De Kidney Run is een hardloopwedstrijd in het donker. Ik ging voor de 10 kilometer, zo’n beetje besloten door de trainer dat ik die eens voluit mocht gaan lopen en dan kan hij aan mijn hartslag zien waar het omslagpunt zou moeten liggen. “out of box volle bak” stond in het schema.
Ik stond ‘s morgens op met een hele lage hartslag van 44 slagen per minuut. Ook na enkele metingen kwam dat er nog steeds uit! We hadden een feestje ‘s middags en ook daar lag mijn hartslag nog onder de 50 slagen per minuut. Ik heb alle lekkernijen af moeten slaan, dat viel niet mee. Ook de tijdsplanning zat niet goed in mijn hoofd: tussen kwart voor 6 en 6 uur wilde Vincent dolgraag in het donker de twee kilometer lopen. We moesten dus op tijd weg op het feestje en ik had alles al bij me. Ik zou daar tussen 6 uur en half 8 wachten op mijn wedstrijd, maar het was koud en dan is anderhalf uur erg lang. Om vier uur besloot ik stante pede te gaan eten en wel rijst met roerbakgroente zodat wij om vijf uur naar Almere Haven konden rijden. Ik besloot mee terug naar huis te rijden om daar om te kleden, nog snel een beetje te eten en dan alleen weer terug te rijden naar de Kidneyrun. Het jochie ging lekker hard en was vrolijk behangen met ietwat onzichtbare breeklichtjes. Hij ging snel, binnen elf minuten was hij de trotse eigenaar van een medaille! Ik reed mee op en neer naar huis en kende de weg al en had mijn startnummer al. Ik had ook gevoeld hoe koud het was en kon mijn outfit erop aanpassen (maar ik twijfelde me weer gek). Even over zeven was ik weer in Almere Haven en ging ik inlopen: heuveltje op en af. Nog een keertje naar de donkere toilet en dan het startvak in. Het was over met mijn lage hartslag… Ik vond het spannend omdat ik geen idee heb hoe hard tegenwoordig ‘out of the box’ is en wat de gevolgen blessuregewijs daarvan zullen zijn. Om precies half 8 klonk het startschot en ik had al gehoord dat het hier en daar een beetje glad was. Ik schrok daar niet van, maar ik schrok des te meer van alle midden op de weg opduikende pionnen. Ik slingerde een beetje om deze en gene heen en haalde snel een rennende kerstboom in. Ik nam een hoog tempo op, maar het voelde goed aan. Ik besloot dat ik zo lang mogelijk zou proberen om een snel, maar comfortabel tempo aan te houden. Geen modder om doorheen te ploegen, maar soms was het inderdaad wat glad. Ach, dacht ik, als ik onderuit ga, laat het dan hard gaan! We gingen de dijk op en wat zag het er mooi uit: lampjes, sterren die in het water weerkaatsten en een sikkelvormig maantje. Ik vond het fietspad een feestje en hield eigenlijk compleet moeiteloos het tempo vol. Ik haalde mensen in en kon lekker niet op mijn horloge kijken naar de kilometertijden. “Helden” riepen twee toeschouwers aan de kant, “dat jullie door het donker rennen!” Ik dacht: jullie zijn mijn helden die in het donker niet echt iemand kunnen zien en ons toch supporten, dankjewel. Ineens vroeg ik me af of ik de auto wel goed had afgesloten! Ik maakte me zorgen, maar dacht dat ik er nu toch niks aan kon doen, behalve snel doorlopen en het binnen een uur gaan controleren. Voor me liep een man met verlichtte hakken en ik haalde hem langzaam maar zeker in. Zoals ik wat meer mensen (lees: mannen) steady, maar krachtig inhaalde. Ik vond het leuk dat