Omdat het zomer is, wordt er op verschillende plaatsen getraind. Vandaag was de beurt aan een tamelijk willekeurige kruising, maar mij maakte het niet uit. Ik ging gewoon mee met mijn loopmaatje. Druk was het niet met tien mensen. Ik was al moe van het werken, maar ik ging toch maar. Tien kilometer op een voor mij willekeurig tempo. Het liefst onder het uur, maar ik had al zo lang stilgezeten en ik was al moe!
Ik was stil en redelijk neerslachtig omdat mijn ouders nog steeds niet kunnen helpen bij het oppassen. We gingen niet inlopen, om 2 minuten over acht vertrokken we gewoon. Ik liep al snel naast een man, maar ik wist niet goed of en hoe ik een conversatie moest beginnen, mijn hoofd zat vol werk en deze meneer leek me niet geïnteresseerd in jeugdtelevisie. Er kwam een andere man bijlopen die mij ook bij de Almere City run vorig jaar heeft aangesproken en ik had ineens geen zin meer in contacten. Ik liet me na anderhalve kilometer wat terugvallen. Mijn database op mijn horloge was vol, waardoor ik de kilometertijd niet kon zien, maar het boeide me ook niet.
Ze liepen al snel op me uit en we hobbelden over het industrieterrein. Ik werd ingehaald door iemand die 7 minuten later was begonnen 😉
Ik werd niet heel moe van het tempo. We liepen langs de gevangenis en ineens, na twee of drie kilometer had ik geen zin meer. Ik was te moe. In mijn hoofd. Het voelde aan alsof ik aan het sloffen was, maar de kilometertijd lag op 5:30. Gek genoeg drong er weinig tot me door, behalve dat ik intens verdrietig was en dat die tien kilometer het snelst hardlopend achter de rug waren. Ik was bezorgd en de weg steeg tegen een straffe wind in omhoog. Ik zweette en verloor nog meer vocht. Op de dijk zag ik dat ik al halverwege was. Ik was mijn telefoon vergeten aan te zetten in de eerste 3 kilometer, nu had ik geeneens meer zin om mijn muziek aan te zetten.
Langzaam aan hobbelde ik verder. Ver voor me renden de mannen en achter mij zag ik niemand meer (er hadden er toch twee moeten zijn). Ik liep alleen maar te sippen en kon het niet opbrengen te genieten van de ondergaande zon, de vrijheid en de kracht die ik tijdens het lopen ontwikkelde. Ik dacht in zeilboten en ondraaglijke deadlines. Er was geen moment waarop ik besefte dat ik best hard liep.
De brug weer op en ik zag een naaktslak die op een sigaret lag, dat vond ik grappig. Daardoor moest ik na 8 kilometer voor het eerst een beetje lachen. Mijn tijden gingen wat naar beneden en het drong tot me door dat ik alles onder de 6 minuten aan het lopen was. Het voelde weliswaar aan als 7 minuten, maar zo sloom ging het niet! Ik zag mijn voorgangers niet meer en moest maar eens goed gaan opletten op de pijlen op de weg. Toen kwam de trainer die ook mijn schema (wat ik al enige tijd niet meer volg) maakt er op de fiets aan. Daar ging mijn kans op afsnijden, grinnik.
“Hoe gaat het”, vroeg hij en ik zei alleen maar ‘slecht’. Ik vroeg hem of ik hem later even kon spreken want ik heb wel vragen over het schema. Nog anderhalve kilometer, zei hij. En toen drong tot me door dat ik dat gemakkelijk binnen een uur ging redden en nog wel sneller ook! Ik was niet moe, tenminste niet van het lopen. Ik was daarentegen uitgeput in mijn hoofd. De trainer fietste een stukje naast me op en vroeg waarom het niet ging. Ik vertelde dat het werk-gerelateerd was en dat ik mijn hoofd niet leeg kreeg. Ik had nogmaals tien kilometer moeten lopen! Dat was inderdaad niet zo best, gaf de trainer toe, maar hij voegde eraan toe dat ik behoorlijk hard liep voor een slechte loop. “Of is dat omdat ik naast je fiets?” vroeg hij. Dat vertraagde me juist! En ik liep me groot te houden, kost ook extra energie. Na een paar honderd meter fietste hij de anderen tegemoet.
Ik grinnikte nog over de stoere jongens die op het bankje samenkwamen, met hun…. Skoda. Toen dacht ik: nog 500 meter, ik zie de finish en wat heb ik hier op dit stukje al hard gelopen. Nu mogen mijn benen het overnemen. En ik zette me toch een versnelling in! Ongebrijpelijk! Mijn benen, knieën, voet: die wilden wel – het lag aan mijn hoofd! Verdomd dacht ik, ik ga het halen en op 55 minuten en 55 seconden kwam ik binnen.
Was ik moe? Nee, niet bezweet van het hardlopen. Was ik kapot? Ja, ik was diep ongelukkig. Hoe zwaar kunnen 10 kilometer zijn!
Ging het goed? vroegen ze. Nee, antwoordde ik kortaf en ik wandelde naar mijn fiets om water te halen. Ik had geen zin om iets uit te leggen. Als je nauwelijks traint en dan nog zo hard kunt lopen, hoe slecht moet je je dan voelen? Hoe ontevreden kun je zijn? Nou, ik wist het wel: de tijd deed me niks, ik had gewoon nergens meer zin in.
De trainer raadde me aan toch twee a drie keer per week niet op de bank te blijven zitten. Soms gaat het nu eenmaal niet zoals je wilt en moet je de energie verdelen. Voor mijn blessure is het een fijne tijd.
Nu weer door naar het werk!