Helemaal alleen gaan rennen lijk ik nog amper aan te durven. Dus ik zet om kwart voor 9 mijn fiets bij Manuel neer om met hem mee te gaan op in elk geval het eerste deel van zijn lange duurloop. Ik heb mijn rugzakje bij en vind het koud. Het is ook maar 3 graden. Ik heb maar liefst twee boterhammen op. Eigenijk zou anderhalf uurtje me toch echt wel moeten gaan lukken, maar ik zie er tegenop, net als Manuel, maar die moet drie uur gaan lopen!
Nog een onverenigbaarheid: Manuel traint lekker op de verharde wegen en ik mag de onverharde wegen op. Na deze overvloed aan informatie ga ik het je als lezer nu gemakkelijker maken en gewoon puntsgewijs aan de slag:
– We gingen de opkomende zon tegemoet en het was prachtig. Al snel spotten we een hinde aan de rand van het bos.
Ik nam het onverharde pad om een stukje volgens opdracht te versnellen en Manuel liep braaf over het fietspad.

– We liepen samen over het goed begaanbare onverharde pad langs de Oostvaardersplassen en het was erg, erg mooi buiten. Ik trok mijn jasje uit, want ik had het gewoon warm! Het licht was echt prachtig, het leek wel goud.

– Ik nam het pad vol modder, terwijl Manuel het fietspad volgde. Ik was bang uit te glijden en in het water te komen, maar ik ploeterde me er lekker doorheen. Prettig te weten dat er dan iemand verderop op me wacht. We liepen kletsend over het verlaten fietspad.

– De natuurbrug in het Kotterbos is nog open. Ik wil daarover teruglopen, nu het nog kan. En dan staan daar de herten. Supergaaf en machtig. Het zijn er best veel. Groot. Maar wel op afstand.

– Ik loop met Manuel mee tot aan de brug. Dan scheiden onze wegen en meteen weet ik al niet meer wat ik wil. Ga ik verderop door de modder? Ik ben al op de helft van mijn loop en besluit het Kotterbos door terug te gaan.
– Manuel is de brug nog niet over en ik heb al natte, vieze voeten van het modder-ploeteren. Het is echt glibberig en ik zie op tegen de crosscup aanstaande zondag.
– Eindelijk, na al die uren met iedereen samenlopen, ben ik alleen. Niet dat het niet gezellig is met anderen, maar nu voel ik me toch bevrijd. Ik hoeft me niet te schamen voor mijn tempo, ik hoeft alleen maar naar de vogels te luisteren. De modder maakt plaats voor zand. Ik zeg gedag tegen de hondenuitlaatster. Ik bewonder de eendjes en kijk met een schuin oog naar de Trekweg, maar Manuel kan zo ver nog niet zijn.

– Bergje over. Wat is het mooi. En nu? Ik kan dus eigenlijk niks beslissen. Dat zal de reden zijn dat ik de laatste tijd niet zo goed alleen kan lopen. Ik ga door het moeras op zoek naar modder, maar ik kom uit op het verharde fietspad. Ik slinger weer terug naar ‘mijn pad’. Intussen moet ik eigenlijk een paar boterhammen kwijt… In anderhalf uur heb ik 13 kilometer afgelegd. Mijn besluiteloosheid brengt me echter niet over de verharde Evenaar naar huis, maar ik ga nogmaals langs de Oostvaarderplas.


– Nu nog een stukje versnellen op de modder naar het trapje toe. Ik ga richting huis, het is me wel goed. En nu krijg ik me toch een trek! Honger zeg maar. Niet alleen de darmen zijn leeg, maar de maag ook. Ik verlang heftig naar de banaan thuis en vergeet mijn fiets. Over 17 kilometer doe ik bijna 2 uur. Ik heb lekker gerend, met wat ongemakjes onderweg die ik volledig aan mezelf te wijten heb. Ik kan het nog best!