staat Mieke er weer. Op de hoek bij de brandweer zie ik haar en Laura. Jeroen heb ik niet gezien, gek genoeg. Aan de andere kant staat het juich-team. Manuel voelt zich wat ongemakkelijk erbij. Ik lach nog wel een beetje om de heerlijke aanmoedigingen. Van binnen denk ik alleen maar: dit kan een mens niet. Mijn tekst is op. Ik hoor Manuel niet meer als we de drukke Boschdijk oversteken. Ik kan hem en zijn plan voor zijn marathon niet meer volgen. Een meneer schat ons in op 4uur5, maar Manuel moppert dat we dat niet willen horen. Ik ben er amper mee bezig. Dan volgt de misselijkheid. Ik voel buikpijn en baal. Ik zie Mieke meefietsen en Laura meesteppen. Met moeite krijg ik het Manuel duidelijk gemaakt: mijn lieve nichtje stept mee!
Ik voel me niet lekker. Ik voel me helemaal niet goed. Of we over het fietspad of over de weg onder het spoor doorgaan weet ik niet eens meer. Alles wordt klein. Alles begint alleen nog maar te draaien om niet leuk-zwaar-pijn-kan niet-buikpijn. De stukken lijken eindeloos lang.
Laura aan de ene kant en Manuel aan de andere kant steunen mij, maar ze kunnen niks voor me doen. “Je gaat goed” roept Mieke, maar ik denk alleen maar: nee, het gaat heel, heel slecht. Ik geloof dat ik haar dat roep. Kon ze mijn gevoel maar even overnemen!
Ergens voor het 35km punt ben ik erg misselijk, geen gel meer voor mij, geen water. Ik wil niet kotsen, maar alles protesteert. “Verheug je vast op de hamburger” zegt Manuel – dat is zijn slechtste tekst, want ik moet nu niet aan eten denken!
Km 35-38 Manuel praat over de Hertgang: hij is er nooit geweest. Om me heen gaan veel mensen wandelen of rekken. Ik ben volledig uit balans. Wil niet meer. Ik kan Manuel met moeite volgen en iets terugzeggen is onmogelijk. Ik kokhals. Ik erger me aan mensen die wandelen, bijrennen, wandelen: de stomme man heet Leon. Het bord van 36km. Deze keer kijk ik of op de andere kant de hm-kilometervermelding staat, maar dat is niet zo. Nog 4 kilometer. Wat een eind! Ik kan echt niks meer zeggen of helder denken, liefst wil ik ook gaan wandelen, maar Manuel houdt me in looppas. Er staan supporters onafgebroken Petje-af te zingen met bijpassende beweging en petje. Leuk! Maar echt tot de onderste laag dringt niks meer door. Het genieten is helemaal weg. Dit is afzien. Hoezo is het nog vier kilometer, ik moet tot 42, dus het zijn er nog 6! Daarover moet ik al lang nadenken.
Ik hoeft niet meer onder de vier uur te komen, niet meer onder de 4:12, de belangrijkste zaak nu is om er te komen. Om de stad weer in te komen. Hou het klein! Versnellen is onmogelijk. Manuel houdt het simpel: in dit tempo halen we ook nog veel mensen in, ga door. Zijn beste tekst is: “dit is wat Merijn bedoelde met duwen, meer kun je nu niet doen”. Die gedachte kan ik zelf niet meer bedenken, maar het helpt me enorm.
