Een lange duurloop, die had ik lang niet meer gedaan. Meer dan tien kilometer, met een enorme voorkeur voor de acht, heeft er de afgelopen weken niet meer in mijn benen gezeten. Dus was het even weer inplannen en lichte zenuwen voor ik er ‘s middags tijdens schooltijd op uit ging trekken. Tempo werd weer een gok, maar alles met een zes beginnen was wel het minste. Anderhalf uur volhouden was de hoofdzaak.
Ik kon weer een droompje najagen: de nieuwe brug over de A6 over, die bewaarde ik voor het laatst. Eerst langs de brandweerkazerne en onder de bomen door en de eerste kilometer was qua tijd een akkefietje tusen mijn garmin en de telefoon app. Vond de garmin het een keurige 6:09, de app vond het sneller met 5:52. Ik ging voor de garmin en ik hield het tempo aan, wat me uitstekend beviel omdat het lekker rustig was. Toen ik de vaart overstook viel de tweede kilometer en de garmin en de app waren het eens met 5:50. Maar mijn tempo ging gewoon goed, het voelde niet als te hard, dus ik hield het maar aan. In de zon vielen er een paar druppels, of zouden het zweetdruppels zijn geweest?!
Ik merkte dat het gewoon lekker ging en dat ik het ook al best warm kreeg. De 5 kilometer haalde ik vrij gemakkelijk binnen het half uur. Ik besefte dat ik ook pas op een derde was. En dat ik goed gekozen had, ik had de wind mee op het lange rechte stuk! Dat kwam mooi uit, zeker met de tijden, haha. Ze gingen onder de 5:40 en bleven daar drie kilometer lang op hangen. De uitdaging om de tien km onder het uur te houden, werd wel groot! Acht zaten er al op – nu begon het pas…Ik had geen water meegenomen en daar had ik beetje spijt van, een beetje maar.
De brug op ging lekker. De brug over nog beter. Ik genoot er van!
Ik heb geen hertjes gezien. Ik hoefde niet naar de WC. Ik had geen last van mijn voet. Ik had geen last meer van mijn lies. Ik had weinig fijne muziek – het was niet wat ik zelf gekozen had, maar het staat wel op mijn telefoon, dus ik luisterde er naar.
Op de brug over het water viel de 10km en die lagen ruim binnen het uur. Netjes zeg. Deze brug vind ik wat enger.
Op de brug sloeg de twijfel toe: (kan het in hele kleine letters) ik ren dus ‘zomaar’ na een flinke zomerstop tien kilometer onder het uur en ik ga gewoon weer een heel eindje lopen. Zomaar tussendoor. Na blessureleed, na een enorme hardloopdip. Ik zou ook zo een halve marathon kunnen lopen (al is dat misschien niet onder de twee uur). Zou dat toch met t.l.nt te maken hebben (mij zul je het niet uit zien schrijven)
Toen mocht ik door het bos terug. Ik wilde graag de 10 engelse mijl gaan halen – dat is 16 kilometer. Waarom, waarom, waarom zou ik toch niet tevreden kunnen zijn met 15 kilometer?
En toen had ik wind tegen. Niet op gerekend. Om er snel vanaf te zijn ging ik sneller in kilometer elf, terwijl ik me voorgenomen had na de tien kilometer toch echt met zesjes te beginnen. Tegen de wind in legde ik het tempo wat hoger en daardoor kwam die ook nog uit onder de zes minuten volgens de app, de garmin maakte en 6:01 van. Dat betekent dat het tempo al een uur lang boven de 10 kilometer per uur ligt. In een uur heb ik precies 10,5 kilometer afgelegd. Ik ga het bos in. Dat vertraagt.
Ik vind het pad te fijn, het bos is prachtig nu er al paddestoelen opduiken en bladeren op het pad liggen.
En deze obstakels stemde me niet tevreden! Snelverkeer in het bos – ga toch weg! Op ‘mijn’ pad. Bah zeg. Het tempo begon lekker met zesjes. Omdat ik ook nog foto’s maakte. Ik zag een enorme paddestoel en ik vind het zo leuk om daarna ineens weer op de lege vlakte te lopen.
Ik kreeg gepiep in mijn oor en daar ergerde ik me vreselijk aan. Was het een oproep, een herinnering, iets op de telefoon? Het bleek na een paar geërgerde wandelstappen mijn koptelefoon te zijn die bijna leeg was. Heel naar, elke 30 seconden piep-piep-piep door de muziek heen. Daarom wilde ik richting huis. Toen ik dat had besloten, ging het tempo weer omhoog tot onder de de zes minuten over kilometer 14. Ik wist dat de vijftien kilometer wel ging lukken. En toen moest ik weer kiezen of ik niet meteen door zou lopen naar school. Ik werd een beetje moe. Ik wilde 15 kilometer graag binnen anderhalf uur lopen en dat lukte ook, gemakkelijk. De koptelefoon gaf het op, maar gelukkig vertelde de telefoonapp hardop de kilometertijden.
Door dus naar de tien miles. Ik ging niet meer zo hard, want ik wist ook niet hoe lang ik anders op school moest wachten en afkoelen. Zestien kilometer in vijfennegentig minuten. Goeie tijd. Voor een oefenrondje. Voor de eerste keer boven de 10 kilometer in augustus (hallo- het is al de 29ste). Gemiddeld 10 kilometer per uur. Ik rende langzaam uit en deed op het schoolplein een cooling-down. Had ik mooi wat aanspraak en oogste ik wat bewondering 🙂
Thuis bleek dat ik eigenlijk honderd minuten had moeten lopen. Eigenlijk ook maar 14 kilometer. Te korte en te veel telt toch ook wel?