Maandag (1 oktober) is de rustdag tegenwoordig. Heerlijk zo! Ik heb geen schema meer, geen doel en geen trainster. Ze zit (letterlijk en figuurlijk) net te ver van me af om me goed te kunnen helpen. Haar schema’s waren prima, maar de begeleiding, daar had ik meer van verwacht.
Dinsdag 2 oktober: we gaan naar de hardlooptraining van de TVA. Die is al jarenlang ook op de dinsdagavond, maar dan niet op de baan. Het begint op de plek waar ook de fietstrainingen starten- aan de andere kant van Almere. Meestal vind ik het te ver weg en ga ik later wel zwemmen. Maar nu traint de jeugd ook: lees “Vincent kan ook trainen”. En die gaat graag! Dus organiseren: op tijd stoppen met werken, op tijd eten, naar het Anna Park rijden en straks haalt Rob Vincent op en rij ik door naar het zwembad. We lopen in 1 grote groep: snelle en nog veel snelleren samen. Het wordt al snel donker. We doen heel veel loopscholing. Niet mijn favorietje. Ik klets met JdW, die dit jaar ELKE dag gerend heeft. Minstens 5 kilometer. Bijna elke dag dan, want 1 keer kwam hij maar tot 3 kilometer: de dag na de hele triatlon. Wow. Dan gaan we kleine rondjes lopen in een piramide: 2, 4, 6, 8, 6, 4, 2 minuten hardlopen in Z3/Z4 en daar tussenin 30 seconden wandelen. Ik hou ze bij. In het begin. Heel in het begin. In zone 5. Na het 4-minuten blok geef ik het op: laat iedereen maar kei-hard rennen, ik niet. Ik doe mijn eigen tempo en mijn hartslag blijft zone 5. Het rondje is klein, saai en donker. Keer op keer. Ik geniet niets van de training. Ik doe netjes wat ik moet doen, maar ik vind er geen hol aan. We lopen weer rustig uit en ik ben blij dat het klaar is. Door naar het zwembad. Het is lekker rustig. Ik moet in baan 2 mee. Dat lukt wel, ik zwem behoorlijk rustig nu en zoveel mogelijk zonder achtje. Gaat goed tot we 4 keer 100 doen: in de derde honderd krijg ik kramp. Vreselijke kramp. In mijn kuit. Ik sla een honderdje over en hinkel. Het trekt weg, maar het zeurt nog (een paar dagen zelfs) door. We zijn maar met twee vrouwen in de kleedkamer. Kan ik GN mooi even uithoren. En daarom ga ik toch een beetje tevreden naar huis.
Woensdag 3 oktober: Werken. En naar huis rijden. En bellen. En naar de winkels. We moeten het zwemmen laten vervallen voor de informatie-avond op school. Ik zou niet weten hoe ik anders moet eten. En toch: het is zulk lekker weer! Ik moet er even uit! We gaan samen fietsen, Vincent en ik. Zijn korte rondje. Het kan me niks schelen dat er geen tempo in zit. Ik geniet van de 3 kwartiertjes buiten.
Donderdag 4 oktober: de baantraining van de TVA. Lekker rustig inlopen. Ik heb het niet meer zo de laatste dagen: ik geniet net te weinig, heb net te weinig richting en het idee dat ik het nergens voor doe, al dat sporten. Ik kan ook stoppen wanneer ik wil, maar dat doe ik niet. We doen 200m en 300m op hoog tempo, dan 400m en 500m en 600m op matig hoog tempo en tot slot 700m en 800m op laag tempo. Tussendoor steeds wandelen en dribbelen. Ik probeer mee te lopen met MB en de anderen, maar mijn snelle tempo ligt niet synchroon aan dat van hun. Mijn hartslag is weer torenhoog. Ik ga zelf mijn matige tempo wel doen. Ook dit zijn saaie rondjes en ik heb het niet zo. Mijn hartslag is te hoog en dat zit me niet lekker. Dan gaan de snelle heren zich weer aan het verrekenen en houden ze honderd meter te vroeg op. Mijn rustige tempo is dan wel weer hoger dan de rest. Ik vind het niets erg om alleen te lopen, ik heb toch niks te vertellen. Dan moeten we 1 kilometer op zijn allerhardst gaan lopen. Ik heb het niet meer. Mijn allerhardst: het zal me wat: ik doe gewoon nog een kilometer en dat is dat. Ik ben dus de langzaamste. 4:48. meer dan 12 kilometer per uur. Ik vind het mooi. We lopen nog een ronde uit en ik luister gedwee naar de snelle meneer die er wel lekker in zat vandaag. Ik heb te lang niet in de lage hartslagzones getraind. Nu is de marge heel klein geworden. Ik kan niet meer harder, omdat ik al een hoog tempo heb op mijn omslagpunt. Meer zit er dan niet in. Maar ik heb ook geen zin om vrijwillig langzaam te gaan lopen en een lage hartslag aan te houden. Dat kan ik niet in mijn eentje. Er is nog een kloof tussen weten (wat goed voor me is) en doen (wat goed voor me is)!