Km 38-40 We gaan de stad in. En ik kan weer ademhalen. Nu zijn het echt nog 4 kilometer en Manuel gaat me er doorheen helpen. Als ik maar blijf rennen. Ik zie het heldenbord weer en wijs Manuel erop. Ik vind het weer zalig om door haar te worden aangemoedigd. Verschillende mensen die je alsmaar terug: de gele ballon, de surinaamse die blijft roepen hoe goed ze ons vindt. De misselijkheid ebt helemaal weg. Hier ken ik het weer! StrijpS. Ik kikker weer wat op en besef hoe moe ik ben. Dit hoort erbij. Het is onmenselijk, maar het hoort. Manuels tekst is alleen maar dat het goed gaat, dat het tempo goed ligt, dat het gaat lukken. Meer hoeft ik niet te weten. Maar het duurt even voor ik hem kan vragen het klappen na te laten. Ik wil hem vertellen dat Coy in Parijs gaat lopen als we iemand zien die op haar lijkt, maar dat kan ik niet meer. Dat ik hier al geweest ben en dezelfde kant langs de schoorsteen liep, daar heb ik ook geen adem meer voor. Het stadion. De opblaasknakker met de hamer. Het blijft bij registreren: er dringt weinig meer door. De mensen langs de kant, het zijn er veel, maar er komt niets meer echt binnen. Ik moet, kan en ga nu weer iets harder. Op naar Rob en papa! Onder de trappen door van de 40km. Ik wil dat Manuel meeloopt over Stratums Eind.
Km40-41 Ik zie nergens meer hoe ver het nog is. ‘De laatste kilometer’, zegt Manuel, maar is dat zo?! Het is druk op de markt, vol geluiden en mensen. De steentjes zijn niet glad, zoals twee jaar geleden in de regen. Stratumseind: de geur van bier, de mensen zonder dranghekken: het voelt feestelijk aan, maar nog steeds komt er weinig echt binnen. Die ene mevrouw die roept: “Kom op Anke, haal die heren in, je kunt het vrouw!” die komt aan. Ik haal de heren in.
Het bruggetje op. Hoe ver is het nog?! Ik heb geen enkel idee!
Km42 De haarspeldbocht door. Manuel wijst zijn studentenhuis aan. Ik zie het. Maar ik ben de weg totaal kwijt. Ik ga harder omdat ik er vanaf wil zijn. Manuel moet van het parcours af en hij rent nog een stuk mee tussen de menigte door. De rotherrie van de blauwe vlaggetjes. Ik zie Rob en Vincent niet op de tribune. Ik zie de klok in de verte: 4:08. I don’t care. Manuel strand en dit laatste stukje doe ik alleen. Sorry Merijn, ik geniet er niet van: ik ben er te moe voor. Dan zie ik papa en mama staan. Rob en Vincent zie ik niet en ik mis ze. De finish over. Ik juich en voel een enorme ontlading. Ik heb geen stap gewandeld. Ik zet mijn horloge direct uit, zoveel tegenwoordigheid van geest heb ik nog: 4:05. Ik weet direct zeker dat dat klopt. En het is goed zo.
 
In ferme wandelpas ga ik nu even verder. Een EHBO’er spreekt me even aan of ik tevreden ben, maar dat weet ik niet echt! Ik ben uitgeput. Ik zie papa en mama doorlopen. Ik krijg een flesje AA en een medaille. Ik weet precies wat ik voel en ik ga daar graag doorheen. Vorige keer kon ik dat niet, was ik te ver gezakt, dus gek genoeg geniet ik nu van de onovertroffen vermoeidheid. “Anke, je loopt nog”, roept Gertine. Ik zeg dat het zwaar was en vraag naar hun tijden: allemaal onder de 4 uur en Harry ook (hoewel hij kotste na de finish)! Ik ben blij voor hem, maar wil naar papa en mama en Vincent.
Ik loop door. Ik besef dat ik nog loop, dat ik niet geblesseerd ben. Ik besef dat ik heel, heel moe ben, maar niet dodelijk uitgeput. Dat ik dit alles bewust meemaak. En daar is papa met mijn trui. Ben je tevreden, vraagt mama. En ja, dat ben ik. Maar dat dringt niet echt tot me door. Dit is prima. Ineens staat Vincent daar en ik knuffel hem. Hij is bang dat ik niet blij ben omdat ik niet onder de vier uur gelopen heb. Maar dit is wat erin zit.
