De Gear Week
Deze week interviews met de hardloopschoenen, fietsen, de iPhone en andere mee-sportende artikelen.
7 september De Zwarte Ascis Sportschoenen. Zowel Mevrouw Links als meneer Rechts doen het woord. “Fijn dat jullie tijd voor me vrijmaken. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: hoe was het lopen vandaag?”
Mevrouw Links: “Nou ja, hoe zullen we het zeggen….” Meneer Rechts: “Kijk, wij zijn zeer respectabele Ascis. Eigenlijk gemaakt voor asfalt, maar over een beetje modder doen wij niet moeilijk.” Mevrouw Links valt haar rechtergenoot bij: “Nee, we hebben heel veel zand en stof gezien toch?!” Meneer Rechts vervolgt zijn verhaal: “Maar een beetje tempo vinden wij wel fijn, toch?” Mevrouw Links knikt. “En vandaag gingen we eerst wandelen. Dat is toch wel wat raar, niet?” “En hoe”, vervolgt mevrouw Links; “Het ging echt erg traag.” “Gelukkig worden wij niet gek van dat geklets boven ons”, vult Meneer Rechts aan, “en dat was maar goed ook!” “We gingen ons net afvragen of we ook dienst mochten doen, maar na weer een pauze, kwamen eindelijk de loopspullen te voorschijn!” “Gelukkig”, verzucht Meneer Rechts.
“Eerst dus een wandeling om op te warmen? Dat is…” Meneer Rechts onderbreekt me: “Warm?! Ja, dat zeker wel! Het viel weer niet tegen!” “Ik schat zo’n kilometer of drie wandelen”, peinst Mevrouw Links. “Toen we eenmaal mochten hardlopen, bleef het ook allemaal onverhard”, gaat Meneer Rechts onverstoorbaar verder, “Het tempo ging wel iets omhoog, maar niet eens zo heel erg veel!” Mevrouw Links doet een duit in het zakje: “Ondertussen weten wij het, dit is zone 1. We vroegen ons af hoe lang het zou duren.” “Nou,” weet Meneer Rechts, “dat waren 20 minuten. Die duurden lang!” “En weer wandelen daarna!” snuift Mevrouw Links verontwaardigd. “Was het wel allemaal onverhard?” Vraag ik snel, voor ik geen kans meer krijg met dit drukpratende stel.”Ja, meestal wel hoor!” roept Mevrouw Links uit, “het was hartstikke mooi groen overal.”
“Maar denk niet dat het tempo omhoog ging”, klaagt Meneer Rechts verder, “Weer twintig minuten dat ons onwaardige gehobbel”. “Ochjee” leef ik met het onfortuinlijke paar mee, “was het zo erg?” “Neu”, zwakt Mevrouw Links haar wederhelft af, “De bazin zal het wel wat zwaarder hebben gehad.” “En er waren mooie stukken bij, langs de dieren”, valt Meneer Rechts bij. “Alleen na 20 minuten weer wandelen he.”
Even valt het stil, maar voor ik mijn volgende vraag kan stellen, neemt Mevrouw Links het woord: “Toen gingen we hetzelfde pad weer op als bij de wandeling!” “Jep”, beaamt Meneer Rechts, “weinig diepgang.” “Ach,” zegt Mevrouw Links, “Ik geloof werkelijk dat de bazin het niet makkelijk had. Het tempo was niet zo hoog, maar dat ding piepte wel. Het was een beetje aftellen geloof ik”
“Er waren wel nóg meer dieren”, herinnert Meneer Rechts zich, “Allemaal verschillenden. Die moesten natuurlijk op de foto!” “Stilstaand”, voegt Mevrouw Links er aan toe. “Al met al best een mooie tocht dus? Waar waren jullie precies?”
