Ik heb wel duizend keer aan het SMSje van vorig jaar gedacht wat ik van Merijn kreeg: “En volgend jaar jij die halve toch?” Want vandaag en geen dag eerder, was het antwoord echt definitief ja.
De nacht sliep ik redelijk: na elk uur een keer plassen kwam ik weer in slaap. Om half 6 lukte dat niet meer. Ik was bevreesd voor wat me te wachten stond vandaag. Was het gister goed te behappen, alle zenuwen en spanning hadden zich blijkbaar verzameld op zaterdagochtend om 6 uur. Ik had maar 1 zekerheid: straks is het over als ik maar één keer zwem. Het was nog donker en slecht weer: regen. Vooral op de fiets met een extra kans op lekke banden baalde ik daarvan. Verder deert regen me minder dan 25 graden. Ik worstelde me door een bolletje heen, pakte nog een kam, een plastic tas en prepareerde de sportdrank. Die krijg ik prima weg gelukkig. In plaats van even voor half 7 waren we even over half 7 op weg. Ik was trillerig en het huilen stond me voortdurend nader dan het lachen. Het is dat ik het weet van tevoren, maar leuk is het niet. Ik kan niet echt uitkijken naar de challenge, maar vrees alles wat mis kan gaan: met eten, met materiaal. Ik weet dat ik dit kán, maar het moet ook lukken. En wel vandaag.
Het regent als ik mijn bidons op de fiets zet. Als ik mijn fiets zie, raak ik altijd wat geruster, maar vanmorgen helpt er weinig. Je mag nog lang het parc fermee in en uit. Ik zet mijn groene tas voor na de wedstrijd ook weg. Voor de niet triatleten: er zijn drie tassen: 1 rode voor alle fietsspullen en daar heb ik mijn schoenen en sokken in zitten, een helm, fietsshirt en 2 fietsbrillen. In mijn blauwe run-tas zitten 2 paar schoenen (ik kan altijd nog voor de andere kiezen) en de beste sokken, extra gels. Ze hangen bij mijn startnummer. De voorbereiding klopt, de training klopt, ik sta gezond aan de start: waarom tril ik dan zo?! Ik ga nog maar een keer naar de WC en het druppelt maar door. De andere groepen starten met een flair. Ik heb MC en MB en AS nog even gezien. Ik eet nog een broodje en drink voldoende. Joyce komt me steunen, maar ik voel me niet goed. Niets krijgt mij nu gekalmeerd. We lopen richting de zwemstart. Ik doe mijn wetsuit aan en alles past en valt langzaam in elkaar. DR komt me tegemoet: zij kan me altijd wel opvrolijken, maar nu lukt het haar zelfs maar mondjesmaat. Ik kies de blauwe zwembril. Die heeft zich bewezen. Ik neem een colagel en dan zou ik klaar voor moeten zijn.
Als de mannen starten, zie ik PL. Ik weet zeker dat hij dit volgend jaar ook kan, maar hij denkt dat hij niet kan leren zwemmen. Dit is het enige gewone gesprek dat ik voer deze ochtend. Dit is gek genoeg de grootste steun: PL, als ik dit kan, kun jij het ook. Ik wens je geinspireerd te hebben. En dan moet ik gaan. Rob een kus. Vincent een knuffel. In het startvak zie ik SK en ik pak haar hand. Zij en DH proberen me tot rust te manen en spreken hun vertrouwen uit, maar nu ik nog. In het water is het inderdaad bijna goed. Ik ben blij met de zwemstart. Kan ik mooi nog een plas doen, hihi. Ik moest vanaf het moment dat ik mijn wetsuit aan had! De dichtstbijzijnde vrouw wens ik succes, maar dat blijkt in het engels te moeten. Ik zie voor mijn neus Jort Vlam met het startpistool, start vast mijn horloge en dan is het gaan. Weg spanning.
