Het zijn maar 10 kilometer, maar ik denk er de hele tijd aan! Regen is er voorspeld, storm en dan een heuvel van 30 meter! Ik heb het allemaal nog nooit gedaan – behalve die storm dan, dat wordt wel heel bekend…..
Ik ben echt zenuwachtig op deze zondagmorgen. Drentel rond. Geen rust. Douche vooraf maar vast. De onzekerheid voert de boventoon. Ik lees in de boeken dat ik het moet kunnen, maar ik weet het zelf niet zeker.
Als iemand vraagt hoe lang ik er over wil doen, zeg ik heel veilig 55 minuten. Dat vinden ze al snel. Ik luister mee met de collega’s, maar kan niet beslissen of ik mijn regenjasje of mijn zwarte jasje aan doe. Of ik het hesje aan doe. De beslissing voor welke schoenen heeft al een dag geduurd… Het worden de blauwe. Wat moet ik nog eten? Yoghurt met een beetje cornflakes en honing wordt het. En veel water.
Eindelijk heb ik besloten de roze regenjas aan te doen en het hesje er overheen. We gaan naar de start lopen.
Ik schrik van de drukte, van de regen die nog even hard op ons neerplenst en ik klets nog even met een hardloopbekende. In het vak voel ik me verloren en ik zet mijn telefoon maar vast aan. Mijn hartslag komt boven de 100 uit terwijl ik stil sta en het koud heb.
Ik ga mijn eigen race lopen. Ik hou mijn horloge klaar en zet ‘m exact op de start aan – tip uit het boek. Dan ga ik mezelf voorhouden: niet te hard, niet te hard, rustig beginnen, je haalt straks iedereen in.
Ik kijk naar de mensen om me heen, zwaai en raak al snel al mijn richtingsgevoel kwijt in Schoorl door al die andere mensen en lopers. Ik zie een vrouw met een vlecht en een paars shirt en ha! die heeft mijn tempo; volgen dus. Moeilijk in de drukte en voor de molen wordt het nog krapper. Ik mag veel links lopen en mensen inhalen, ik ga niet te hard, maar ik loop over de 11 km/uur. We lopen langs de grote parkeerplaats en dan een hoekje om en de stijging begint. Dat kan ik dus. Probleemloos. Ik blijf links lopen, inhalen. De vlecht raak ik kwijt en vanaf nu is het mijn race. Ik ga goed, ik kan harder, ik kijk om me heen en het is erg mooi. Jammer dat het zo druk is, hihi. Ik versnel door naar de 5km, al bijna op de helft. We gaan een halfverhard pad op, da’s fijn en daar is de drinkpost al. Ik hoeft niks en ga door. Mijn telefoon vertelt me dat ik boven de 12km/uur zit, hallo! De eerste kilometer telde niet mee, dus ik kan niet veel van mijn totaaltijd zeggen. We lopen de duinen over door de wind. Bij elke windvlaag denk ik: meegaan met de storm, inhalen met die hap. Ik hoor dat de 6km binnen de 36 minuten zit, wat heel goed is dus. Ik ga door, voor mijn gevoel zijn we er al bijna, al weet ik dat het ergste nog moet komen. Ik blijf links en rechts voorbij gaan en ik omzeil de plassen. Inmiddels heb ik het warm en ik doe de handschoenen uit.
Ik dender in mijn hoofd: dit kan ik, dit zijn maar 10 kilometers, dit gaat goed. Ik ken de kracht van de gedachte en laat me niet misleiden. 7 km in 40 minuten volgens de telefoon, dat is dus erg goed. We gaan weer terug richting Schoorl en ik beslis dat ik niet meer door een vrouw wil worden ingehaald. Mannen mogen dat wel, vrouwen niet.
Ik word moe, en mijn kop is vast vuurrood, maar ik ga er nu voor. Heel even denk ik: ik kan ook best even gaan lopen, ik haal het toch wel. Maar dit afzien ken ik van de marathon en dit gaat maar over 2 kilometer! Dit is overzichtelijk. Er staan veel mensen langs de kant en ik vind die jongen met zijn medaille zo lief. Ik zwaai naar mensen achter het raam. En ik zet door, ook al gaat het iets langzamer. Ik baal van die ene vrouw die me inhaalt. Zelf haal ik vrouwen van het NK in.
Volgens mij begint het nog 1 keer te regenen, harder in elk geval. In de duinen regende het ook even flink hard, maar mij deert regen niets. 9 kilometer, nog één. Ik spreek mezelf moed in. De straten worden smaller en ik versnel nog een klein stukje, maar loop dan vast. Ik zeg hardop tegen mezelf dat ik dit kan, maar ik ben echt moe en ik kijk op mijn horloge: 51:37, dus ik ga het net niet binnen de 52 halen en het is te druk voor een eindsprint, ik kan het ook net niet meer. Ik ga juichend (en daardoor ietsje vertraagd) de finish over. Op de finish klok ik af op 52:17. Ik ben dol- blij. Moe en dol-dolblij. Ik stop onmiddelijk met lopen en wandel verder langs de AA’tjes en ik krijg een handdoek.
Ik ben beretrots op mezelf. Hyper! Euforisch! Terug naar de sporthal, denk ik, naar Rob en Vincent. Al snel kom ik op adem en ik ben echt blij als ik ze zie en als Vincent zegt: ik ben trots op je mama.
We moeten terug lopen naar het hotel. Het lijkt me een heel eind en ik ben de weg helemaal bijster. Niet dat ik niet meer kan lopen, maar ik ben te blij in mijn hoofd om me erom te bekommeren. Deze wedstrijd was er 1 tegen mezelf, tegen mijn teleurstelling van de marathon. En die wedstrijd heb ik gigantisch gewonnen!
Deze 52 minuten, hier had ik voor getraind en dit is mijn maximum binnen 2 maanden na de marathon.
Na een uur is mijn hartslag gedaald en we gaan pas laat naar huis voor frietjes en de hamburger die ik elke keer neem als beloning!
Ik kan het.
6 weken trainen en ik kan 10 km in 52 minuten lopen.
En het mooie is: de laatste kilometers waren zwaar, het weer zat tegen, maar ik heb mezelf er mentaal doorheen gehaald. Dit heb ik voornamelijk in mijn hoofd klaar gespeeld. En dat had ik nodig, nadat ik dat tijdens de marathon niet voor elkaar kreeg.
Ik vond het nog fijner om te ontdekken dat ik de laatste 5km sneller heb gelopen als de eerste 5. Dat is me dus ook nog eens gelukt. Ik heb me aan mijn racestrategie gehouden. Ook iets om trots op te zijn!
En zo voelt instant trots. Gelukkig maar. Dat is een goed gevoel. Ik ga voor de kortere afstanden en de snelheid.