“De Kemphaan”, weet Meneer Rechts, “we deden de natuur-apen-zintuigen-route. Of alledrie.” “Ik was blij dat het zowat klaar was,” zegt Mevrouw Links, “De bazin liep zo te zuchten en soms wandelden we ook stukjes.” “Ja, ik denk dat het qua tempo wat tegenviel”, zegt Meneer Rechts een beetje vilein, “Ik mat nog geen 8 kilometer in een uur”. “Komt door de wandelpauzes en zone 1,” zegt Mevrouw Links wijsneuzerig, “Uiteindelijk liepen we 9 kilometer, dat is toch ook wat waard? In die lage zones!” Meneer Rechts schudt zijn neus.
Ik concludeer dat het wat tegenviel. “Welke cijfer zouden jullie de training geven?” vraag ik voorzichtig. Het antwoord verbaast me, omdat ik een onvoldoende verwacht: “Een zes en een half”, zegt Meneer Rechts, “want we hebben het toch maar weer gedaan, of niet?!” Dat beaamt Mevrouw Links volmondig.
We gaan voorzichtig door naar De Nieuwe Fiets. Een blinkend paars-blauw paradepaard. Nog nooit buiten geweest. Helemaal geconstrueerd uit het beste materiaal. Laten we eens kijken of de Nieuwe Fiets daardoor hoog van de toren blaast!
“De eerste rit buiten…. Hoe was dat?” “Ik was een een beetje zenuwachtig,” aldus een duidelijk articulerende Nieuwe Fiets, “Ik kan natuurlijk geen krasjes hebben en nu moet wel alles werken.” Dat snap ik meteen. “Kijk, ik loop dan wel gesmeerd, maar ik had nog een klein rammeltje voor in het stuur”, vertrouwt Nieuwe Fiets me toe. “Eerst ging De BouwMeester proberen.” “Was het leuk?”, kan ik me niet meer inhouden. “Nou, het was…. ik weet het niet…. geweldig?” zegt Nieuwe Fiets, “Ik weet het niet natuurlijk… ik kende dit helemaal niet, dat je banden vuil worden, de wind langs je heen…” “Kon je meteen voluit gaan?” vraag ik nieuwsgierig. “Nee, hoor, we moesten even wennen en een keertje stoppen en toen liepen dezelfde bekenden voor de derde keer langs om me te bewonderen, haha”. Als de lach is weggestorven vervolgt Nieuwe Fiets zijn verslag: “Toen gingen we met mevrouw rijden, die was wel een beetje voorzichtig hoor. In het begin dan. Daarna gingen we even los en dat was echt, ehhh, gaaf, zoals ze dat tegenwoordig noemen. Ja, zeg dat wel.” Ik durf Nieuwe Fiets bijna niet te onderbreken, hij lijkt in vervoering. “Schakelen en liggen tegelijk, ik geloof dat ik daar werkelijk in uitblink. En blinken kan ik!” De Nieuwe Fiets knipoogt er zowaar bij!
“Passen jullie goed bij elkaar?”, waag ik te vragen. De Nieuwe Fiets denkt even na: “Ja, we moeten nog wennen en dit was pas het begin natuurlijk. Ik moest nog even tentoongesteld worden. En nu krijg ik nog een stuurlint. En nog iets… Dit smaakt naar meer!” Ik laat een zeer tevreden Nieuwe Fiets achter die al droomt over de volgende avonturen.
Dinsdag 8 september. We komen de Cannondale tegen vandaag, want ‘oude fiets’ klinkt zo onaardig. Cannondale en Nieuwe Fiets hebben de hele nacht wetenswaardigheden met elkaar gedeeld, zo fluistert Cannondale me in. “Maar vandaag mocht ik weer mee!”, juicht Cannondale er hardop achteraan. “Waarom?”, ontglipt me, maar Cannondale neemt er geen aanstoot aan. “Wij hebben samen al zoveel beleefd en zoveel kilometers gemaakt, we zijn gewoon vertrouwd met elkaar,” antwoordt Cannondale mijn vraag, “En voor alle zomaar-ritjes mag ik voorlopig nog gewoon mee. Vandaag ook zo’n gewoon ritje: beetje tegen de wind in, door de stad, langs de schapen, over het snelle rode fietspad en de witte ophaalbrug.