Heerlijk zwemmen. Ik krijg een beuk, maar mijn bril blijft zitten. Ik zet het op een zwemmen. Om de rode boei heen. Het is nog even druk, maar ik kan er echt tegen. Ik zoek mijn ruimte. De wereld om me heen is blauwgetint door de bril, maar ik kan alles goed zien. Navigeren van boei naar boei: ik had beter moeten kijken naar de route. Ik haal 1 op 2 adem en maai lekker door, precies zoals ik zwemmen kan. Techniek en verbeteringen maak ik misschien later nog wel ooit: nu zwem ik. Ik blijf bij de schoolzwemmers uit de buurt, krijg een beetje water binnen en ben blij dat ze de planten hebben gemaaid. Ze zijn er nog wel, soms 1 op mijn brilletje en ik zie ze onder me. Om de boei heen, lekker krap. Door naar de volgende gele boei in de verte. Soms kan ik moeiteloos 1 op 4 ademen. Ik zie de bootjes en kano’s. Ik baal van de geur van de stinkboten. Ik zwem en zwem. Geen idee hoe ver het is, hoe lang ik nog mag. Geen idee wat er nog komen gaat, maar dit is gewoon genieten. Soms haal ik iemand in, soms stuur ik wat bij. De vrouwen hebben paarse badmutsen, de 50+heren die met ons gestart zijn groene. Heren kan ik veel achter me laten. Die kunnen straks beter fietsen. De volgende boei ligt nog verder weg. Ik raak volledig de oriëntatie kwijt. Geen idee hoe ver nog, waarheen – behalve de volgende boei. En het genieten. Ik vind het echt leuk gewoon. En als ik even de moed laat zakken kijk ik naar de plantjes en denk aan al die keren dat ik ze in het zonlicht zag. Toen ik met MZ zwom. Aan die eerste keer buiten in de golven van het Gooimeer. We gaan de verste boei om en dan komen er wat golfjes. Het is niet veel en het deert mij niet. We gaan langs 3 gele pilonnen en nu ben ik echt de weg kwijt. Gelukkig zwemmen er veel mensen voor me die ik volgen kan. Ik kijk 1 keer achterom, maar ben nog lang niet de laatste. Een prettig idee, maar niet onverwacht. Ik zie iemand met een oranje wetsuit, die volg ik en probeer ik nog even in te halen. Ik haal een man in met gele badmuts. Ik weet totaal niet waar ik heen moet zwemmen of waar ik het water uit moet. Ik permitteer me een keer goed te kijken, maar vanaf het water zien de schouwburg en het ziekenhuis er toch anders gepositioneerd uit. Inmiddels krijg ik zin in fietsen. Dat zwemmen was erg leuk, maar het is wel klaar nu. Geen idee hoe lang ik hiermee bezig ben geweest. Ik moet rechts van de witte tentjes zijn. Dan gaat het snel. Ik voel mijn horloge trillen en denk dus al op 2000m te zitten. Ik doe nog een plasje, nu het nog kan en dan omhoog lopen. Ik kies de middelste rij. Geen last van duizelingen. Ik hoeft niet te rennen: hier ga ik geen winst halen. Dit is mijn strijd, geen wedstrijd voor mij. Wetsuit uit, badmuts af, bril af. Rare kleur heeft de wereld dan opeens! Het gaat goed. 1 Van de drie afgevinkt. Horloge netjes lappen voor de wissel.
In de tent heb ik het wetsuit al uit. Fietsshirt aan, gel mee, sokken aan, fietsschoenen aan. Ik voel me prima. Ik neem de tijd. Niet dat ik ga zitten, maar nu kan ik beter alles even goed op een rijtje zetten en niets stoms vergeten. Helm op en ik kies de oranje beglaasde fietsbril. Voor mij schijnt de zon! Ik huppel bijna naar de fiets, ik wandel in elk geval niet. Ik zie Rob en dan zie ik alleen nog mijn trouwe fiets. Garmin aan. Ik wil bijna opstappen, maar de vrijwilliger stopt me bijtijds. Natuurlijk: eerst weglopen. Ik weet het wel, maar nu wil ik fietsen. Rob rent harder dan ik. JK en nog iemand staan daar commentaar op mijn Vicoos fiets te leveren met hun nare toontje. Ik stap op en ga op voor enige uren fietsen. Het regent nog. Weer netjes het horloge gelapt.
