(vooraf) Geen tijd om me druk te maken én er is niks om me druk over te maken: ik heb modder bedwongen, zand doorgeploegd, heuveltjes door het bos belopen: ik ben voorbereid. Nu hopen dat mijn lijf meewerkt. Dat de pijntjes in mijn voet en bovenbeen wegblijven en vandaag die ene dag in de maand niet wordt. Ik rij met Manuel naar Hattem en drink een bidon sportdrank leeg. Eerst plassen, dan parkeren is het gevolg. Omdat de temperatuur van 25 naar 12 graden is gegaan -tot mijn grote genoegen, ga ik in lange broek.
(start) Gewoon lekker gaan. We gaan eerst verhard en iedereen lijkt me voorbij te lopen, maar het kan me niets schelen. Het is droog, niet te zonnig en straks ga ik wel zien. Het bos ingaan is een verademing. De bospaden zijn geweldig. Ik vind de klimmetjes en de wortels niks erg. Ik ga gewoon mijn eigen tempo en trek me van niemand iets aan. Na een kilometer of vier kom ik er helemaal in en raak ik een beetje in trance door die heerlijke omgeving. Het gaat erg goed, ik heb mijn eigen ritme en kan lekker achter een mevrouw aanlopen, zodat ik zelf maar deels op de pijltjes hoeft te letten. Van de route heb ik geen idee. Ik loop heerlijk. Ik zweet en de hartslag lijkt hoog, maar ik kijk nauwelijks naar mijn horloge. De hei is geweldig: jammer dat ik mezelf geen tijd gun voor een foto, omdat ik het ritme graag vasthou.
(halverwege) Ik ben zo blij dat ik geen 10 kilometer heb gekozen, want dan zou ik al klaar zijn! We steken een weg over en we komen bij een post waar ik een bekertje water drink. Ik wil de wegwijs-mevrouw niet te ver kwijt raken. Er loopt nu ook een meneer bij. Ze lopen voor me uit, maar ik haal ze bij over de smalle paden. Die vind ik het gaafst. De linksom-rechtsom-wisseltjes: kleine heuveltjes. Ik geniet echt met volle teugen. Het regent een heel klein beetje: niet genoeg om nat te worden, maar genoeg om het bos een zalige geur te geven. Over de bredere paden haal ik de man en vrouw in en dan gaan we langs een open plek naar boven. Ik zie in de verte een meneer lopen in het blauw en loop zijn kant op, maar ik hou mijn eigen ritme. Het gaat van een leien dakje! Ik ben erg sterk in het klimwerk: dan hou ik mijn ritme geweldig goed vast. Bij de volgende post neem ik nog een bekertje water, want ik wil de man en vrouw voor blijven. Er is nu veel ruimte tussen de deelnemers en dat maakt dat ik soms het geweldige gevoel heb daar bijna alleen te lopen. Met de wind erbij is de temperatuur zeer aangenaam.
(op driekwart) Ik loop verloren. Door de vele korte heuveltjes, ben ik een lintje en pijltje kwijt. Dat is bijna het leukste deel van de wedstrijd: zelf de route zoeken. De vrouw en man halen me bij en dan zie ik het pijltje en kan ik de route weer oppikken. Ik ga met gemak voor ze uit en ben buitengewoon alert op de route en pijlen. We moeten een hele stijle zandheuvel op bij de Leemcule: ik moet wel wandelend! De man en vrouw klimmen mee omhoog. Dan laat ik ze weer iets achter me. Opeens is het MIS. Ik heb altijd al moeite met dat stuk tussen de 16 en 18 kilometer. Kilometer 16 was veruit de langzaamste met de klim en het stilstaan vanwege het zoeken. Vanaf 18 kilometer weet je dat je het haalt, maar daar ben ik nog net niet. En nu ben ik OP. Leeg. Ik sta stil. Letterlijk. Waarom dacht ik ook dat ik op 2 bolletjes met stroop en 1 banaan een halve marathon kon lopen?! Ik ben woedend op mezelf en werk 4 winegums tegelijk naar binnen. De andere twee halen me in en ik weet dat ik ze niet meer kan bijbenen. Het zullen nog 3 laatste zware kilometers worden. Ik voel me zwak en moet goed opletten op de oneffen wegen en mijn loophouding, maar eigenlijk heb ik er weinig kracht voor over. Er staat een fotograaf en ik kom een fietser van de organisatie tegen. “Je bent er bijna, het gaat goed” zegt deze. Ik realiseer me inderdaad dat mijn horloge altijd wat zuinig is en deze keer hoop ik dat ie er wel een kilometer naast zit! Ik ben op 19 kilometer en vraag me eindelijk af waarom ik ook alweer een halve marathon wilde lopen.
(finish) Ik ben ook nog eens erg kwaad op mezelf, dat ik keer op keer zo slecht met de voeding omga en het maar niet lijk te willen leren. Ik ga het toch wel binnen de twee en een half uur halen, maar nu blijf ik ook rennen ook. Blijkbaar helpen de winegums toch een beetje en dat de boswegen in verharde wegen zijn veranderd, helpt vast ook mee. De kracht ontbreekt me om de andere twee bij te halen. De postbode op de fiets kan ik nog net inhalen! Nog even, nog even, nog even; hou ik mezelf voor. Ik kom langs de parkeerplaatsen waar de mensen al naar huis aan het gaan zijn. Ik verlang naar de spekkies en dan loop ik de finish over en staat er op de klok mijn naam, mijn 17de plaats bij de vrouwen en de tijd van 2 uur en 15 minuten. Meer neem ik niet in me op. Spekkies! Een bekertje cola!
(na de race) Ik kom Manuel tegen en andere bekenden en ik lijk niet moe, maar realiseer me ook amper hoe hongerig ik moet zijn. Ik heb nergens pijn. Niet in mijn voet, niet in mijn been. Dat is onderweg helemaal verdwenen. Ik heb een blaar! Dat Wel! Voor het eerst in mijn hardloopcarriere heb ik een gewone blaar op mijn linker-middelste teen. Pijnlijk rotding. Ik ben kwaad op mezelf. Niet omdat ik een slechte tijd heb gelopen, maar omdat ik wéér in het voedingsdilemma ben getrapt! 🙁 Na een warme chocomelk met suiker en schone kleren gaan we weer huiswaarts. We hebben een reep chocolade gekregen voor het meedoen, maar die durf ik niet aan te breken. Ik (VR)eet de eierkoeken op. Thuis ga ik gelijk mee door naar de zwemles en wandelen we nog naar de stad. Om tien voor 5 ben ik O P L EE G M O E Eierkoeken helpen niet meer. De douche niet, de hamburger (die ik ook nog mee lopend ga halen) nauwelijks. Misschien helpt op tijd naar bed gaan.