We kwamen ook een nieuw bord tegen, dat heb je als je alles weet, dan verbaas je je over iets nieuws! En dan op de dijk lekker scheuren. Kijk, ik ben dan wel een oud-gediende, maar ik kan ook nog gewoon goed doortrappen hoor! En met een muziekje op en zonder haast, gaan de bazin en ik nog prima samen. We kunnen heel goed genieten met z’n tweetjes. We trappen op een avondje zo 25 kilometer weg. Dat hoeft toch niet perse binnen een uur, ben je gek, wij trainen! Het racen laat ik aan de racepaarden over, maar ik ben gewoon je-beste-maatje-voor-de-rest, snapje?”
Ik knik, overdonderd door de stortvloed aan woorden van Cannondale. “Kijk, wij gaan al bijna 9000 kilometer met zijn tweetjes en dan ben je op elkaar ingespeeld. Dat moet dat ‘paarse monster’ (zegt ze met een brede grijns) nog maar eens halen! Wij hebben samen al zoveel meegemaakt, dat nemen ze me nooit meer af. Ik denk echt dat ik de tienduizend ook nog wel haal, ook al ben ik niet zo ‘flitsend’, gestroomlijnd en gesmeerd!” En daarmee bedank ik Cannondale voor het eerlijke en optimistische verslag.
Woensdag 9 september
Vandaag zit ik tegenover 2 uitgelaten sokken, die onafgebroken kwekken. “We zijn nog nooit geïnterviewd!” “Wat een verrassing.” “Ohjee, ik weet echt niet of ik alles goed zeg, hoor, is dat erg.” Ik onderbreek de 2 kwebbels met de vraag wat ze vandaag mochten doen. “We gingen fietsen, hoewel we niet perse voor fietsen zijn”, brandt de ene Kalenji los, “Is het goed als ik dat vertel?” “Dat is het begin”, vult de andere Kalenji ogenblikkelijk aan, “want we hebben ook gelopen en dat was spannend want…” Ik onderbreek het gesprek om te proberen enige regelmaat in het gesprek te brengen, terwijl de Kalenji’s elkaar vragen welke kant ze voor moet houden voor een persfoto. Als ik de attentie weer heb, stuur ik het gesprek terug naar het fietsen. “Welke fiets hadden jullie mee?”, probeer ik. “Geen idee, is dat erg…” antwoordt de ene Kalenji ongelukkig. “De witte schoenen, dat weet ik wel.” “Zijn er meer fietsen dan?” fronst de andere Kalenji. Even zijn ze stil.
Ik vraag ze snel hoe het ging, maar ze beginnen allebei tegelijk te praten, dat het altijd heerlijk is om buiten te zijn en dat ze weer veel gekletst hoorden, maar dan met de jongeman. Ik onderbreek maar weer om te vragen of er nog iets is opgevallen in het gesprek. “Ja, we gingen veel door het groen!” “Het was niet druk”. “Ik weet het weer, ze waren allebei op een oude fiets!” “Op een oude fiets moet je het leren”. De meiden gieren het uit en ik ben de draad weer kwijt.