In het begin fiets ik niet te snel. Wegens mijn slechte bochtentechniek moeten een paar mensen mij rechts inhalen. Ik heb het koud en vind het spannend: die dunne bandjes op die gladde weg en de plassen en de regen…. Ik ga maar 25 kilometer per uur en vind dat niets erg. Ik schakel niet omhoog: voor mij is dit wennen en omschakelen. Straks kom ik wel bij. Ik zie al meteen mensen met lekke banden. Ik ben nu gerust: als mij dat overkomt, kan ik de band plakken en ga ik weer verder. Zo simpel is het. Ik ben erg blij met mijn armstukken en het truitje. Ik drink wel alvast. Volgens mij zie ik vlak voor Almere Haven trainer LK, maar ik weet het niet zeker. De eerste post sla ik over, al kijk ik goed hoe het werkt. We komen de dijk op voorbij Almere Haven en hebben wind tegen. Natuurlijk. Ik heb het nog niet warm. Langs het stukje waar ik voor het eerst met GN buiten ging zwemmen, moet ik even slikken. En dan weet ik weer hoe ik het deed: ik begin tegen mezelf te praten. Lekker hardop! “Weet je nog dat we hier gingen zwemmen” Ik spreek mezelf moed in. Letterlijk. De afslag voor de hele triatlonmensen laat ik netjes rechts liggen. Ik zie de gele startnummers. Die doen een hele. De blauwe nummers zijn voor de tri-together. Mijn tempo gaat nog niet omhoog, maar ik geef de tegenwind en de kou de schuld. Straks komt het wel goed. We moeten over het fietspad bij de snelweg en ik zie YZ voorbij komen. Ik wens haar veel succes toe. Ik heb eindelijk ook naar de hogere versnellingen doorgeschakeld. Bij elke bocht, begin ik tegen mezelf te zeggen dat het kan, dat het niet eng is, dat ik niet uit ga glijden. Het helpt nog niet veel. Ik haal een paar dames in, tot de volgende bocht. En dan de weg op langs Almere Poort. Ik merk dat ik onwijs geniet van de wegen die voor ons afgesloten zijn. Die geven mij een enorme boost, dat ik hier fietsen mag. “Daar begon het”, zeg ik tegen mezelf en ik kijk richting Duin. Ik ga liggen en warempel, bij de volgende rotonde ga ik niet eens rechtop zitten en afremmen. Ik blijf goed drinken. Dan de dijk op. Ik kan niet anders dan heel breed lachen. Hierom alleen al had ik dit willen doen. De straat van ons fietsers, triatleten. Soms word ik ingehaald door een superfietser en ik begrijp niet wat die dan met zwemmen heeft gedaan. Zoef-zoef-zoef. Ik praat hardop tegen mezelf hoe rijk ik ben dat ik me hier bevind. Dat ik zomaar langs de windmolens ga. Op naar het Bloq van Kuffelaer. Ik begin er vertrouwen in te krijgen. Tot nog toe is het inderdaad een feestje en is dat getriatlon behoorlijk leuk! Ik ga liggen en laat de dijk naar me toe komen. Het besef daalt in dat ik dit alleen maar voor mezelf doe. Dat ik dit dus fysiek aankan. Dat ik de kracht in mij heb om dit te bereiken. Gek genoeg verbaas ik me daarover. Niet dat het me lukt, maar dat ik met al die trainingen zoveel heb bereikt en dat nooit eerder heb beseft. Ik denk aan al die keren dat ik fietste: Met EH, toevallig ooit naast YZ, met Manuel. En intussen loopt de snelheid op. Het doet me niet echt iets. Ik ben hooguit verbaasd dat de snelheid voortdurend boven de 35 kilometer per uur ligt. Dat is gewoon hard. Straks krijgen we ‘m wel terug. Als ik even opzie tegen de Knardijk die straks komt, praat ik tegen mezelf. Ik hoeft niet goed om me heen te kijken: ik weet waar ik blijf. Volgens mij haal ik regelmatig iemand in. Jury zie ik niet. Voor het Bloq neem ik netjes de gel. De sportdrank is half leeg. Ik neem een bidon water aan en drink goed veel. Ik leng de sportdrank verder aan, wat ik een goed plan van mezelf vind. Ik gooi de bidon weg. Zonde eigenlijk, want ze zijn mooi. Nu komen we op mijn thuisgrond. Volgens mij regent het nog van tijd tot tijd, maar ik heb het inmiddels warm en de druppels deren me niet. Ik begin te bedenken aan al die mensen die met mij meefietsen. Al die nieuwe kennissen, die lieve vriendinnen van de TVA: KH die nu ergens de hele trapt, die prachtige AS die achter KH fietst, MB met haar scherpe maar lieve stem, aan haar man HB die zo’n rots is, aan SG die zo schattig kan zijn, aan GN die zoveel vertrouwen heeft. Ik denk