Maandag 28 augustus: Na een lekkere wandeling op hoogte langs de Silvrettasee met zijn drietjes mocht ik ‘s avonds nog een stukje hardlopen. Ik vroeg na het eten aan Vincent: ‘ga je mee?’ en rekende op een nee, maar hij riep “ja!” en ging zich omkleden. Het wordt hier snel donker, dus veel tijd hadden we niet. We gingen omhoog en hij liep maar te kwebbelen. Ik heb Vincent altijd geleerd dat je gewoon door moet lopen op je eigen tempo, maar daar had ik vanavond spijt van! Zijn tempo gaat maar door en door. Ik verschuil me achter de telefoon, de route, een fotootje maken, maar dat ventje hobbelt door. De ene mop na de andere vertellend. Door het gras omhoog, door het bos naar beneden: het hobbelt en kwebbelt door. De meeste moppen kende ik wel. We namen een verkeerde afslag. Ik durfde in verband met de duisternis niet een andere route te zoeken. We zagen wel hertjes staan. Terug over het asfalt en weer 4 moppen later gingen we weer omhoog. Voor Vincent geen excuus om langzamer aan te gaan, nee, voortdurend een pas of 2, 3 voor zijn moeder blijven teuten. Stilte is ook iets wat je moet vermijden blijkbaar. We gingen naar de waterval. Die maakte indruk! Een foto konden we niet maken, want het werd al wat donker in die hoek. Terug naar het asfalt, nog een stukje omhoog en gelukkig zei Vincent dat hij ook wat moe werd en spieren voelde. Dat laatste heb ik niet meer. Toen door het gras naar beneden. Heerlijk! Inmiddels ging de zon onder. In het dorpje beneden gingen de lampen aan. Vincent kwebbelde maar verder. Ik zei nog: luister eens naar de beestjes, maar dat is “saaaaaai”. Dus luisterde ik naar verhalen uit zijn boek en van de film. Terwijl ik omhoog ‘zwoeg’. Het werd inderdaad weer snel donker, maar ik wist dat we na de volgende bocht het kerkje al zouden zien. Ik bedacht me toen pas, dat het kleine ventje al zomaar dik 5 kilometer achter elkaar bleef hollen. Is dat wel goed voor die kleine beentjes? Bij het kerkje was het eigenlijk al donker. Uiteindelijk renden we 6 kilometer. Wow. Voor hem dan! Ik was ongeveer net zo snel als vorige keer dit rondje, maar…. nu lag mijn hartslag tien slagen lager! Dat is toch wel vooruitgang zeg.
Dinsdag 29 augustus: Slecht slapen, rustig aan opstaan, brunchen, een spel spelen en dan is het tropisch warm buiten. Het moment om te gaan rennen en zwemmen – NOT. Maar ik wilde wel graag en Rob kon me ophalen. Ik bond mijn achtje op de rugzak en ging even over enen naar buiten voor 12 kilometer naar het zwembad over de berg. Al na 500 meter werd hardlopen snel doorwandelen. Ik ken deze route, dit stijgt enorm, dit ligt i de volle zon en de opdracht luidde tempo duurloop 1. Ik had er al duurloop 2 hartslag van gemaakt, maar ook dat mocht niet baten: boven de 140 kwam ik vaak uit. Ik druppelde leeg, de zonnebrand liep in mijn ogen en dat doet PIJN. Ik wandelde alleen maar door. De eerste drie kilometer wandelde ik. Flink door, dat wel. Zonder pauze. Ik was blij met mijn petje tegen de zon. Na 2,5 kilometer had ik het wel een beetje gehad. Zou ik niet gewoon omkeren? Naar het zwembad rijden? Ik overwoog het. Serieus. Toen was ik boven. Op een fijn onverhard pad. Het bos in. Omlaag. Koelte. Tempo oppakken en genieten maar. Nog 9 kilometer leukigheid te gaan. Ergens stond een bord dat de mountainbikestrecke gesperrt was. En een soort slagboom. Ga je dan terug? Omhoog? Zonder alternatief? Ik ben nu een keer geen mountainbiker. Er was niets in dat bos. Stilte. Uitzicht. Rust. Een gel. En veel water drinken. En eindelijk een lekker tempo. De tweede serie van 3 kilometer vloog voorbij. In de schaduw en haarspeldbochten. Ik begon er werkelijk plezier in te krijgen. Tot ik de werktuigen zag staan. En een boze Oostenrijker mij vertelde dat ze steenblokken over het pad gooiden. Dat ik geluk had gehad dat hij nu beneden werkte. Dat ‘gesperrt’ niet voor niks daar staat. Maar ik mocht verder lopen, dat was veilig. Zo voelde het niet. Ik kon nog sneller omlaag. De grootste pret was er vanaf. Ik schaamde me ook een beetje. Het uitzicht was wel erg mooi. Ik kwam nog een keer in een soort baustelle terecht, maar daar kon ik omheen. Het voelde niet veilig meer. In de verte en diepte zag ik het zwembad al liggen. Ik wilde beneden zijn. Dacht ik toen. Inmiddels was ik bijna 10 kilometer onderweg en ik begon er een beetje genoeg van te krijgen. Gelukkig nog maar 2 kilometer, maar ik was al bang dat het meer zou worden. Ineens kwam ik in het dal. Daar was het heet. Bloedheet. Nog heter dan boven. Asfalt. Mijn darmen speelden een beetje op. Ik kwam een groepje jongeren tegen die hun lama’s uitlieten! Met een plattegrondje op de telefoon zocht ik de route. Het was echt warm en ik dronk de camelbag leeg. Ik vond het afzien die laatste kilometers. Natuurlijk werden het er toch 14.