“We zijn wel een keer gestopt”, weet 1 van de Kalenji’s nog te vertellen als ze klaar zijn met giebelen. “Ja, toen werd het donker!” vult de andere aan. “Best donker”, herhaalt de eerste. Veel wijzer worden we hier niet van, maar dan komt de aap uit de mouw: “We zijn ook nog gaan hardlopen.” “Ja, daarom mochten wíj natuurlijk mee op de fiets.”, verklaart de ander. “Het was nu al echt donker”, weten de dames te melden. “Ze hadden een plan, dat heb ik afgeluisterd”. “Rondjes om het park.” Om de beurt vertellen de meiden het verhaal. “Drie kilometer.” “Ja en de jongeman deed meer geloof ik.” “Ja, die deed dan drie en een halve ronde.” “Maar eerst gingen ze samen.” “Ze waren ergens boos over.” “Dat weet ik ook, weer iets afgelast.” “En toen ging de jongen sneller.” Om de beurt en zin voor zin weet ik het wel uit de Kalenji-dames te halen! “De bazin ging gewoon maar door.” “Allemaal verhard.” “Op de witte schoenen.” “Wat minder past bij ons zwart natuurlijk en dat is echt zonde.” “Niet dat je dat zag, want het was echt donker.” “Wij gingen gewoon de hele tijd even hard.” “Geen moeite natuurlijk.” “En we hebben gewandeld.” “Ja, want de jongen was weg.” “Nou, dan wandelen wij uit.” “Net zo gemakkelijk.” Het lijkt wel een tenniswedstrijd, ik kijk elke keer van de één naar de ander! “Ja, maar wel netjes 6:55 gelopen.” “Ik geloof iets meer dan 3 kilometer.” “Ja, dat denk ik ook.” Ineens zijn de meiden stil en kijken ze me verwachtingsvol aan: “Was dat goed?” “Hebben we alles verteld?” vragen ze me onzeker. Ik stel ze gerust dat ik er een verhaal van zal maken en dan raken ze weer verwikkeld in een gesprek over de wasmachine en hoe je haren daaronder lijden.
Op 10 september is er geen sportende gear beschikbaar. De camera’s en de spijkerbroek hebben een hele tijd gezeten, maar die sporten niet. Toch jammer dat ik geen zwemspullen ontmoet deze week, maar dat zit er blijkbaar niet in.
Vrijdag 11 september. Op deze dag ontmoeten we het sporthorloge, de Garmin 745XT. “Dat is een hele mond vol”, glimlacht het horloge, “Noem mij maar gewoon Garmin, dat is voldoende.” De Garmin kan ons heel veel vertellen, omdat ‘ie bijna dag en nacht aan de baas vast zit. “Welnee,” wuift de Garmin onze nieuwsgierigheid weg, “Ik lig overdag vaak lekker aan de voeding hoor! Ik mag mee slapen en mee sporten en dat vind ik heerlijk en dat is genoeg voor mij.” Wat was er vandaag te doen voor het klokje met het blauwe bandje? De Garmin denkt even na: “Het slapen gaat wat rommelig de laatste tijd, ik ben vaak mee wakker ‘s nachts. Maar je wilt het zeker liever over het sporten hebben?”
Ik knik en de Garmin vervolgt op rustige toon het verhaal: “We zijn vandaag gaan fietsen. Op de Paars Blauwe Fiets. Samen met De Garmin van Vincent. Die gaat vaak mee hoor! Dan hoor ik de jongeman kletsen en denk ik altijd: oh, gezellig, dit scheelt weer een paar hartbeats. Ja, ik zie dat meteen terug!” Oh, de nieuwe fiets mocht weer mee! Wat leuk! “Ja,” beaamt de Garmin, “De cadansmeter krijg ik nog niet binnen. Ik had denk ik die van Vincent. Die is bezig met het verhogen van de cadans, dat is een goede zaak. Wij blijven meestal rond de 70 hangen, dus dat kunnen we echt verbeteren.”
Ik vraag naar de route van vandaag. De Garmin glimlacht: “Het is niet erg origineel deze week! We moesten 25 kilometer voor de IronmanVR – tja, ik moet alles bijhouden natuurlijk- en dat is weer een rondje om de Noorderplassen heen net als een paar dagen geleden. Hier en daar een beetje anders, maar wel weer door de stad en later langs de dijk. Het waaide nu niet zo hard. We hebben gestopt om de mooie zeilboot te fotograferen. Ik ga bij het fietsen dan even op pauze.” Ik vraag de Garmin of ‘ie nog een een leuke anekdote heeft. “Nou,” zegt de Garmin na even denken, “Ik kan me het gesprek in het begin nog goed herinneren. Zegt Vincent tegen het baasje: “Je kunt niet meer ophouden met lachen! Je hebt een grijns van helm tot helm.” Ik denk zelf dat het door de nieuwe fiets kwam en door het gemak waarmee ze kon fietsen en schakelen. Ik moet maar eens vragen of ik ook mee mag kijken bij het schakelen, want de fietscomputer kan dat ook.” De Garmin valt even stil. Dat is ook lastig voor een grote dataverzamelaar om te weten dat er meer gegevens beschikbaar zijn.