aan JM die sterker is dan wij allemaal bij elkaar, juist omdat ze hier niet is. MB kan in de rij niet ontbreken: zij is de enige die mij ervan doordrong dat triatleten geen arrogante mensen zijn. Ik pink echt een traantje weg op de fiets. Overigens gebeurt dit meer in mijn hoofd dan hardop gelukkig. Ik denk aan de lachende DR. Ik neem JC mee en RO en W die me alles wilden leren. Natuurlijk denk ik aan M die voor me uit zwemt, aan TL die ook al zo blij is, aan MZ van wie ik hoop dat hij geniet en vandaag niet het haantje uithangt, maar de volbrenger. En ik denk aan de mensen die het allerdichtste bij mij staan: papa en mama die onderweg zijn voor mij. Van wie ik alle sportgenen afgepakt heb. Ik moet er om lachen. Ik denk aan Joyce die me steunt en aan Manuel die altijd klaarstaat. Gek genoeg ontwaar ik hem van een afstand al. Op ‘ons’ kruispunt staat hij. Ik roep naar hem, maar met 37 kilometer per uur, vlieg je razendsnel voorbij. Ik vind het waanzinnig lief dat hij voor mij daarheen is gefietst. Ik kijk straks naar hem uit en deze bonus is erg fijn. Er is hier weinig tot geen publiek. Ik moet plassen. Blijkbaar moet ik van die sportdrank enorm naar de WC. Maar hoe? Ik buig me er een tijdje over en besluit dan gewoon óp de fiets te plassen. Al trappend gaat dat niet, maar er loopt gewoon een flinke straal mijn schoen in. Smerig ben ik al van de opspattende modder, dit kan er wel bij. Wat zal Vincent lachen straks als ik hem dit vertel. Vincent… En Rob…. Als ik aan ze denk, aan alles wat zij moeten doorstaan, dan lopen de tranen me echt over de wangen. Al die keren dat ik er niet was. Ik word afgeleid omdat er een busje rijdt die een fiets komt halen. Back to reality: ik ben dan wel al over de helft, maar ik ben er nog niet. Het besef van tijd ben ik al lang kwijt. Ik zet het op een zingen: de tekst van Peter Gabriels Dirt: “hands on the wheel, don’t look back, this is for real”. Op naar de Knardijk. Hopelijk staat MS daar. Dat kan ik gebruiken. De zijwind valt me mee. De smalte van het pad ook. Anderen kunnen mij inhalen. Dus ik kan ook inhalen. Ik weet hoe lang dit stuk is, maar het is al snel voorbij. De tien-kilometerborden zijn voor de hele afstand en ik loop er op achter. De kilometerborden boven de honderd kloppen met mijn metingen. Zij fietsen dan ook een stukje extra bij Haven, dus ik kan het verklaren. En dan het stuk terug naar de Praamweg. Wind tegen. Hier fietste ik ooit met Manuel ook tegen de wind in; ik voorop. Toen lukte het en nu ook. Dít is Anke. Grijns en trappen. Dankjewel Tante Z voor deze fiets, dit verlengstuk van mij. Ik haal FS in en roep tegen haar dat ik daar mijn best voor heb gedaan! Over de brug bij
de Praambult. Er komt zowaar even een zonnetje door. Dan weer een bocht en ik bereid me voor op de volgende post, op een gel water en een bidon ruilen. Ik moet enorm hard lachen om het bord: ” U bevindt zich op het triathlonparcours. let op uw snelheid”. Ik weet dat het voor auto’s is, maar ik vind het voor mezelf erg leuk klinken: gelukkig dat ze me er even aan herinneren! En dat op de snelheid letten: wat anders? Mijn hartslag kan me gestolen worden! Over tot de orde van de dag… Water aanpakken, gel wegspoelen, smerig water, drinken, vasthouden en de andere bidon pakken en legen in de drinkbidon tussen het stuur. Wonderlijk genoeg gaat het allemaal. Dan maar even geen snelheid meer. De mevrouw die alsmaar rond me heen fietste stopt bij een dixie. Doei. De bocht. Zie ik Manuel al? Ik heb mijn eigen bidon teruggestopt. Ik kijk, zie geen jury (in de verste verte niet) en gooi Manuel de bidon toe. Ik roep dat het onder controle is, maar ik weet niet of dat aankomt. Zo voelt het inderdaad. Ik heb alles in de hand en het gaat goed. Ik maak geen fouten tot nog toe. Ik geniet, ik ga, ik geef niet op. Het is nu druk op de Doddaarsweg. Vorige week toen ik hier fietste, was ik alleen. Vorige week…. toen zaten we in de auto en was de vakantie pas net om. Ik denk aan de bergen die zich straks pas zullen bewijzen. Ik weet niet meer of we wind mee of wind tegen hebben. Ik ga alleen maar door en