4:05:27. Ik vind het geweldig, maar het viel niet mee. Pap zegt dat hij hartstikke trots op me is en dat meent hij. Dan val ik om Rob heen en ik moet heel hard huilen. Mijn emotie is immens intens. Het is geen verdriet, niet eens trots, of geluk, maar één van de allerdiepste emoties die ik ooit heb gehad. Het is niet erg, ik ben ook blij dat ik nog kan “voelen”. Dan begin ik te trillen. Niet eens zozeer aan de buitenkant, maar van binnen. Niet dat ik het koud krijg, maar mijn lijf geeft aan dat het nu klaar is. Ik moet iets warms aan gaan doen. Dag Manuel, bedankt, wij gaan naar DLL. We moeten ver lopen. Ik loop gewoon mee. Ik voel wel dat mijn lichaam roept om warmte, maar ik wéét zo goed dat ik wandel. Mijn lijf is moe en heeft gepresteerd, maar ik kan de trappen over en lach om de martelgang die dat zou moeten zijn! Bij DLL moeten papa en mama naar huis. Rob en Vincent mogen ook niet mee doorlopen naar het lopersgedeelte. Ik ben doodmoe als ik mijn tas aanpak. Ik loop naar de kleedruimte en daar krijg ik kramp in mijn linkerkuit als ik mijn sok uitdoe. AUAUAU, maar ik zal het zelf moeten doen…
De hele marathon heb ik gelopen. Alle 42km. In tegenstelling tot vele estafettelopers. Soms dringt er een brokje door. Maar echt beslissen kan ik nu niks. Rob vindt het goed als ik me laat masseren. Ik wacht tot ik aan de beurt ben en blijf een beetje mistig in mijn hoofd. Ik wil slapen. Het laatste waar ik behoefte aan heb is eten, ondanks de geuren die passeren. Ene Jan masseert mijn soms pijnlijke kuiten. Ik blijf wakker. Vertel hem dat ik overmorgen post wil rondbrengen. Met de auto? vraagt Jan lachend. Ik zeg dat ik hem weer opzoek als ik de auto moet nemen!
Ik neem een kwarkje, een eierkoek en werk een smoothie naar binnen. Geen enkel spoor van misselijkheid, maar ook geen honger. Met het kwarkje ga ik langs het shirt-standje en ik kies maar voor maat 36. Ik vind Rob die lekker warm zit  in de zon terwijl Vincent speelt. Naar de WC en naar de auto. Ik ben klaar hier! Het is ver lopen naar de auto. Dat doet me niks. Ik baal gruwelijk dat mijn horloge leeg is: deze stappen doe ik voor niks! Ik zoek andere tijden op op mijn telefoon en dan is die ook leeg. Dat vind ik veel en veel erger dan dat ik weer moet lopen. Heb je 42 km hardgelopen en dan wandel ik behoorlijk moeiteloos nog een kilometer extra naar de auto terug! Ik ga moeiteloos het trapje over. Dat verbaast me. Over het Wilhelminaplein waar ik ging stappen. Langs de dansschool van vroeger. Ik ben nog even in Eindhoven, nog even jong en klein. Dan stappen we in de Skoda.
We gaan meteen langs de snackbar en ik twijfel over de hamburger, de vorige keer dat ie ter sprake kwam was ik te misselijk. Ik neem ‘m toch maar! Thuis heeft Manuel een prachtig pakketje gebracht. Dingen die bij mij horen en het raakt me diep. Ik moet hém bedanken! Ik eet het bord friet maar half leeg. Bij het kijken naar de F1 wordt ik moe. Het lijkt erop dat dat komt doordat ik een nacht zo weinig geslapen heb!
Om half 11 ofzo gaan we naar bed en ik slaap snel in. Om 3 uur spuugt Baksteen en ik word onpasselijk van de geur. Ik moet het nu opruimen! Dus ik doe het licht aan en ruim de kots op. Ik ga naar de WC en daar stinkt het ook, naar sokken. Ik ga beide huisgeurtjes nog langs. Als ik in de slaapkamer komt, vraagt Rob: heb jij geen spierpijn?! Eh, nauwelijks. Ik voel mijn bovenbenen, maar niet genoeg om niet op en neer te willen lopen, niet genoeg om niet te kunnen bukken. Dat besef houdt me een uur lang wakker. En de vraag: en nu? Wat komt hierna?

Comments are closed.