maandag 18 november.
Ik kroop weer eens “lekker” op de Tacx. Het is toch altijd weer een drempeltje over (letterlijk, maar vooral figuurlijk) om in de kou op dat saaie ding te kruipen. Gelukkig helpt Netflix, Outlander en de koptelefoon en vooral het feit dat ik vandaag niks ‘hoeft’. Gewoon een uurtje trappen, geen gedoe met zones of cadans. De koptelefoon filtert het saaie geluid van het vliegwiel weg en ik kan Claire en Jamie van de serie goed volgen.
Ik loop wel een beetje halverwege de afleveringen, maar dat lost zich vanzelf op. Een uur is dan opeens best snel om zelfs. Na dat uur moet ik nog een half uurtje lopen. Het is intussen natuurlijk al lang en breed donker, maar een half uurtje door de wijk en dan 6:00 minuten per kilometer lopen, dat moet me lukken. Ook al hebben mijn beentjes gister nog een intervalletje gedaan. Ik volg mijn neus en verzin geen route. Om de Eilandenbuurt heen zo blijkt. Ik probeer een tempo van 10 kilometer per uur te vinden, maar het gaat heel gemakkelijk veel harder. Toch word ik ingehaald door een jonge knaap met rammelende sleutels. Ik kan er wel om lachen en verbaas mezelf dat ik adem te over heb om hem een fijne avond te wensen.
Ik loop verdikkeme bijna 11 kilometer per uur! Dat mag dus langzamer, maar mijn beentjes vinden van niet. Ik draaf lekker door. Vijf kilometertjes, kom op zeg. Ik zal er 4 doen en dan wandel ik de vijfde wel om op een half uur te komen. Ze gaan allemaal rond de 11 kilometer per uur. Moeiteloos. Ik verbaas mezelf. En toch ook niet. Want als er iets is wat ik kan, dan is het hardlopen na het fietsen. Als beide tenminste niet enorm veel zijn. Ik doe er minder dan een half uur over: 27:35. Maar het voelt wel goed!
Dinsdag 19 november. Ik ga lekker zwemmen ‘s avonds. Niet vooraan, want ik moet en mag rustig doen. Ik zwem lekker in en ga niet vooraan zwemmen. Dat laat ik aan de man over in de baan! We gaan aan de slag met de ademhaling. Geweldig. Dat vind ik inmiddels supergaaf. Als ik maar goed blijf uitademen is het nog superrelaxed ook. We doen elke 50m een keer minder ademhalen. Zes keer. Dus je begint met 2 keer ademhalen en dat vind ik het moeilijkst. Dan heb ik het minste ritme. Eindigen bij eens in de 6 slagen ademhalen bevalt me met achtje prima.
We doen ook andere dingen, gewoon niet heel hard of snel. 1 Iemand in onze baan is duidelijk net iets te langzaam, maar zelf heeft ze dat niet door. Tot slot moeten we 100m zwemmen, waarvan de eerste 50m 1 op 5 ademen en de laatste 50m 1 op 7 ademen. Ik kan dat! Lukt me dus gewoon!! Vooral letten op het uitademen en rustig blijven en dan komt het goed. Als we dat nog een keer herhalen probeer ik zelfs de eerste 50m 1 op 7 te ademen en de tweede 50 meter red ik zelfs 1 op 9! Dan haal ik maximaal 2 keer adem en de rest zwem ik rustig. Gaat echt supergoed en ik kom tevreden het water uit.
Woensdag 20 november.
Ik werk extra deze ochtend. Anders is er niemand bij de telefoon. Ze vroegen met of ik de hele dag wilde werken, maar dat was nadat ik met Joyce had afgesproken om een rondje Kromslootpark te gaan lopen om half 1. Natuurlijk belde iedereen om 12 uur tegelijk. Even over half 1 stond ik klaar voor 15 kilometer bijkletsen en lopen in het zonnetje. Ik had er zin in en daarom startte ik wat te hard! Niet voor mij, maar voor Joyce. Ik heb al mijn collega’s gedeeld met Joyce. We zagen een groot bord alsof we er niet door konden, maar lopend kan je toch zeker overal komen?! Dat was een vergissing, want de brug was helemaal weg. We moesten dus terug en langs het zwembad. Er fietsten een paar meiden die luidkeels Jingle Bells zongen. Het lange saaie fietspad over en die kletste Joyce vol. Het tempo moest wel omlaag voor haar, maar ze bleef lang net voor me uit lopen. Toen gingen we richting de brug, maar we namen de afslag onderdoor naar het Zilverstrandje. Het was heerlijk weer en ik voelde me prima.