door. Ik haal MB in en juich haar toe. ‘Je gaat goed’ roept ze en van haar kan ik het hebben. Ik weet dat ik dadelijk de vertraging in ga bij de bochten. Ik ben erg blij dat ik vorige week dit stuk nog verkend heb. toen deed ik 2,5 uur over 60 kilometer, nu heb ik daar maar twee uur voor nodig. Ik reken me niet rijk, maar ben me wel bewust van de winst. Ik trap zelfs even door om de 60 toch echt in 2 uur te halen, een klein momentje streberigheid! Ik haal op de Adelaarsweg nog een hele groep in tegen de brug op. Dan zie ik een ziekenauto en er staan meerdere auto’s en opeens is de angst terug. De groep kan mij weer inhalen en de zin is op. We gaan door het bos en ik vind het fietspad echt akelig glad. Ik moet weer plassen, maar hier kan dat niet. Te druk. Te eng. Straks vlak voor de post maar. Dan kan ik water pakken om te spoelen. Nog een bocht en dan de Winkelerweg op. Nog steeds verbaas ik me over de landbouwactiviteiten. Ik zie kerels stoppen om te piesen. Naast de jurymotor, die ook moet! Oneerlijk. Ik vertraag en plas weer. De weg is langer als ik dacht en ik heb de gel ook iets te vroeg genomen. De vorige twee waren best ‘lekker’ (als dat voor een gel kan), deze orange valt wat tegen. Ik neem water aan, spoel de gel weg, spoel mijn been nat en gooi de bidon net buiten de trashzone weg. Ik zeg er nog sorry bij ook. Onderweg ligt best wat troep, eigenlijk. En dan de bochten. Het is echt druk, ik snap niet hoe dat komt. Achterblijvers op de hele, mensen die voor mij lagen op de halve? Stayeren is hier soms onvermijdelijk. Er rijdt een auto met een tijd, maar ik snap die niet. Welke tijd is dat? Voor de hele? Ik raak in een roesje en laat het genieten even achterwege. 15 Kilometer is nog best een stuk opeens. Wind tegen komt nog. En een stukje onbekende route. De drukte. Het is me wat veel. We rijden over de drukke weg waar ook auto’s naar de Eemhof rijden. Een treintje. Niet mijn tempo. Ik haal in. Mag dat? Kan het? Dan de Stichtste Brug onderdoor. Daar zit RO! In de penalty box. Dat kan niet. Dat past totaal niet. Ik herken zijn stem. Hij zit in een warmte deken. RO? Mijn wereld draait om. Wind tegen. We mogen op de dijk rijden, op de weg zelf. En dan is het terug: dat ik daar rijden mag en kan en dat ik daar ben en dat het mooi weer is: Anke en de fiets smelten samen en we trappen. De één na de ander halen we in. Ik snap het niet: heb ik als enige geen wind tegen? Hoe kan ik nog steeds 30 kilometer per uur rijden? Ik herinner de fietstraining dat ik achter JC en DR mocht hangen. Al die rottige fietstrainingen. Ik haat ze. Wat doet RO daar toch in de penaltybox? Ik neem de woede mee en ga als een dolle de fietser die iets kapot heeft en herrie maakt voorbij. Ik mag tot de Manegeweg, dan moet ik me weer intomen. Wacht even, heb ik die 90 kilometer zomaar gefietst? Ik bedoel…. Ik haal het niet in drie uur, maar toch… Ga ik dadelijk echt twee sporten afvinken en er dikke smileys bij zetten? Als ik met een beetje pijn afscheid neem van de dijken, scheurt Youri Severin me voorbij. Die durft wel de bocht door zeg. Het overzicht ben ik al lang kwijt. Ik schakel wat terug en ga terug richting de TA. Ik zie Merijn langs de kant: moet die niemand coachen ofzo? Hij herkent mij gelukkig wel. Roept me na dat het er goed uitziet ofzo. Als we bij het Weerwater komen, raak ik overdonderd. Daar lopen al vele mensen: hoe komen ze daar, daar is veel publiek, daar is onrust. Ik moet de bubbel uit en dat is lastig. En weer moet ik plassen. Hoe? Al die dagjesmensen! Nee! Vlak voor de ziekenhuisbrug doe ik het toch maar. Hopelijk vergeet ik het dadelijk als ik de sokken uit moet doen. Ik heb al bedacht wat ik doen moet: op tijd losklikken, afstappen, doorlopen en gaan hardlopen. Dit is de eerste keer dat ik niet opzie tegen het uitklikken. Het gaat dan ook soepel. Afstappen, lopen, een snelle VIP voorlaten, horloge lappen. Ik doe de bril af en schrik. Weg oranje wereld. Alles is wat grauwer even. Ik zet met enige spijt de fiets weg. Zie Rob in een ooghoek denk ik. Ik ren een beetje naar de tent en dat voelt goed. Laat het maar komen!