Het was druk bij het zwembad. Veel auto’s, veel mensen. Ik kon er wel bij en wilde naar een WC. Ik dwaalde even rond en zag het 50 meter bad aan voor een 25 meter bad. Ik belde Rob dat ik veilig aangekomen was. Er waren gelukkig lockers, anders was het feestje niet doorgegaan. Ik sprong in het lange bad met het idee: 200 meter inzwemmen, 30 baantjes (!!) en 200 meter uitzwemmen. Of: zolang het lukt. Eventjes voelde 24 graden water koel aan, daarna verfrissend. Ik moest veel slingeren de eerste baantjes. Veel schoolslagzwemmers. Ben ik wel gewend. Ik miste mijn voorganger van de TVA. Ik ging zelf de baantjes tellen, want het horloge overschatte mij schromelijk. Ik vind 50 meter prettig. Het bad was ook prettig: schoon, helder, mooie reflecties. Het ging best goed, al is mijn techniek maar matig. Ik oefen nu vooral op endurance. Na 5 baantjes hield ik even pauze. Gaf het bord aan dat het 31 graden was! Nog een keer 5 banen gingen ook goed. Na 12 baantjes werd het zwaarder. Ik lette niet meer zo op de techniek. Baantje 17 deed ik op tempo. Dan zit ik net onder de 2 minuten (1:55 ofzo) en dat is best oké voor mij. Zeker na 14km hardlopen door de bergen. Uiteindelijk wilde ik de 2o baantjes halen. En toen zwom ik 100 meter zonder pullboui. Die waren het zwaarste. Ik zwom nog 200m uit om op de 2500m te komen. Net niet binnen een uur, maar daarvoor was het net te druk in het bad. Toen ik het bad uitklom, was ik weer eens dizzy. Ik wandelde even rond, belde Rob of hij me kwam halen en droogde snel op. Ik had vooral trek. Die zijn we bij de McDonalds gaan stillen!
30 augustus: rustdag. Een half uurtje in het kleine Landal zwembad met paddles gezwommen. Dat gaat beter, maar is best zwaar. En het half uur duurde lang. Na 25 minuten zonder paddles gaan zwemmen en toen zijn we lekker met het balletje gaan spelen.
