Hier had ik 21 kilometer moeten lopen.
Ruim binnen de twee uur. In 1 uur en 50 minuten.
Dat had ik gekund. Denk ik
Maar het mocht niet zo zijn.
Gisteren haalden we Vincents startnummer op en mijn beide startnummers wisselden we om voor 7 kilometer. De trainster stond er en ze vond het echt rot voor me: “Ach, meissie; je liep zo ontzettend goed.” Een fijn compliment, maar ik had er wel moeite mee!
2 Startnummers voor 7 kilometer. 1 Voor mij en 1 voor mijn vriendin. We zouden samen gaan lopen op haar tempo. Ze doet het pas drie maanden, dus dat tempo ligt niet hoog. Dat is voor mijn voet het beste. En voor mij ook, anders zou ik toch maar te hard gaan! Die voet, die doet geen pijn meer. Ik kan er ‘s morgens meteen op gaan staan.
Eerst mocht mijn kleine vent lopen. Heerlijk! De zenuwen, de kleine beentjes die rondgaan en ik was in zijn plaats ook nerveus. Maar hij heeft 1,8 kilometer gelopen in 11 minuten en was apetrots op de medaille! Terecht.
Het was fijn om andere lopers te zien. Vele anderen te spreken. Te kennen. De trainer was er en hij vond het goed dat ik langzaam de 7 kilometer zou gaan lopen. Een andere ‘concullega’ te zien die niet mocht lopen omdat ze geblesseerd was. Een zieke te spreken die tóch gaat. En zo kwam ik ook in het startvak met een superzenuwachtige vriendin. Ik hield letterlijk en figuurlijk haar hand vast. Om 11 uur mochten we gaan, maar om 3 over 11 waren wij pas op de startstreep. Mijn voet deed pijn. (in kleine letters….)
We liepen de stad in en onder de tunnel door. Ik liep gewoon te genieten. Rustig aan om me heen kijken, zwaaien. Ik merkte de kinderen op, andere lopers. De eerste kilometer deden we volgens mij in 8 minuten, maar mijn horloge is nu ingesteld op fietsen. Het was druk en vol. Ik zag bekenden op het parcours. We gingen door het stadhuis en ik fotografeerde mijn vriendin zelfs. Ik had alle tijd.
Ze had het de tweede kilometer al zwaar. Ik ook, maar enkel met mijn enkel 😉
We liepen richting de blowboat en het stonk daar. Links en rechts werden we ingehaald. Ik vond dat lastig, maar ik bleef strak doorgaan in het rustige tempo. Op de stad uit over het nieuwe fietspad en door naar het industrieterrein. Hier hebben we dit getraind, daar dat: het staat allemaal in mijn geheugen en ik weet, oh, ik weet dat ik sneller kan; maar ik doe het NIET. Mijn hartslag blijft net zo laag als het tempo.Kilometertijden boven de 7 minuten zijn mij vreemd, maar ik geniet wel van het hardlopen op deze manier!
Mijn vriendin had dorst. Ik baalde dat ik mijn waterbelt niet meehad, maar ik heb er geen moment aan gedacht. Gek dat zij het zwaar heeft en ik erbij loop en geen moeite ervaar. Ik voelde me soms schuldig en wilde haar hand wel pakken om haar mijn energie te geven. Ik zwaaide naar de trainster, de fotograaf en luisterde naar de mensen om me heen.
We gingen weer terug richting de stad en het ziekenhuis, maar we moesten het park nog door. De drankpost liet lang op zich wachten. We gingen niet wandelen, maar verlaagden het tempo wel op vriendins verzoek. Bij de drankpost stond de directrice van Vincents school, dat vond ik heel leuk! We liepen dronken iets en toen hobbelden we het bos door. Ik vond het daar echt, echt moeilijk om niet gewoon hard naar de finish te rennen. Mijn voet deed geen pijn meer, ik zat vol energie! Dus ik maakte nog een foto, kon ik eventjes vooruit rennen…
Het laatste stukje was loodzwaar voor mijn vriendin. Zo lang heeft ze nog nooit achter elkaar hard gelopen. Ik herinner haar daar aan op de brug en SMS dat we eraan komen. Jaja, ik heb tijd om te SMSen!
We zijn er bijna en in het zicht van de finish neem ik mijn vriendin bij de hand en we zetten samen aan tot een sprint.
Eventjes nog 100 meter op ‘mijn’ tempo! Ik ben apetrots dat het haar lukt en dat we samen over de eindstreep komen. Achteraf blijkt zelfs onder de 50 minuten! De trainer wacht ons op en ik krijg de welverdiende medaille. Niet voor de prestatie, maar voor het niet-leveren van een prestatie. En dat is een prestatie op zich! 🙂
Ik ben niet moe, niet bezweet, niet kapot. En -eerlijk is eerlijk- niet echt tevreden. Wat had ik graag die 21 kilometer gelopen. Wat was ik graag stuk gegaan in het zonnetje. Wat was het moeilijk om de andere finishers te zien op de halve marathon. Toen kwam ik de trainer weer tegen en hij vroeg me toch om geen afscheid te nemen van het hardlopen. Dat ga ik niet doen. Volgende keer wil ik de zenuwen, de halve marathon en mijn tijd. Nu wil ik eerst van de pijn af in mijn voet, want ja, die is terug. Niet zo heftig als het weken geleden na de tien kilometer was, maar het is nog niet zomaar 1,2,3 over. Die blessure laten genezen vergt ook veel, die ‘loopklus’ is ook zwaar en daar komt geen medaille voor. Daar beschouw ik deze dan voor in de plaats! Welverdiend dus 😀