Toen gingen we de dijk op. Dat was niet warm. Het waaide er best kil door mijn ene laagje heen. Het tempo legden we wat lager. Mij ging het nu goed, maar deze keer had Joyce nog wat last van de lange tocht van zondag. Ik wilde wel even mijn eigen tempo doen en toen we op de dreef waren en we tot mijn verbazing al 9 kilometer gelopen hadden, ging ik tot de Beginweg mijn eigen tempo. Dat was ook wel even prettig. Daarna haalde ik Joyce op en we moesten nog een stukje om voor de 15 kilometer. Joyce had het een beetje gehad. Dus in plaats van over het viaduct en een ommetje, gingen we gewoon terug. Ik vond het prima, want ik moest 75 minuten lopen en dat ging me lukken. Ik moest ook Vincent weer ophalen en met 15 kilometer zou me dat net niet lukken. Het tempo lag lager, maar ik vond het niet erg. We liepen over het fietspad en toen weer terug naar mijn werk. Het werden al met toch 13 kilometer. Dat was prima, maar mijn energie was nog niet op.
Toen ging ik Vincent halen, huishoudelijke klusjes afwerken en daarna gingen we zwemmen. Ik wilde lekker rustig aan doen en ging weer niet voorop. Het viel me iets zwaarder vandaag en de stomme dingen sloeg ik over of deed ik half. Dan bedoel ik ‘met één arm’ enzo. We deden ook walgelijk veel benen. Ik deed het wel, maar niet op mijn rug, daar werd ik echt niet happy van! We zwommen veel en toen was mijn drang naar overmatig energie-verbruik weer gestild.
22 november (merk op dat er gewoon een rustdag tussen zit…! Terwijl ik niet hou van dat concept….) Vandaag stond er (naast de tandarts, de was, de kattenbak, boete lezen, langs de winkel etc) een intervalletje op het programma met uitfietsen. Ik had ‘m in de middag gepland als het gaatje in mijn tanden weer dicht zou zijn en de lunch verwerkt. Het was heerlijk weer: zonnetje, 8 graden en vrijwel windstil. Ik ga in een t-shirt en een halflange broek. Dat is altijd koud met inlopen, maar ik zal het wel weer warm krijgen. Het idee is een heel groot rondje Kotterbos.
Ik weet intussen waar ik ongeveer begin en omdat het veel intervalletjes zijn, moet ik maar niet meteen heel hard starten. Dus ik loop soepel en zo hard ik kan. Dat gaat goed. Ik ren net voor de auto langs en ben nog iets sneller als ik gedacht had. Dan lekker rustig aan tussen de intervallen door. Bijkomen is een belangrijk onderdeel van de intervallen, waar ik meestal het snelst genoeg van heb. Ik heb het nog niet warm, dus ik moet blijven dribbelen. Tijdens de tweede interval krijg ik het wel warm. Ik tel altijd mee. Daar bak ik weinig van, maar het leidt me af en zorgt ervoor dat ik mijn vingers ontspan als ik de tijdsblokken bijhoud met mijn vingers. Ik haal grijnzend wandelaars in – ach, je moet iets. In de derde interval blijkt het hek in het Kotterbos dicht te zijn. Dat wist ik wel, maar ik was het totaal vergeten. Plan naar de filistijnen en ik besluit maar door te lopen en later om te keren dan. Mis ik de wildroosters. Mijn tempo ligt elke keer hartstikke goed. En ik loop me niet over de kop.
Ik heb bedacht dat ik om kan keren als ik op de helft ben. Maar als ik flink doorloop tijdens de helft van intervallen, bedenk ik me dat ik het inlopen niet heb meegeteld. Ik calculeer in dat ik dadelijk het zuchtje wind mee zal missen en ga er van uit dat de tweede helft langzamer zal zijn. Als ik op de helft ben, keer ik om en neem ik een gel. Ja heus! Ik wandel er bij. Dan dribbel ik weer om de wind tegen te voelen, maar die valt mee (eigenlijk komt die ook van opzij als ik de windmolens mag geloven). En dan op voor de tweede helft. Ik zet lekker aan, doe mij maar aftellen. Overigens: dat tellen lukt me niet 1 keer nauwkeurig, meestal tel ik veel te langzaam. Het tempo gaat zelfs omhoog tot mijn verbazing! Dat zal de gel zijn.