mijn horloge gelijk liep met de bordjes. Bij het omkeerpunt stonden vrijwilligers ons aan te moedigen en tot straks te zeggen en hij hoopte ‘dat je straks ook nog zo lacht‘. We gingen hoog over de dijk terug en daar werden lichte stukken onder de straatlantaarns afgewisseld met hele donkere onverlichte gedeelten. Ik haalde een man bij die tegemoet werd gefietst door een trainer die riep: ‘blijf bij je groep’ naar die man. “Welke groep” mopperde de man; ik opperde nog dat we samen een groep waren, maar daarna heb ik hem ingehaald en niet meer gezien. Ik zag de snelste mannen die zonder lampjes voorop liepen alweer onder op het fietspad. En dan vond ik dat ik goed ging! Er liepen kerels te fluiten naar al die lopers en ik dacht: spaar de moeite, jij ziet niemand! We moesten nog een keer langs het startpunt en ik dacht even: laat ik de volgende keer eens een vijf-kilometer wedstrijd proberen. Op het fietspad was het glad én donker. Laat ik dit maar snel doen, dacht ik, dan ben ik er snel vanaf en nu weet ik het voor straks vast. Intussen was het veld uit elkaar komen te liggen en waren de pionnen goed te zien. Ik bedankte de vrijwilliger en toen zakte mijn hartslagmeter af! GVD, deze hele exercitie was begonnen om mijn hartslagen te berekenen, of dít ding wel wil blijven werken! De trainer stond met zijn fiets met kinderzitje langs de kant en herkende mij wel in het donker. Knap van hem, hij moedigde me nog even aan en ik had adem zat om te zeggen: het gaat goed! Ik deed mijn hartslagmeter goed: wat een voordeel van donker en de ruimte tussen de lopers dat je je hele shirt omhoog kan doen zonder dat iemand het ziet, haha. Het was (laat ik het zo zeggen) verkoelend om te doen bij twee graden celcius! Weer het fietspad op en ik vond het erg fijn daar. Voor me uit veel lichtjes en degene die voor me liep moest zijn tempo laten verslappen. Kon ik hem mooi inhalen en hield ik mijn tempo hoog. Ik werd door twee kletsende jongeren ingehaald die hun tempo hadden liggen op 5:30, zo zeiden ze. Had ik even enig idee hoe hard ik ging en het viel me tegen eigenlijk. Het voelde niet zo aan eigenlijk, ik had het idee sneller te gaan. Onder de 6 minuten houden, dacht ik dan maar. Ik riep naar mijn loopmaatje die alweer boven op de dijk liep en nog steeds voelde mijn tempo comfortabel aan. Snel, maar vol te houden. Ik zat op 6 kilometer en ik dacht: ik moet straks het laatste stukje nog versnellen. Maar ik ben gewend aan 6 kilometer hard gaan, daarna begint het pas tegenwoordig. Op het 6 kilometerpunt werd er in de verte vuurwerk afgestoken. Ik vond dat fantastisch! Dankjewel zeg; voeg dat bij het sterrenlicht, de stroom lampjes voor me en de brug in de verte en het wordt echt fijn om in de nacht te lopen. Ik dacht bij mezelf: nu word het dus een uithoudingsslag, maar ík ga die winnen van mezelf. In tegenstelling tot de overheersende gedachte bij de crosscup dit is niet leuk dacht ik nu ik kan dit, ik kan ook een marathon lopen, dit lukt me. Bij het draaipunt bedankte ik de vrijwilligers weer. Ik had intussen een vuurrood hoofd, maar dat valt in het donker lekker niet op! Het werd inderdaad zwaarder. Ik werd ingehaald en dat vind ik zo knap: dat je dan nog kan versnellen en deze vrouw leek het moeiteloos te doen. Dat wil ik ook nog graag leren!