31 augustus: We gaan eerst met de driewielers naar beneden scheuren. Dat is onverwacht leuk! We zijn weer bij het hoger gelegen Landal Park. Vincent wil zwemmen, Rob vindt het prima erbij te blijven en ik wil hardlopen. Even denken wat ik dat wil…. Ik ga eerst naar beneden deze keer. Heerlijk: dat gaat super! Asfalt, geen zon (het zal veel gaan regenen hier) en afdalen zonder rugzakje: eindelijk een lekker tempo! De eerste twee kilometer gaan in 10 minuutjes voorbij. Onderweg maak ik nog een fotootje. De derde kilometer gaat ook nog goed. Ik sta bij ons huisje, een stuk lager. En ik weet wat er komen gaat: stijgen!! Ik blijf hardlopen en dat lukt de vierde kilometer ook nog prima, maar de vijfde kilometer is afzien. Ik wil, moet en zal (van niemand minder dan mezelf) blijven hardlopen, al zijn het ministapjes, al druppel ik leeg, al is het nog zo moeilijk! Ik doe er mijn tijd over en dan ga ik de zesde kilometer flink door wandelen om het verschil te bekijken. Ben je dan echt langzamer? Het lijkt iets minder hard te stijgen, dus ik zou weer kunnen gaan rennen, maar ik loop door. Ik neem de kleine omweg. Het maakt niet uit of je rent of wandelt. Qua tijd. Ik pak het hardlopen weer op, want ik wil de mensen voor mij inhalen en ren naar de Rona Alpe. Intussen ken ik de weg een beetje! Hoe leuk is dat? Bij Rona Alpe neem ik weer een slok water en dan weet ik dat het alleen nog maar omlaag gaat. Ik voel de eerste voorzichtige druppels. Ik hoeft niet meer te zwemmen dadelijk: ik ben aardig moe van deze krachtsinspanning. Na een uur en nog geen 9 kilometer vind ik het zat, ben ik rond en heb ik trek. Eindelijk een gemiddelde tijd onder de 7 minuten! Net dan 😉
1 september: Er was de hele dag regen ‘beloofd’. Ik zou moeten lopen voor het ontbijt, maar ik was laat wakker en lopen in de regen zonder eten tegen de heuvels op, dat trok me niet. Dus eerst ontbijten en rond 10 uur trokken de wolken weg. Meteen mijn kans nemen! Om kwart voor 11 ging ik op weg naar “boven” om souvenirs te kopen. Rugzakje en centjes bij me, lange broek aan (de temperatuur is ook zomaar 10 tot 15 graden gedaald) en regenjasje aan. Ik ging over de weg naar boven. De lange slingerweg naar het andere park. Nietemin gaat het stijl omhoog. En dan maar volhouden. Kleine stapjes en doorgaan. Ik had zicht op bergen met sneeuw op de toppen. De wolken trokken steeds meer op. Het ging goed. Niet hard, maar wel goed. Niet eenvoudig, maar wel warm! Ik bleef rennen. Bocht na bocht. Meter voor meter: omhoog. Het bleef droog. Qua regen dan. Niet qua zweetdruppels. Ik kocht het sneeuwbeeldje en de souvenirs voor Vincent. Omhoog kost (veel) meer tijd dan naar beneden! En toen via de andere route verder. Kijken hoe lang het droog blijft. Maar het werd steeds mooier weer. Ik zag zelfs een sprankje blauwe lucht! En een (letterlijk) waterig zonnetje. Ik besloot ook langs de waterval te gaan. Want er was wel veel meer water door alle regen. Eigenlijk is het weggetje naar ons huis te stijl: te hard omhoog om te kunnen blijven rennen en omlaag te stijl om goed door te kunnen rennen. Ik krijg bij een stevige afdaling last van steken in mijn zij. Vlak voor me holde een schattig eekhoorntje over. Hij bleef zelfs eventjes zitten voor een foto. Ik probeerde een shortcut, maar kwam bij een huis uit. Ik kwam even op adem en realiseerde me dat ik hier nooit meer terug zou komen. Ik nam de afslag naar de waterval en het bos op weg naar de tien kilometer. Het bleef gewoon droog namelijk! Het gras echter was nog nat. Maar deze schoenen hoeft ik niet meer aan. Het bos was best een beetje akelig. Glad, erg onverhard en ongelijk. Nu heb ik dat bos in alle hoedanigheden wel gezien. Daarna wist ik het weer niet: ik wilde bovenlangs het pad zoeken dat over de berg naar de waterval leidde. Dat lukte niet. Er leek geen pad te zijn, ik moest klauteren door het bos en kwam weer op de weg. Ik realiseerde me dat ik al een hele tijd onderweg was, zonder extra water en voeding en dat ik vermoeid raakte. Niet koste van het kost naar de waterval willen gaan dus. Terug over de asfaltweg naar het appartement. Dat ging moeizaam, ik voelde me vermoeid. Uiteindelijk liep ik nog naar de andere waterval vlak bij ons huisje om tien kilometer te halen. Ik doe er wel 80 minuten over. Thuis ben ik eventjes stuk, maar binnen tien minuten zitten we aan een broodnodige lunch. Mijn stellige voornemen om met de auto naar de waterval te gaan, zodat Rob die ook kan zien, wordt verwisseld voor een wandeling. Ik draai er mijn hand niet voor om. De waterval is prachtig. 4 Kilometer wandelen is een eitje. Even later valt wandelen door de stad met zowat 5 kilo chocolade in de rugzak me zwaar.