Ik informeer of het beter ging ten opzichte van de vorige keer. “Ja,” denkt de Garmin, “Het ging iets sneller dan een paar dagen terug, maar niet heel veel hoor.” Ik vraag of het gelukt is met de vijfentwintig kilometer. “Natuurlijk!” antwoordt de Garmin. “En er moest ook gelopen worden, wat denk jij dan?” Ongeveer een seconde verbaas ik me daarover, maar dan snap ik het wel weer. “Niet veel hoor,” vult de Garmin aan, “Maar 1 rondje om het park, een kilometer. Ook voor de Ironman VR22. Natuurlijk mocht de Garmin van Vincent en Vincent zelf ook mee. Niet zo snel. Gewoon om het doen, weet je wel.” Aan de Garmin durf ik het wel te vragen: “Is de baas altijd zo fanatiek?” De Garmin lacht: “Ja, daar moet je even aan wennen, maar eigenlijk wel! Die rustdagen, dat zijn we niet zo gewend.” De Garmin lacht er vriendelijk om. Er moet ‘m nog wel 1 ding van het hart: “We hebben al een tijd niet meer gezwommen. Gezien de verhoogde rusthartslag, denk ik ook dat we dat even niet kunnen, maar het duurt langer dan anders.” We hopen samen dat het wel bijtrekt en hebben er alle vertrouwen in.
Zaterdag 12 september. We spreken de telefoon vandaag. De iPhone 11. Een nieuwe exemplaar van nog geen maand oud. Blijkbaar voelt de iPhone zich een beetje aangesproken omdat hij niet eerder is gevraagd. “Ik ga altijd mee, sinds ik binnen ben,” klinkt het uit de hoogte, “Ik ga overal mee naar toe, gewoon omdat ik onmisbaar ben met al mijn functies.” Ik informeer meteen maar waar de reis vandaag heen is gegaan. “Kijk,” legt de iPhone me op pedante toon uit, “We gingen naar Lelystad. En ik kan bijna alles, maar vandaag hoefde ik alleen maar mee voor de muziek. Ik ben er natuurlijk ook altijd bij voor de veiligheid en als noodlijn, maar de route hoeft ik niet te doen. Dat is wel zonde van mijn capaciteiten, maar goed. Daar blijkt de fietscomputer voor te zijn.” Ik concludeer dat er gefietst werd vandaag. “Ja, we gingen dus naar Lelystad,” vervolgt de iPhone onverstoorbaar zijn verhaal, “Om de fiets te laten zien aan meneer de Trainer. Ik ken de Trainer van alle mails en whats-app berichten natuurlijk inmiddels. Goeie gozer, dat wel. En ik heb al een heleboel foto’s van blauw-paarse fiets mogen maken. Dat ding heeft wel wat, al ik ben ik zelf natuurlijk nog belangrijker.” De iPhone laat zich niet van zijn bescheiden kant zien. Ik vroeg of het lekker ging. “Jaja”, beaamt de iPhone, “We hadden eerst wind mee. Dat is natuurlijk altijd leuk voor het tempo. Gelukkig wordt het tempo niet door de muziek bepaalt, want die afspeellijst is niet van de snelle beats.” De iPhone zucht een keer diep, alsof hij zelf voor iets anders zou kiezen.
“Meneer de Trainer was, zoals verwacht, enigszins onder de indruk van de fiets. Ik heb een foto mogen maken op de lokatie. Wellicht is het volgende keer handig als ik ook de meldingen geef voor de voeding, want de bazin luistert naar niemand zo goed als naar mij! Ik zou er voor zorgen dat ze meer dan genoeg dronk en at. Met het fietscomputertje gaat het redelijk hoor, maar ik denk dat ik het beter zou doen.” Ik onderbreek de iPhone door naar de terugweg te informeren. “Tja, dat fietscomputertje doet z’n best, maar het ding rammelde. En Lelystad rammelt ook. Dan kan ik nog zulke fijne muziek hebben, dan is het toch niet erg rustig. Maar we kwamen bij wat de bazin ‘de Anaconda’ noemt. Op de brug mocht ik de foto’s verzorgen.”
