Het is mooi weer – bijna te mooi om te laten lopen, maar ook te mooi óm te lopen. Ik moest nogal wat moed verzamelen voor een serie Tonio’s: 400 meter hardlopen, afgewisseld met 1 minuut en 50 seconden rust. Dus werd het pas na de middag. Half 3 was het gelukt. Met nieuwe Lidl kleertjes aan, waarbij ik constateerde dat ik maat 40 moet laten hangen voortaan en voor maat 38 moet gaan.
Ik ging eerst een stukje inlopen, gewoon langs het park dezelfde kant op als vorige week. Natuurlijk heeft de hartslagmeter de eerste twee kilometer wat te piepen! Ik ga langs het drukke speeleiland en deze keer hoeft ik pas te beginnen over de brug. Ik knoop alle trainingen aan elkaar: eerst 20 minuten inlopen, dan 2 keer een serie van zes 400tjes.
De eerste is echt even inkomen, het wil nog niet vlotten, ik weet nog niet welk tempo ik ga pakken. De 400 meter zijn snel om. Rust! De tweede ‘vierhonderd’ tel ik de lantaarnpalen, dan gaat het sneller. Deze is prima te doen. Ook het derde ‘vierhondertje’ levert geen grotere problemen op dan dat de lantaarnpalen ophouden en er bomen staan. Zo ook de vierde en de vijfde. Ik hoeft alleen maar rechtdoor richting de dijk. Ik zie honden (blijf uit mijn buurt) en andere hardlopers (ik ga dadelijk weer harder hoor).
Ik ga de dijk op in de vijfde ‘vierhonderd’ en verwacht dat dat de zesde is. Nu heb ik de wind niet meer mee. Het is een kleine teleurstelling als ik nog niet op de helft blijk te zijn, maar de zesde gaat berg-af en mijn benen kunnen het bijna niet bijhouden! Ik krijg een flink rood koppie.
De 8 kilometer loop ik in 45minuten:nogwat. Dat vind ik behoorlijk knap van mezelf, aangezien de eerst drie kilometer niet zo snel gingen natuurlijk. Mijn telefoon meld de hele tijd een tempo van 11,5 – 12 km per uur. Dat is niet slecht!
Dan moet ik het programma opnieuw aanzetten, straks ben ik pas blij als het eindriedeltje klinkt. Ik ga nu tegen de wind in en verheug me telkens meer op de langzame stukken. Ik haal wandelaars in en een vrolijke brommerrijder toetert ons na. De achtste ‘vierhonderd’ is zwaar. Het gaat me niet gemakkelijk af en ik moet de bocht om ook nog.
Ook de negende valt me niet gemakkelijk. Ik weet dat ik er nog een paar moet en daar zie ik tegenop. De wind waait langs de kassen af. Ik moet inmiddels ook een beetje poepen en dat bevalt me ook niet echt. Ik denk bij mezelf: ik ga mezelf voorbij, ik ga uit die comfortzone en ik ga dit stuk hard! Het helpt, want de tijd valt mee. Ik probeer de tiende als laatste te beschouwen, maar dat lukt niet helemaal. Ik ben zwaar aan het hijgen en ik ben echt moe van de sprintjes. De een-a-laatste dan. Als ik net klaar ben, zie ik de buren fietsen.
Het is een kleine overwinning dat ik de 10 kilometer in 57 minuten heb gelopen, terwijl de eerste 3 kilometer sloom waren.
De laatste ‘vierhonderd’ wordt het niet: ik ben moe, ik ben het lopen moe, het gaat de brug op en ook nog tegen de wind in. De brug af zijn de 400 meter al voorbij, dus van de neerwaartse snelheid kan ik geen gebruik maken! Dit is de langzaamste ‘vierhonderd’ van 1:56. Ik ga heerlijk langzaam uitlopen. Mijn hartslag daalt dan razendsnel.
Ik geniet van de bossen om onze wijk heen en van de rust, de vogels en het lopen. Jammer dat ik eigenlijk naar de WC moet en dat mijn rechterknie pijn gaat doen. Het heeft er vast mee te maken, dat ik vandaag mijn grote eet-alles-maar-dag heb. Of het komt erdoor dat ik niet goed met een strakke broek net onder knie kan lopen. Mijn voeten en peesplaten hebben om de beurt pijn gedaan, maar daar heb ik geen last van.
Ik heb al met al toch weer 12 kilometer afgelegd. De hartslag valt wel mee:154 ongeveer. Ik heb geen muziek geluisterd, omdat ik mijn telefoon wil horen. Dat zet de weekteller op ruim 50 kilometer. Met al het wandelen erbij kom ik op 70 kilometer. Thuis ga ik snel naar de plee en daarna wat drinken. Ik eet lekker veel schuimpjes.