Ik dribbel weer en nu gaat dat ook langer duren voor mijn gevoel. Ik loop langs het dichte hek en erger me even en dat helpt altijd; een beetje boos worden. Ik loop tot de paaltjes die ik niet dacht te halen, maar ik red het net. En zowaar: nog sneller! Nu begint het aftellen en ik zal moeten beslissen of ik precies dezelfde weg loop of naar dat stomme schanullekesluisje loop. Mijn voeten wijzen de weg en gaan naar het sluisje. Mijn voeten en benen zijn nu helemaal niet meer koud en in vorm, want we gaan weer harder dan de eerste helft. Het moet niet gekker worden. Ik zie op tegen de laatste en raak hopeloos de tel kwijt ook nog. Dan is tie maar iets trager, tot nog toe gaat het namelijk wel erg supergoed. Het eindresultaat is dat ook de laatste interval sneller is dan de eerste. Gel, wind, vorm van de dag, naar het einde toe beter opgewarmd? Ik weet niet wat de reden is, maar het is me goed afgegaan. Ik heb maar een verschil van minder dan tien seconden tussen de snelste en langzaamste interval.
Ik wandel even om bij te komen en ga dan via een ommetje naar huis. Eigenlijk wilde ik Vincent tegemoet fietsen bij het uitfietsen, maar nu loop ik hem een beetje tegemoet. Dribbelen meer. Ik loop dezelfde afstand als met Joyce, maar dan in een veel kortere tijd. Ik had gedacht dat in 75 minuten te proberen, maar dat lukt me gemakkelijk. Met het gedribbeld haal ik het gemiddelde omlaag. Vincent zie ik niet. Eenmaal thuis ben ik trots, een beetje moe en tevreden. Ik wacht op Vincent. En dan zie ik dat hij een uur later pas uit is! Ik kleed me om en fiets hem tegemoet op de mountainbike. Dat valt me wel een beetje tegen, want dat vinden de beentjes even minder. Een half uurtje lekker rustig aan en de tweede helft gaat beter, want dan mag ik naar Vincents gekwebbel luisteren. En thuis wacht de andere helft van de hersteldrank, iets lekkers en een warme douche. En… nog een machine was!
23 november. Ik hoeft niks te doen vandaag. Rustdag noemen ze dat. Vreselijk concept, waar ik werkelijk niks mee heb. Dan zit je maar op de bank. Met een boek. Wat zo uit is. En dan verveel je je maar. Ik had dat gemakkelijk voort kunnen zetten aan de rand van het zwembad. Niks doen. Maar zo zit ik niet in elkaar. Dus ik ga ook even. Ik krijg van verschillende mensen te horen om 5 over 4 dat het echt mag en dat ik er “zo lekker gemotiveerd” uitzie. Dan zal ik maar he. Ik ga 1000m zwemmen met achtje. Ik ga gewoon lekker en ik tel elke baan mijn slagen. Keer op keer. Op en neer. Omdat ik toch niet anders te doen heb. Ik doe minder dan 20 minuten over de kilometer. Met zo nu en dan een stopje om de heren voor te laten gaan. 1:59 op de 100m. Ik rust eventjes (een seconde of 30) en dan ga ik het nog maar een keer doen. Het gaat wat moeizamer, ik heb 1 of 2 slagen meer nodig om de baan te voltooien. Ik zwem niet heel langzaam ofzo, maar het is net niet meer heel soepeltjes. Ik tel het eerder af dan erbij. Hier doe ik dan ook net iets meer dan 20 minuten over. Ik rust weer eventjes en doe nog 100m schoolslag. Dan vind ik het meer dan genoeg geweest voor een rustdag.
24 november. We zijn bij M&MBvdB in Nobelhorst om hen te adviseren over het internet. Als Rob dat heeft gedaan, gaat hij rijdend en ik lopend terug naar huis. Dit is altijd de opdracht waar ik niet zo tegenop zie: 3 keer 25 minuten in zone 1 en 2. En dit is de opdracht die altijd tegenvalt. Want zone 1 is niets gemakkelijks aan! Dan loop je te remmen en te stroperig. Ik heb een muziekje bij me. Ik loop helemaal achter langs.