In de tent zit SG. Maar zo weinig voor me? Zij gaat net weg en doet haar ding nog in de tent. Ik prop alles in de tassen. Baal even dat ik de verkeerde sok in de verkeerde schoen heb gedaan. Ga ik het koud krijgen? Nee. Jasje uit. Twee gels in de trisuit proppen. En nu rennen. In wat ze de arena noemen is het stikdruk. Ik zie HL eventjes denk ik. Voor mij is de onrust lastig. Ik zie KT en ze spreekt me echt moed in wat ik goed hoor, begrijp en versta. Dank KT, ik zal naar je uitkijken. Ik heb de grootste moeite mijn startnummer recht te doen. Nieuwe nummerband, dit is een onding. Ik weet niet zeker of ik papa en mama al zie. Bij het hotel is het glad. Omschakelen. Cheerteam uit Belgie: die versta ik tenminste. De glimlach is terug. Ik loop achter een vrouw met hetzelfde tempo. Dit gaat goed, dit voelt goed. Dit kan ik. Ik zei vanmorgen tegen PL: zwemmen is het leukste, lopen het gemakkelijkste. Ik loop onder de 5:30. Een engelsman spreekt me aan dat ik zo soepel loop. Hij moet 6 rondjes en ik krijg hem moeilijk duidelijk gemaakt dat ik er maar drie hoeft. Hier is meer publiek. Het is ook droog en warm. Mijn afstandmeting is anders als de hunne, scheelt zomaar 300-500 meter. Aparte zaak. Ik herken weinig mensen. Hoekje om en daar is Manuel. Ik wil niet drinken! Maar ik moet en ik doe het ook. Ik merk net te laat dat ik een gel kwijt ben geraakt. Ik zou bij post 3, post 2 en post 1 en 3 een gel nemen. Nu heb ik niet genoeg! Of wel? Manuel staat voor post 2. Van het ontbrekende gelletje raak ik even in paniek, even de controle kwijt. maar de focus verschuift weer snel: ik loop hard. Gemakkelijk en hard. Het blijft onder de 5:30 zitten. Alle zorgen voor straks zijn nog ver weg. De bult op is een eitje voor mij. Raar. Ik zie mensen op de busbaan fietsen, mag dat wel? Voor me zie ik SG. Ik ga haar pakken, hoe dan ook. De mensen op de busbaan blijken SJ en M te zijn voor SG. SJ zegt dat het er erg goed uitziet bij mij. Ik wil en kan hem niet antwoorden. Bedenk inderdaad: nu nog wel, nu ziet het er nog goed uit. Ik haal SG en ze stelt mij en M snel voor. Een andere keer meer. Ik blijf achter de vrouw met hetzelfde tempo. Dat ga ik niet volhouden, weet ik. Maar nu wel. Ik werk de 6 kilometer in een half uur af. Die van mij of de hunne? Ik weet het niet. Zo haal ik het met de gels. Ik neem de eerste. Deze is gewoon vies. Ik krijg ‘m moeilijk open. Water om het weg te spoelen, ik stop niet, maar drink rennend. Waar is Joyce? Dit is ronde 1: verkennen. Dadelijk een ronde consolideren en dan nog 1 rondje knallen. Dat is het plan. Langs post 4, waar heel veel herrie is. Veel teveel onrust om bij ons Lumiere-zwemstrandje stil te staan. Dan de modder in het bos. En daar is Joyce. Ik roep haar luid en duidelijk toe dat ze moet zorgen dat Manuel een open gel voor me klaarhoud. Hoe ze dat gaat doen zal me wat, maar ze begrijpt me. Ik loop nog soepel, al ben ik mijn voorgangster kwijt. Tentje van de Frysman, op naar de Arena. Ik kijk goed of ik bekenden zie en hier en daar hoor ik mijn naam. Het nieuwe waterzakje neem ik aan, maar dit concept is niks voor mij: ik krijg het wel erg moeizaam open als ik een gel al niet red. Ik zie papa, mama en Rob en Vincent. Het gaat mij nog goed. KT zie ik helaas niet meer. Het gladde stuk is beter nu. GN roept me toe hoe soepel het er uit ziet, dat ik er toch maar mooi ben en dat ik dit doe en dat ik door moet! Klopt, ik loop hier maar mooi. Het is niet meer of minder dan dat, ik weet nog dat MB het me zei tijdens de crossjes. Ik dóé dit gewoon. Ik keek op de klok die ik net kon zien en heb nog maar een uur voor 2 rondes om het binnen de 6,5 uur te halen. Kan niet dus. Jammer dan. Ik sla de post over en ga richting de tien kilometer. Volgens hun bordjes zet ik weer een toptijd neer, mijn horloge meld ook dat ik dat binnen 55 minuten afgehandeld heb. Ik zie Manuel alweer en hij heeft de gel vast en roept dat die open is. Ik vergeet er 1 mee te nemen. Ik wil geen sportdrank meer. Merijn staat er ook. Ik neem water bij post 2 van een meisje wat mij extra aanmoedigt omdat ik van de TVA ben en dan weer de heuvel op. Tegen 12 kilometer merk ik dat ik het lastiger ga krijgen. Ik moet vertragen en dan begint het Grote Gevecht. 