Vrijdag 5 oktober: Vincent is lekker een dagje vrij. Maar hij is intussen 12 jaar en kan en wil best een paar uur alleen blijven. Mooi, want mama wil fietsen! Ik neem muziek mee en het plan om een rondje Gooimeer te doen. Het is lekker weer en bijna windstil. Eerst is het nog even koud. Ik kies wat andere paden dan normaal en cirkel om Nobelhorst heen richting de Waterlandse weg en de Shell. Het rondje Gooimeer zal net iets te ver zijn. Ik besluit de grenzen van Almere te fietsen. Ik fiets naar de Stichtse Brug en het tempo houdt niet over. Maar dan kom ik op de lange rechte dijken. Dan krijg ik wind mee of ik krijg er zin in of ik kom op temperatuur, maar dat lukt me prima. Ik geniet van de boten, van de zon, van de muziek. Haven door en dan verder naar de volgende brug. Langs de Hollandse Brug stuur ik Vincent weer een foto en mijn routeplannetje. En dan de Oostvaardersdijk op. Het is altijd fijn om te zien dat je recht tegen de windmolens infietst, want dan heb je lekker wind mee. Niemand heeft mij ingehaald op dit rondje. Verbazingwekkend, want het is echt perfect buiten. Ik fiets de dijk af en dan langs de Oostvaardersplassen naar het bezoekerscentrum. Ik wil de grenzen nu even afmaken en de 60 kilometer volmaken, dus ik ga nog door het Kotterbos en over de Trekweg. Ik steek weer ‘naar binnen’ de gemeente in over hetzelfde pad waarover ik gekomen ben. Ondanks mijn zinloos-heid, het ontbreken van een trainster en een doel gaat het opbouwen toch weer goed.
Zaterdag 6 oktober: Vincent vraagt of ik mee ga fietsen. Natuurlijk kan ik dan geen ‘nee’ zeggen. We doen zijn iets langere rondje. Het tempo ontbreekt bij mij een beetje. Komt dat van gisteren? Ik weet het niet. We kiezen de 5de brug uit om terug te gaan. Maar als we ontdekken dat dat het Spoorbaanpad is, nemen we de vierde. We komen in het centrum uit. Het is leuk om samen te fietsen, maar ik hoeft niks en neem ruimschoots genoegen met 18 kilometer. De zaterdag is nog niet om. Als Vincent gaat zwemmen, ga ik een stukje hardlopen. Ik vraag mezelf het meeste af waarom eigenlijk. Omdat ik me anders verveel in het zwembad? Omdat ik me verplicht voel “alles te doen op 1 dag”? Omdat ik een teleurstelling van een vriendinnetje moet verwerken? Een combinatie van dat alles leidt me naar het Beatrixpark. Ik hobbel maar wat. Ik dwaal wat. Het tempo en de hartslag liggen weer hoog. Zinloos, moppert mijn duiveltje. Heerlijk, slijmt het engeltje. Dik 5 kilometer. En dan nog een zwemtraining. Daar heb ik dan wel zin in! Druk in de baan. En dan moet ik weer jakkeren. Ik moet ze bijhouden. Ik moet zonder achtje. Ik moet hard zwemmen. Ik moet-ik moet-ik moet…. En dat lukt niet: zonder achtje niet hard, niet bijhouden, anderen ophouden of achterop zwemmen. Ik doe het wel hoor: 150m benen, 4x100m armen, de schoolslag, de rugslag en 3x200m hele slag. Dan ben ik het zat. Bij de 5x100m met slepen erin, neem ik wel mijn achtje. Hou ik het wel bij. Kan ik me wel op de slag concentreren. Ik ben blij als de opdrachten voorbij zijn. Dan zwem ik zelf mijn 100m met achtje, 100m zonder achtje en 50m schoolslag. En dan heb ik in een uur veel gezwommen!