“En toen zijn we langs het water gaan fietsen. Ik heb even opgezocht dat we het over de Lage Vaart hebben en dat we die kunnen blijven volgen tot thuis.” Ik zeg nog iets over de wind. “Tja, die was nu tegen ons gekeerd. Maar de bazin weet er wel raad mee. En ik verzorg de afleiding. Daar maak ik geen probleem van.” Ik informeer naar de afstand en het gemiddelde tempo. “Door die wind zakt het tempo natuurlijk. Maar voor een eerste iets langere rit was dat niet zo erg. Leuk apparaatje, die fiets, al zeg ik zelf. En je vroeg naar de afstand. Ja, dat was een dingetje. Want voor de IronmanVR23 moesten we 50 kilometer fietsen. En niks minder. Dus dat doen we dan. Met een stukje extra op het eind. Nee, vertel mij dat ik netjes 50 kilometer moet fietsen en dan doe ik dat!” Ik geef de iPhone een compliment, wat hij minzaam in ontvangst neemt. “We zijn nog niet klaar,” gaat de iPhone verder, alsof ik zijn monoloog onderbrak, “want we gaan natuurlijk ook nog hardlopen. Uiteraard ga ik mee. Ik heb een eigen tasje. Ik zei al: onmisbaar, dat ben ik! De jongeman Vincent gaat ook mee.” De iPhone schakelt even: “Wil je zijn nummer, dat kan ik natuurlijk zo geven”, maar ik knik van niet.
“Het was niet veel hardlopen. Een mijl. Dat meet het horloge natuurlijk af, daar hoeft ik niks voor te doen. Dat horloge, daar kan ik mee communiceren. Wij zijn van dezelfde onmisbare elite. Al ben ik er áltijd en óveral bij.” Ik knik en rol met mijn ogen over zoveel eigendunk, maar de iPhone gaat alweer verder: “Het was Rommelroute, dat had ik op Facebook gezien, dus de straat stond vol mensen. Dat is niks voor de bazin. Dus anderhalf rondje om het park werd voor het laatste stukje onverhard door het park.”
“Puik idee, ik had het kunnen verzinnen. Het tempo was wel eens beter. Ik hou het op de zon of dat het niet perse hoefde, daar zal het mee te maken hebben. Al met al liepen moeder en zoon een mijl in iets van 10 minuten. En toen werd ik even aan de kant gelegd.” “Moest je worden opgeladen?”, ontglipt mij. De iPhone kijkt me ontstemd aan: “Natúúrlijk niet! Ik mocht gewoon even uitrusten. Opladen… Tjongejonge…” Binnensmonds volgt wat gemopper en een boze blik is mijn deel. “Bedankt voor dit gesprek,” zeg ik nog, maar de iPhone is alweer bezig met het verzenden van berichten, het ordenen van foto’s en het ontvangen van e-mails.
13 september. De laatste keer dat we met Gear in gesprek gaan, spreken we met de trailrugzak.
“Ja, ik mocht er weer een keertje uit!” roept de trailrugzak met een overslaande stem. “Geen heuvels en voor mijn doen koud”, giebelt ze. “Weet je dat ik een hele koude waterzak meekreeg? Wow, die was ingevroren geweest. Dat is toch stoer!” Ik vraag haar of ze ook is gaan trailen. “Nee, niet alleen maar, ook over de wegen hoor.” luidt het antwoord. “Mevrouw heeft beloofd goed te voeden, dus ik mag weer mee. Water en gels en zakdoekjes gingen mee. En Vincent ging ook mee.” Dat is altijd leuk om te horen! Maar is er dan een rugzak nodig? “Oh ja, zeker!” volgt het antwoord direct, “Als ze meer dan een uur gaan, dan wel. En de bedoeling was 12 kilometer. Dat is niet niks zeg, en dat dan heel rustig. Dat zei Vincent wel tien keer 🙂 “.