8, nee 9 kilometer tegen jezelf vechten is verschrikkelijk. Het genieten ebt weg. Voorbij de busbaan op de kruising fietst KH me voorbij en ze roept me toe dat het geweldig is. Dat doet me goed te zien dat zij nog leeft en stevig bezig is. Het houdt maar even stand, ik tel af. De gedachte aan wandelen komt op. Ook aan opgeven. Maar dat gaat niet gebeuren. Ik denk nog even aan de nuchtere duurlopen waarvoor ik LK heb vervloekt in D1, maar die hebben me hier ook niet op voorbereid. Post 3. Herrie. Ik drink nog wat water, maar hou het nauwelijks binnen. Ik zie Joyce: ze gilt me moed toe; dat ik het kan, roept ze. Alles in mij schreeuwt het uit van niet. Gelukkig deze keer niet hardop! Tjardo Visser zeilt mij voorbij en ik benijd zijn gemak. Ik haal nog mensen in, ik blijf rennen. Hoe ik nog een ronde door moet, weet ik echt niet. Frysman tentje. KvH staat op de brug en juicht me uit volle borst toe. Ik denk aan vanmorgen toen niemand me kon helpen. Blijkbaar blijft het er soepel uitzien, al voelt het rampzalig. De arena overdondert me. Voor iedereen die daar staat, ga ik door. Ik knik ‘nee’ tegen Rob en papa. Dit voelt zo onmogelijk. Zoiets als die laatste kilometers marathon. Maar dan onoverkomelijk. Bij post 1 ga ik over op cola. Dan deze laatste ronde maar op cola. Nu maakt het niet meer uit. Als ik nu ziek word, kan het niet erger worden. Dit is overleven en doorgaan. Tijden, afstanden: alles kan me gestolen worden. Genieten is er niet meer bij. Al ga ik 7 minuten lopen op de kilometer, ik ga het afmaken. Dat is het enige doel. Ik haal een man in die roept hoe het kan dat ik nog zo lekker loop. Zo voelt het niet. Een andere clubmaat wandelt: zwaar he, zegt hij. Ja!! roep ik. Ik zie Manuel, roep tegen hem dat hij naar de busbaan moet komen en neem de bidon aan en drink nog wat sportdrank. Ik gooi de bidon weg naar de voorzitster wiens naam ik vergeten ben en SJ. Merijn staat er nog en heeft de enige juiste tekst: Doorbijten Anke, je komt er wel. Ik ben woedend op hem, op zijn stomme idee en hij krijgt de schuld: die woede houdt me aan het hardlopen. Water aannemen op de post van het meisje dat de TVA toejuicht voor de derde keer. Alles in mijn wil wandelend de heuvel op en heel mijn hersenen worden in beslag genomen door die ene vraag:
hoe maak ik in ‘s hemelsnaam dit rondje af? Manuel komt naast me fietsen, maar ik kan alleen maar fluisteren: ik kán niet meer. Zo voelt het. Het kán niet meer. Ik kijk uit naar de douche, naar de finish en naar een bad. In een soort van die volgorde. Dat ik het zal afmaken, staat vast, maar nu weet ik niet hoe. Manuel gaat terug bij post 3. Ik neem cola aan en krijg twee slokken binnen. Ik kan nu wandelen, nu Manuel weg is. Dan zie ik een vrouw voor me rennen. De laatste houvast: ik zou haar graag inhalen. En dan de druppels. Die een enorme bui worden. Even is de grote grijns terug. Mijn persoonlijke douche! Ik ben blij met de regen, de verkoeling, de afleiding. Ik haal de dame in. 17 of 18 Kilometer: Vincent, ik kom er aan. Nog 20 minuten. Ik kijk niet meer naar kilometertijden, durf niet. Voor mijn gevoel is het 6:50 per kilometer (dat zal meevallen achteraf). Het boeit me ook niet meer. Halen, finishen is het enige doel. Nog twee flinke slokken cola op de laatste post. In het bos loop ik te kokhalzen. Ik ben nu toch al nat en vies en smerig. 19 Kilometer. Nog een kwartier. Nog maar een kwartier doodgaan. Kom op, het gaat goed; roept Joyce. Ik krijs nee!!!!! en ren door. Ik ben nu te nat om nog te gaan wandelen, dat koelt teveel af. Dat is het enige besef wat doorkomt. Doorrennen. Stap voor stap. Ik weet ook dat ik dadelijk weer redelijk snel bij kan komen, maar die kennis helpt mij nu niets. Frysman? Bewaar me dat ik ooit een hele ga doen. Nog 1 keer het bruggetje over. Ik ga het halen, maar het daalt niet in. Die laatste kilometer zal de zwaarste ooit worden. Ik zie niemand meer, voor me loopt een vrouw die ik ook op de fiets inhaalde en zij mij weer. Ik kan het niet meer opbrengen haar voorbij te gaan. Ik loop de drukte in. Ik blijf rennen. Papa’s hand negeer ik, de kracht mist voor een high 5. Ik zie hem wel. En dan de klok: 6:28 – ik ga het binnen de zes en een half uur halen ook nu! Ik juich als ik het gehaald heb. Ik ben ongelooflijk blij.