Zondag 7 oktober: Langzaam lopen. Als ik het niet alleen kan, moet ik anderen het voor me laten doen! En dit is de kans: de groep hardlopende dames van Almere gaat een rondje Weerwater doen. Om 10 uur. Zij zijn niet snel, er zitten erbij die net de 7 kilometer halen, 7:00 minuten op een kilometer is een goed tempo voor hun. Ik zie er tegenop, want mijn eigen tempo is 5:40. En langzaam lopen is minder gemakkelijk dan je denkt! Daar moet je je ook voor inspannen. Ik heb nog wat af te rekenen met de rondjes Weerwater. Dus ik ga eerst alleen een rondje. Om 10 over 9 loop ik vanaf de McDonalds. In mijn hoofd zit de coachpost, de herrie, de post, loop ik mensen voorbij, zie ik in de verte mensen lopen die er in werkelijkheid niet zijn, proef ik cola… Ik loop langs een post die er nu niet meer is. In werkelijkheid groet ik andere lopers en geniet van de zon. In mijn hoofd zwem ik door het gladde Weerwater naast me. In werkelijkheid glimlach ik om de familie die met papa’s duurloop meefietst. In mijn hoofd zie ik fietsers op tijdritfietsen op het fietspad naast me. Ik loop het enige stukje onverhard en stap voor stap wordt het beter: stap voor stap verwerk ik eindelijk wat me dwarszat. Mijn horloge staat op de hartslag en die moet van mezelf onder de 150 blijven. Het lopen voelt gemakkelijk. Toch loop ik de hele tijd harder dan 10km/per uur. De Esplanade is natuurlijk leeg en stil, maar ik geniet ervan. In mijn hoofd is het druk en afzien. Als ik even paniek krijg of ik het wel haal (natuurlijk!), gaat de hartslag direct omhoog. Ik tel redelijk en weet dat het moet lukken. De 5 kilometer zitten onder het half uur, de andere 2 moeten makkelijk lukken in 10 minuten! Ik kom een hardlopende dame tegen op de fiets. De enige reden dat ik naar de Mac wil, is om de WC. Over het rondje doe ik 41 minuten en nog wat. Keurig netjes. We verzamelen en we zijn met zijn tienen. De wissel/verzameltijd is zo tien minuten. Dan begint mijn pauzeronde! Ik loop al snel vooraan en langzaam, maar ik ga achterop lopen en aan het kletsen. Het leidt me af en mijn hartslag is superlaag. Zone 1! Ik zet mijn horloge stil als we een foto gaan maken. Een foto-moment met poseren en stilstaan. Hoe verzin je het? Ik heb er tien kilometer op zitten in exact een uur. En die laatste drie kilometer waren niet snel! Dezelfde snelle triatleet die Vincent en ik woensdag tegenkwamen rent voorbij. We hobbelen weer verder en ik klets wat, hou me in en maak foto’s. Dan zie ik mensen zwemmen. Ik ben onredelijk jaloers. Op de ziekenhuisbrug lassen we weer een pauze in. Stilstaan en bijpraten. Hoe verzinnen ze het? Maar voor mij is het oké! Ik heb eigenlijk al besloten dat ik nog een rondje mag. Verstandig of niet, ik moet nog een ronde eigen tempo doen. Ik ga weer om de trappen heen op de Esplanade. We wachten weer op elkaar. Het went niet. Maar de tempo’s komen nu uit elkaar te liggen. Ik kan moeiteloos spelen met mijn tempo: versnellen voor een foto, inhalen of juist inhouden. We wachten nog een keer en dan ben ik het zat. Ik wil graag aan mijn eigen ronde beginnen. Ik heb grote waardering voor de beginners en ieders tempo, want ze doen het toch maar mooi weer, maar ik ben anders. Arrogant? Misschien. Ik laat hen naar de McDonalds afslaan en ga zelf versnellen. De ronde samen duurde een uur (!) waarvan we bijna 50 minuten gerend hebben. Ik trek me niks meer aan van hartslag, ik ga gewoon hoe ik wil. Net iets te snel. Er loopt een man in het groen voor me, maar hij is net iets sneller dan ik. Ik ga naar de 11 kilometer per uur. Hou ik vol. Dit is wel zwaarder, maar het lukt me wel. Ik keer het een beetje in en vraag me nog een paar keer af ‘waarom eigenlijk’, maar na 15 of 16 kilometer is dat voorbij. Omdat het kan. Omdat ik het kan. Ik neem nog een gel bij het strandje en stuur een berichtje. Daardoor ben ik even een kilometer iets minder snel (maar nog altijd 10+km/u op de teller) en dan loop ik weer de Esplanade over. Ik zit weer helemaal in het hier en nu en neem lekker de trap! Ik haal de 21 kilometer toch wel en het is er goed mee. Ik begin wat minder zin te krijgen en moe te worden. Nog volhouden tot de twintig kilometer. Ik ben precies 2 uur en 17 seconden onderweg. Waarvan het grootste deel ‘samen’ was. Ik trek het nog een kilometer, maar de energie is eruit. Het gaat nu om dat ik het doe. De meiden hebben bij de McDonalds gezeten en schreeuwen nog naar me vanaf hun fiets. Na 21 kilometer ga ik echt aan het joggen. Ik kan het. Ik kan het nog. Dit was een goede ronde. Het tempo was keurig 6:00 minuten per kilometer gemiddeld, ook al duurde de hele excercitie 2,5 uur in totaal. Ik heb daarvan 2:07 gelopen. Een halve marathon trainen. Duhh. En nergens last van hebben. Hm. Sluit ik een beetje een ontevreden, ongemakkelijke week af met tien en een half uur training en bijna 50 kilometer in de benen, toch met een heel goed gevoel af.