Na de 25 minuten ga ik zelfs een minuut wandelen, zoals de bedoeling is. Ik merk dat ik weinig ontbeten heb en mijn lijf schakelt ‘vrolijk’ om naar vetverbranding. Dan gaat de hartslag iets omhoog en het tempo iets omlaag. Vooral het viaduct over is dat niet al te prettig, dan is ook zone 2 traagheid. Ik loop de eerste afslag voorbij. Er zijn veel (de weg zoekende) fietsers. Het valt me mee hoe koud het is. Ik neem de volgende afslag. Het is er glad van de blaadjes en er is weer een bruggetje en twee tunneltjes onder de A6 door. De kilometertijd is heel erg sloom opeens.
Zonder echt goede reden. Dan kom ik op de Trekweg en ik zal daar altijd naar rechts gaan. Ik tel drie minuten af, omdat het afleid. Dan wandel ik de brug op. Ongemerkt zijn er alweer tien kilometer onder mijn voeten door gegaan, maar het blijft stroperig voelen. Misschien toch nog van de intervallen? Ik mag nog een keer 25 minuten zone 2. Ik hobbel en hark langs de TBS kliniek, de auto stopt voor me (had niet gehoeven hoor) en ik moet nog door de Stripheldenbuurt om ook.
Ik wandel even omdat ik twijfel en dan moet ik weer voor de grote boodschap. Ik heb niet meer zoveel zin aan de ene kant en wil de 13 kilometer vol maken aan de andere kant. Ik loop dus nog een klein ommetje voor ik thuis aanbel en meteen de toilet in duik.
Dan eet ik wat met extra eiwitten en daarna ga ik -zoals beloofd- met Vincent fietsen. Ik wil naar de Grote Trap. Een natuurfietspad wat Flevoland gepresenteerd. Eerst zijn de korte handschoentjes koud. We rijden door het Kotterbos naar en over de piano- en keyboardbrug (zo noemen we ze). Dan over de Ibisweg (ook wel tyfusweg genoemd) tot we bij het begin van de Grote Trap aankomen. Het is iets meer dan ik gedacht had met 8 kilometer. Het pad is saai. Dat is op zichzelf een goede representatie van Flevoland, maar wel erg eenzijdig. het pad kringelt een beetje.
Naast de keurige betonplaten zijn de sporen zichtbaar van het werkverkeer. Er is veel modder. Een schuilhutje met een bankje ernaast, waar je nog niet kunt komen zonder met je enkels tot in de modder te staan. De bossen zijn uitgedund, het water ligt er stilletjes bij. Nog steeds een prima representatie van Flevoland, maar weinig aanlokkelijk. We fietsen tegen de wind in, te zien aan de windmolens. Ook Flevoland ten top, maar geen hoofdprijs. We komen bij d Vogelweg en Vincent gaat daar pauze houden, zodat ik de rest van de Grote Trap kan beoordelen. Dat is ietsje beter met een spiegelglad meertje, tussen 2 redelijk authentieke bossen door en de werksporen zijn al overwoekerd door een miniem laagje groen. Ik kom 2 fietsers tegen, 1 skeelerende persoon en voor me fietst een man die ik graag inhaal. Dat lukt me voor we bij de Arendweg/Flehiteweg zijn.
Ik keer om en neem de wind mee de Grote Trap de andere kant op, terug naar Vincent. Langs een identiek schuilhutje als in het begin staat(hoe Flevolands) en rond de keurig aangelegde bochtjes. Dit schiet iets beter op. Al met al is het iets langer dan ze beloofd hadden, maar ook dat is gelijk deze provincie. Ik kom Vincent weer bij en die heeft de skeeler gesproken. De meneer eet zijn boterham met pindakaas op en wij hebben nog een halve Grote Trap af tegoed. Met wind mee is het beter en het is ook nog stiller geworden.
We zien weinig vogels en houden onszelf keer op keer voor dat het hier in het voorjaar en de zomer vast wel veel mooier zal zijn. Kortom: de Grote Trap is een prima representatie van Flevoland, maar ik weet zeker dat er meer is in Flevoland! Ik opper een innovatief kabelbaantje voor de terugweg, een onverhard wandelpad aan de andere kant van het water en informatiepanelen. Vincent doet de route terug en waar ik vanmorgen nog hardliep onder de A6 door, fietsen we nu.
Vincent gaat op de Trekweg naar links, wat ik nooit zou doen, maar hij heeft het voor het zeggen. En dan is mijn zinnetje óp. We zouden een uurtje fietsen, maar dat is al lang voorbij. Koud heb ik het ook niet. We gaan Almere weer in en dan is het nog even uitzingen tot er 30 kilometer vol zijn en tot we thuis, wat nog anderhalve kilometer langer duurt. Dat was weer een fijn weekje.