Niet trots. Ik krijg een warmtedekentje om en de medaille. Vincent staat daar en ik ben helemaal stuk. Manuel komt er ook aan, maar ik wil Rob. Ik wil uithuilen bij Rob. Het is voltooid. Gedaan. Klaar. En het grootste deel was genieten. Geweldig. Ik huil uit bij Rob en dan moet ik doorlopenen naar binnen om warm te worden. Ik heb het niet koud hoor. Of ik merk het niet meer. Ik kom JL tegen. Dat helpt wel even. Als ik de bankjes zie binnen is het op. Ik sla de deken om me heen en jank een potje tot iemand me komt vragen of het wel gaat. Ja hoor. Eigenlijk wel. Dan pas besef ik dat ik het ruim binnen de 6,5 uur heb gehaald, dat ik 20 minuten later vertrokken ben dan de klok gestart is. Laat mij maar even alleen. Ik ben woedend, uitgeput, verdrietig, gelukkig, kapot en blij tegelijk.
Ik haal mijn spullen en wil alleen maar onder de douche. Ik trek de troep uit, de douche is prettig en ik praat met een andere vrouw in het Engels. Dat is best lastig. In de gang zie ik MBB: ze straalt en het doet me goed dat zij trots op mij is. Ik laat mijn bovenbenen masseren. Ik mis Rob en het contact met de buitenwereld. Ik ben zelfs bruin geworden! Buiten wachten ze op mij. Ik moet iets eten. Maar als ik bij het buffet sta bij SK en SG (die beiden na mij gefinished zijn) vergaat me de trek. Ik wil weg. Nee, ik wil bij ze blijven. Ik zie mama en Vincent. Ik moet iets eten. Ik wil weg. Ik wil mijn fiets. Ik moet Joyce gedag zeggen. Rob weet mijn tijden: 6 uur en 8 minuten. Ik laat ze op mijn medaille graveren. Ik drink een chocomelk, bij YZ en SG. Zie papa en Vincent. Ga weer naar buiten op mijn slippertjes. Mijn hardloopschoenen zijn te nat geworden. Ik haal mijn spullen en mijn fiets. Ik ga naar huis. Het daalt niet echt in. Ik had vanalles bedacht, alles onder controle voor 105 kilometer lang en dat laatste stukje eventjes niet. Toen heb ik heel diep gegraven. Maar na de finish was er niks meer. Volkomen blanco. Ik kan mijn fiets weer in de schuur zetten. En dan is het leeg. Kan ik nauwelijks meer staan. Draaierig. Papa en mama horen het nog even aan. Als mama het zegt, kan ik wel begrijpen dat het een prestatie was. Maar écht…. dat dringt niet zo door. Was ik snel? Was het goed? Het was in elke geval leuk! Ik eet een bak yoghurt met ananasschijven en krijg met moeite de friet op. Ik heb denk ik het uiterste gevraagd. Ik kon dit en het lukte me. Vandaag is voorbij gegaan.
In antwoord op je appje van vorig jaar Merijn: ja, dit jaar heb ik ook de halve gedaan. Het heeft mij meer opgeleverd dan ik had kunnen denken: al die nieuwe mensen (en de meeste triatleten zijn dan wel geen gewone mensen, maar ook niet arrogant), een ongekende hoop kracht die ik in mij heb zitten, een verslaving aan bewegen en buiten zijn, ik heb mezelf leren kennen. Ik kwam mijzelf tegen. En ik heb doorgezet. Ik heb nieuwe grenzen verkend en dingen gedaan die nooit gedacht had te durven, zoals zwemmen. Ik had nooit gedacht dat ik zomaar 90 kilometer zou kunnen fietsen. het heeft mij veel geld en tijd gekost. Maar ik ben niet geblesseerd geraakt, heb nergens de grenzen te ver overschreden. Ik heb gemopperd, gevloekt en genoten van de trainingen. Ik heb beslissingen durven te nemen die mij mentaal een sterker mens maakten, zoals een trainer opgeven om verder mijn eigen pad te kunnen bewandelen en sterker te kunnen worden en meer naar buiten te durven kijken. Het was een top-idee. Al heeft het me een jaar de tijd gekost om daar zeker van te zijn.
De halve triathlon in Almere – Challenge Almere Amsterdam Half Distance
Posted under Uncategorized
Comments Off on De halve triathlon in Almere – Challenge Almere Amsterdam Half Distance
Comments Off on De halve triathlon in Almere – Challenge Almere Amsterdam Half Distance