Toch wilde ik nog best gaan zwemmen ‘s avonds. Waarom niet? Even rustig aan. Het was druk in het bad. Onrustig druk en donker. Uiteindelijk dook ik er in en ging ik slepen voor dik 5 minuten, toen 5 minuten gewoon zwemmen en tot slot 5 minuten proberen door de zwemmen. Ik moest veel slingeren en veel opletten. Ik verviel snel in gewoon zwemmen. Ondertussen even gedold met Vincent en toen het zwemmen weer opgepakt. Ik probeerde met minder slagen naar de overkant te zwemmen, maar dat is het lastig in dat kleine badje. De laatste minuten zwom ik met paddels. Na een half uur vond ik het wel weer leuk geweest.
Zaterdag was een enorme rustdag, een reisdag.
Zondag kon ik het niet laten: ik wilde zo graag fietsen! En ook niet. Ik zie op tegen het fietsonderdeel, want -hemel- wat is drie en een half uur trappen lang, maar aan de andere kant: ik ken een stuk van de route nog niet en dat wil ik wel verkennen. Dus ik pak mijn racefiets en ga op pad voor de middag. Het is lekker weer, windstil bijna en niet te warm of te koud. Ik slinger door de stad en kom lastig ingeklikt. Omdat ik dat het engste onderdeel vind denk ik… Eenmaal op de lange rechte polderwegen vind ik alles best: ik ga gewoon. Mijn tempo, mijn hartslagje, ik doe wat ik kan en wil. En dat is fietsen. Lange rechte stukken fietsen. Laat de anderen mij maar inhalen: vandaag fiets ik gewoon wat. Over de Dodaarsweg. Dan heb ik volgende week de nare Knardijk tenminste gehad. Dit gaat mij oké voor nu. Ik ben alleen. Heerlijk. De politie staat te flitsen op de Vogelweg. Ik ga rechtdoor en maak een foto van de borden die er staan. Dan komt het nieuwe stuk: het is vrij eenvoudig te volgen. Ik heb een kaartje bij me. Bewaard van vorig jaar… Nu weet ik niet meer waarom ik dat toen deed. Ik zie wel een brugje, maar daar loopt alleen een fietspad heen. Er moet een grotere weg zijn lijkt me. Ik fiets door tot ik toch echt te ver ben. Dan kijk ik op mijn kaart en keer om. Ik drink eens voldoende. Het was toch het fietspaadje. Ze zijn er nog niet met borden denk ik, want vanaf nu staat er niets meer. Het is een mooi fietspad door het bos en ik geniet alvast. Volgende week ook graag. In de schaduw is het lekker koel. Dan ga ik de Flehiteweg op. Hier ben ik nog niet vaak geweest. Ik zie wel andere fietsers. Ik kom op de Winkelweg en dan pik ik wat tempo op. Ik vind dit best leuk en de tijd gaat wel voorbij ook. Hier ben ik werkelijk nog nooit geweest. Als ik weer even twijfel, wordt ik door twee kerels ingehaald die daar duidelijk hetzelfde fietsen als ik. Bedankt voor de route-aanwijzing. Ik ga richting de A27. Verder heb ik geen idee waar ik blijf. De kilometers rijgen zich aaneen. Per vijf. Volgens mij pak ik nog een verkeerde afslag, want ik moet 2 keer wachten bij een stoplicht voor ik de A27 onderdoor kan. Is er volgende week toch nog een verrassing! Ik kom op de dijk en daar pak ik nog een keer een heel stuk tempo mee. Dat is toch wel echt genieten hoor! Ik begin te geloven dat ik de drie uur volgende week wel volmaak. Op een betere fiets, op betere voeding, met voorrang. Ik ga de stad weer in en dat vertraagt: andere fietsers, hardlopers op het pad, wandelaars. Voor nu is het me best. Ik zet het doel op het halen van 60 kilometer. Ik steek de stad door en weiger het hele Spoorbaanpad te nemen. Ik voel me alweer beter op de fiets. Om net de kilometers te halen, ga ik via het pad wat een beetje om is, maar kalmer. Na 59 kilometer stop ik om een afspraak te maken bij de kapper. Ze vinden het leuk dat ik na het fietsen bij de kapper kom, en ik vind 59 kilometer niet om over op te scheppen. Raar hoor, voor mij een stukkie. Volgende week nog 30 kilometer meer. Nu deed ik er 2 uur en twintig minuten over. Dus in 3 en een half uur moet me dat volgende week (onder betere omstandigheden) wel lukken. Als de beren zich maar van de weg houden……..
Uiteindelijk heb ik deze week gewoon doorgetraind en zijn er 9,5 uur in het schema gevuld. Volgende week…. dan….