Geen schema, geen verplichtingen, geen doelen, ik kan rennend doen wat ik wil! Of ik kan niks doen. Maar dat is geen optie.
Vincent was een uur/drie kwartier onder de pannen, dus ik had hardloopkleding aan en ging maar gewoon. Waarheen? Geen idee. In 1 tempo, verschillende tempo’s? Ook geen idee. Al lopende werd het wel duidelijk. En jawel: ik liep over het fietspad en besloot 2 kilometer ‘rustig’ in te lopen. Het ging heerlijk. Rapide, op een lage hartslag: feestlijk! Ik zou daarna 2 kilometer op hoger tempo gaan lopen (=hogere hartslag). Om het Fannie Blankers Koen Park heen dan maar. Dat ging ook lekker. Alleen moest ik in de derde kilometer mijn schoenveter strikken. Net boven de 5 minuten op de kilometer: dat moet sneller kunnen. Ik liep langs de Vaart en in de verte liep ook een hardloopster. Ik haalde haar net niet in, maar de kilometertijd kwam onder de 5 minuten te liggen: bingo! Toen een kilometertje rustig aan. Lekker 6 minuten-plus. Ik kwam de mensen die hetzelfde rondje liepen, maar dan met de klok mee weer vrolijk tegen. 🙂
Ik besloot dat ik hierna nog een kilometer hard mocht lopen. Lekker snoeihard het asielzoekerscentrum voorbij en mannen op de fiets inhalen, grin. Een rondje om de atletiekbaan. De snelste kilometer, zo’n 12,5 kilometer per uur gerend; ook al is dat dan maar voor “eventjes”, nog geen 5 minuten. Toen kon ik het tempo niet helemaal laten gaan, want ik moest ook op tijd zijn om het mannetje weer op te halen. Het werden uiteindelijk 8 kilometers in drie kwartier. Ik kwam wat bezweet en rood aan! Dat was vooral vervelend omdat er een geblesseerde mede-loopster zat die ik ken en die ook zó graag weer gewoon zou rennen en de blessurebank wil verlaten. Ik ken dat wel en ik voel met haar mee. Ik moest met een vrolijk jongetje weer naar huis fietsen. Lekker rondje zonder druk gelopen: hoera, ik kan het nog!