Een uur na het eten – check
Workout op horloge – check
Hardloopkleren aan – check
12 graden?! 12 graden; warm – check
Zin? Oei…. Maar we gaan wel, voor de eerste ‘400metertjes training’: een yasso voor een snelle halve marathon ‘bedacht’ door mijn trainer. Spannend….
Eerst 20 minuten inlopen, ik wil langs de wijken gaan lopen, dus gelijk het park in. De wind is kouder dan 12 graden doen vermoeden en de eerste kilometer ben ik bang het koud te krijgen. De hartslag moet regelmatig omlaag en dus het tempo ook. Ik jog lekker, maar als ik me voorbereid op de snelle stukken die zo gaan komen, stijgt de hartslag al! De vogels fluiten en in het zonnetje komt de lente er echt aan. Ik kijk goed om me heen naar alle bomen en de nu nog kale natuur.
Ik moet 400 meter (hoelang is dat? Hartslag omhoog) binnen 1 minuut en 50 seconden (hoe hard moet je dan wel niet? Hartslag omhoog) rennen. Daarna mag ik 1 minuut en 50 seconden zo langzaam als ik wil, maar ik mag niet wandelen! (alsof ik dat ooit doe!). De opzet is dat ik straks een halve marathon in 1 uur en 50 minuten kan lopen. Helemaal vertrouw ik deze formule niet meer, want deze oefening, bedacht door Bart Yasso (vandaar de naam), geldt voor marathontijden. Je loopt dan 800meter. Als ik die zou toepassen had ik een marathon kunnen lopen in 4 uur en 20 minuten. Dat zat er flink naast dus. Maar niettemin vind ik het een leuke oefening.
Natuurlijk beginnen mijn eerste 400 meter met de brug op rennen voorbij de kinderspeelplaats. Ik heb besloten over een rustig industrieterrein te gaan lopen: weinig dagjesmensen, weinig honden, weinig verkeer. De eerste 400 meter vallen best mee, maar 13 km per uur lopen is bepaald hard voor mij. Mijn benen vliegen rondjes! En dan lijkt 400 meter best ver ook nog.
Tijdens de rust weet ik weer hoe ik het deed: langzaam tot 100 tellen om de aandacht af te leiden. Het werkt prima bij de tweede sprint. Ook al kom ik maar tot 90. Ik krijg het in elk geval lekker warm. Ook de derde sprint verloopt prima. Ik ben blij dat ik niemand tegenkom, want mijn hoofd wordt al behoorlijk rood.
Ik tel de sprints af en begin me zorgen te maken na de vijfde dat het industrieterrein net iets te klein is… Ik maak wat extra bochten, maar dat betekent tijdverlies.
Bij de zesde sprint vergeet ik te tellen en ga ik tegen de wind in de hoek om. Deze “mislukt”; ik doe 5 seconden te lang over de 400 meter. De volgende sprints worden even zwaar, en ook de zevende valt niet mee, omdat ik weer een brug op moet, waardoor ik er 5 seconden te lang over doe. De achtste gaat bergaf (brug-af) en ik kan mijn benen bijna niet bijhouden! Ik moet wel afdraaien en dan kom ik allemaal honden tegen. Gelukkig mag ik alweer 1 minuut 50 uitrusten en op adem komen.
Nog maar twee te gaan! De negende gaat nog een klein stukje omhoog en daardoor mis ik 1 seconde om binnen de 1 minuut 50 te blijven. Bij de laatste sprint geef ik nog even alles en ga ik lekker hard – net als mijn hart trouwens! Ik ben net voor de ontbrekende brug naar de buurt toe, klaar.
Ik glibber de modder door (ook niet goed voor een lage hartslag) en ga rustig naar huis joggen. Ik neem nog een verkeerde en natuurlijk doodlopende straat en na dik een kwartier uitlopen ben ik thuis.
Ik vind het jammer dat ik 3 van de tien keer net niet hard genoeg heb gesprint. Maar een gemiddelde van 13 kilometer per uur op de sprints vind ik wel een mooie prestatie.