21 december
Tja, de vijf. De vreselijk vijf. Die hadden we nog niet gehad. Vond ik spannender dan de halve marathon in A’dam. Ik wil onder de 25 minuten komen. En dat geeft druk, daar kan ik niet tegen. Gewoon gegeten, het zijn er ‘maar’ 5. Op tijd in Dronten. ER ZIJN GEEN WC’s, voor de dames. HOE DAN. De paar die er zijn, staan overvol. Nou, dan niet. Ik kan nog net Joyce een dikke knuffel geven. In het startvak even kletsen met Annemieke en Gerrie. Ik ga kort-kort. Gerrie heeft zelf handschoenen aan, maar zij is dan ook nog ouder. Ik vind het allemaal onrustig. Ik sta te ver naar achter! Vanaf de start ga ik hard (ik zal wel moeten) en er lopen veel suffies in de weg. Ik neem zelfs even het gras, om ze met gemak in te halen. Het hangt af van de eerste kilometer, die zet de toon. Ik zie Rob en Joyce.




Ik ga zo hard als ik kan. En dan bedenk ik na een meter of 800 dat ik in Dronten nog nooit zonder een blessure weggekomen ben met een goede tijd. Dat drukt de stemming. Bedenk dan maar eens bij jezelf: en nu zou het niet erg zijn, geef alles wat er in zit. Ik hijg als een stoomtrein. Eerste kilometer in 4:38 ofzo. Haha, dat kan ik helemaal niet!! Ik let nergens op, loop gewoon alleen maar zo hard als ik kan. Niks genieten, doordrammen. Oversteken, ik zie wel veel mensen, maar mijn hoofd zeurt alleen maar: dit kan je niet. De tweede kilometer ook dik onder de 5 minuten. Ik kijk gewoon per kilometer. Ik zie mensen wandelen en ik word misselijk. De WC hoef ik niet, maar opgeven schreeuwt moord en brand. Voor wie wilde ik ook alweer hard? Ik zelf toch? Dan heb ik er zelf ook alles over te zeggen. Ik probeer aan te haken, maar dat lukt me niet. Ik hoef geen water te drinken, maar om af te koelen. Ik zweet me kapot en ik blijf heel hoog in de adem zitten. Ook kilometer 3 onder de 5 minuten. Ik ga wel iets goed doen, hoe dan ook. Maar leuk? Nee, niet mijn ding, dat jezelf afbeulen. Kilometer 4 gaat in 5:02, verdomme. Niks verloren, maar daar baal ik dan toch van. Nog 1 km maar. Ik heb het echt moeilijk! De straten door. De omgeving boeit me niks. Niemand hier die ik ken. iemand zegt: nog 400m en ik tel ze meter voor meter af. Geen idee hoe hard ik ga, maar meer dan dit kan ik simpelweg niet! Mijn benen wel, maar het hart en de longen niet. Ik ben blij als ik de finish zie, maar aanzetten: no way anymore. Ik zie een sub 25 staan (net) en ik ben kei-blij. En hartstikke kapot. De 5km is vol en de eindtijd is officieel 24:25. Een PR. Ik heb nog nooit zo hard gelopen! Blij? Nee. Want Vincent is niet blij. De medaille is ook stom.


Ik heb nog niet eerder zoveel tijd nodig gehad om bij te komen. Chocomelk drinken, warme spullen aan doen omdat het moet. Stomme afstand. De kaart is vol. Alle loopafstanden afgevinkt. We gaan snel weg, maar eigenlijk zou ik liever bij Joyce blijven. Vincent gaat naar zijn werk. Ik zie in de auto dat ik tweede dame 45+ ben! Gaaf. Van de 43 dames tot 55. Dat is wel netjes toch? Maar ik ben niet bloedjetrots of superhappy.


Het is wel EXTREEM lief en goed dat mijn trainster Annemarie vanaf haar vakantieadres (!) vrijwel direct reageert dat ik een toptijd heb gelopen! Ze meent het. Voor haar en voor Vincent zou het een simpel te halen tijd zijn, maar voor mij is dit maximaal en dat ziet ze en erkent ze en waardeert ze! Niks zichzelf eerst, maar ze ziet mij. En ze doet ook nog alsof dat logisch is. ‘s Middags doe ik lekker rustig aan met Lego bouwen en patat eten, maar niks overdreven. IK HEB NERGENS LAST VAN. Geen blessure, geen kniepijn, geen last van rechtervoet, niks. Maar ik ben er wel moe van en unhappy. Helaas.