In het licht lijken de voorgangers nog best dichtbij te lopen, maar als je op de donkere stukken bent, valt het weer tegen. Ik vind het leuk om me over dat soort dingen nog te verbazen. 8 Kilometer. Ik had geen idee hoe lang ik onderweg was, maar ik droomde maar vast van een nieuw record. Het ging best lekker, maar het werd ook zwaar. Dan helpt het om vooruit te kijken naar de finish en je die vast voor te stellen. Ik was even misselijk, maar dat trok al snel weg. Ik dacht: zal ik nog harder gaan- en ik wilde best, maar ik kon eigenlijk niet meer goed. Mijn benen waren moe deze keer, in tegenstelling tot eerder waren het mijn koude benen die het eerder opgaven dan mijn hoofd wat nog graag wilde. ‘Nog maar een klein stukje’ sprak ik mezelf moed in. Ik hoorde iemand achter me op komen en ik had niemand voor me lopen om me aan op te trekken. Dat maakte het me niet gemakkelijk om nog harder te gaan. Negen kilometer. Ik ga tellen, dacht ik. Nog maximaal vijf minuten: vijf keer tot zestig tellen. Tempo houden. Voorblijven. We gingen de dijk af na ongeveer twee minuten en ik werd ingehaald. Ik raakte de tel kwijt en kwam op het gladde stukje, wat ik alweer vergeten was. Het was er ook donker op de prachtige blauwe lampjes aan de zijkanten na. Die wezen elke keer de weg en stonden aan de zijkanten van donkere stukken en ik vond ze fantastisch! Alleen hier aan het einde even niet meer. Na 9,5 kilometer was ik moe en de tel kwijt. Er stonden nog wel mensen aan te moedigen. Ik had het inmiddels flink warm en ik had mijn jasje open gedaan, was het startnummer ook zichtbaar! Harder dan ik ging, kon ik eigenlijk niet meer. Ik keek in het finishgebied nog om me heen naar alle grappige discolichten en toen zag ik de finishklok: niet binnen de vijftig minuten gehaald, not even close. Het waren er al 52, maar ik was blij dat ik er was en ging toch maar mooi lachend en voldaan de finish over, terwijl ze mijn naam weer eens verkeerd zeiden. Ik hoefde alleen maar water te drinken. Ik kreeg een medaille en was moe, maar opgelucht. Ik wist dat ik precies had gelopen wat ik op dit moment in mijn mars had. Ik ging aan het uitlopen met mijn loopmaatje en een bekertje water in mijn hand. Warm blijven. Eerst naar mijn auto, die natuurlijk op slot was! Toen rustig doorhobbelend naar zijn auto, die we moesten zoeken. Hier en daar was het echt glad, maar ik was blij, tevreden, opgewekt, trots, voldaan en warm. Ik rende weer een kwartiertje uit en zette lekker de stoelverwarming aan en de muziek hard. Autorijden na zo’n inspanning is best vermoeiend. De officiële tijd lag op 52 minuten en 21 seconden. Ik heb gemiddeld 5:19 op de kilometer gelopen, dat is 11,6 kilometer per uur. Nét iets sneller dan Vincent op zijn twee kilometer. 12de Bij de vrouwen 40+, van de 44 deelneemsters. Dat komt voor mijn gevoel overeen met waar ik nu sta, dus ik ben eigenlijk tevreden.
Waar ik ook blij om ben: ik vond het weer leuk om deze uitdaging aan te gaan en ik heb van vorige week geleerd de nare gedachten te vervangen en op het eten te letten. Ik heb gewoon weer eens genoten van een wedstrijd, ben de zenuwen de baas gebleven en heb lekker om me heen gekeken. Vorig jaar in Schoorl liep ik ook deze tijden, dus met wat afvallen (ik ben op de goede weg) en wat trainingsprogressie belooft dit jaar nog heel wat! Het was net ietsje meer dan 10 kilometer en de tien kilometer heb ik nét onder de 52 minuten gelopen. De hartslag was in het begin erg wisselend en daarna constant op 170-173. Dan volgt douchen, opruimen en afwachten wat de volgende dag brengt. De nacht bracht onrust met zich mee: kind uit bed, naar de toilet gaan om drie uur (ik merkte nog net op dat ik nergens last van had voor mijn ogen weer dichtvielen) en een kotsende poes maakte het niet soepel, maar ik kon goed uitslapen en om 9 uur voelde ik me lekker toen ik wakker werd. De hartslag was wederom laag en toen ik een uur later opstond, voelde ik N I K S. Geen pijn in mijn voet, geen last van mijn knie, geen spierpijn; maar een gezonde trek en wat vermoeidheid. Ik had geen zin om me deze dag uit te gaan sloven en ben niet gaan uitfietsen; ik had zin in rustig binnen blijven en spelletjes spelen.
Voor het eerst deze week de tienduizend stappen niet gehaald en het is goed dat ik me ook niet verplicht voel nu. Soms is dat nodig en ik ben blij dat ik dat ook van mijzelf accepteer.