Ik herinner me dat de iPhone me vertelde van de IronmanVR23 en dat daarvoor inderdaad 12 kilometer gelopen moest worden, maar Rugzak zegt dat niet te weten. “Ik ben van de voeding, niet van de data,” verontschuldigt ze zich. Dan vraag ik maar of het goed ging. “Nou, het was nog best warm, maar dat zijn we gewend,” vertrouwt Rugzak me toe, “en het ging heel rustig, maar dat ben ik ook wel gewend.” Ik denk dat ze doelt op de onverharde routes door de bossen. “Ja, dat klopt, maar nu gingen we niet door het bos. Het horloge van Vincent moest in zone 1 blijven. Dat is niet erg hoor, want we hadden genoeg water bij ons.”
Ik vraag me af of er ook water gebruikt is, de bazin kennende. “Jaja”, zegt de Rugzak, “Na 4 kilometer stopten we en gingen ze drinken. Dat was wel lekker, want de Camelbag klotste een beetje. Komt door die kou vermoed ik.” Ik ben verbaasd en vraag of er dan echt goed gedronken is. “Nou en of,” beaamt de Rugzak, “zowel door Vincent als door Mevrouw. Ze had alleen moeite de gel open te krijgen. Trok ze een leuk gezicht bij hoor! Daar moesten Vincent en ik om grinniken.” Ging het tempo na de 4 kilometer omhoog? “Nee, joh”, weet de Rugzak me te vertellen, “gewoon lekker doorhobbelen. We waren nu wel in het bos, maar allemaal asfalt. Dat bos komen ze vaak.” Oh, dat moet het Kotterbos zijn! “Ja, en een drukte ook met fietsers enzo. We zijn daarna onverhard gaan lopen. Langs het water. Daar was het rustiger. En raad het: op 8 kilometer weer gestopt! Gel en drinken, ze leert het wel, de Mevrouw.”
Ik val bijna om van verbazing. Twee keer stoppen voor voeding! En dan raak ik bezorgd: “Ging het slecht?” wil ik weten. “Och, nee,” knikt de Rugzak, “Gewoon z’n gangetje. Misschien moet dit ook voor de Irondinges, dat weet ik niet, dat moet je aan de iPhone vragen. Die mag ik dan dragen, maar die zegt niks tegen mij hoor, die vindt mij maar een lapje.” Ik kan me dat wel indenken van de arrogante iPhone, maar hou mijn mond. Gelukkig gaat de Rugzak onverstoorbaar verder: “We zijn toen best een stukje onverhard blijven lopen. Dat gaat ons eigenlijk beter af, daar zijn Mevrouw en ik samen hartstikke goed in, al zeg ik het zelf.”
Ik moet daarom glimlachen. “We koesteren mooie herinneringen samen.” gaat de Rugzak verder, “maar meestal ga ik niet alleen mee, maar heeft ze ook iemand om mee te kletsen. Nou, die Vincent kan er ook wat van hoor! Die hoefde ook niet zo hard te lopen, dat hij zijn adem moest sparen. Maar ik hou daar wel van.” Ik vraag hoever ze uiteindelijk gelopen hebben. “We zijn door de straten terug gelopen, dat wel.” vertelt de Rugzak, “en toen moesten de 12 kilometer vol. Daarna zijn we meteen gestopt. Ik was toen een beetje leger. In elk geval geen geklots meer! Nu hang ik weer netjes op mijn plekje. Het was weer leuk om deze bij te schrijven.” Met deze mooie en tevreden afsluiting nemen we afscheid.
Zo, dat was mijn weekje interviews met sportspullen. Allemaal heel verschillende artikelen, die elk een belangrijke bijdrage leveren! Helaas kon ik de pulboy voor het zwemmen niet aan de ‘rand’ voelen, maar het was leuk om van schoenen, sokken, fietsen, een horloge, een rugzak en een iPhone te horen hoe hun kant van het verhaal is! Volgende week mag de bazin en mevrouw Anke zelf weer vertellen wat ze doet!