17 juli Hardlopen op een nieuw continent.
Het was een lange reis gisteren. Een lange dag. De tijdzones verzet. Lang stilzitten in het vliegtuig. Mijn Garmin is ook van slag.
We wandelen nog even als we in Edmonton zijn, in wat daar de avond is. Vreselijk vermoeiend. Voor 9 uur zijn we alledrie onder zeil. En om half 6 begint de zondag alweer. Ik ga even zwemmen. In het mini-mini-mini-badje van het hotel.
4 Slagen heen en 3 slagen terug. Het is de moeite niet, maar een moment om op de techniek te letten en ik ga rondjes zwemmen. Een vis in de vissenkom. Twintig minuten hou ik het vol.
De rest van de dag wandelen we. Naar de Edmonton Mall, het grootste overdekte winkelcentrum van Noord-Amerika. Met een replica van een zeilschip erin en een enorm golfslagbad. Met Belgische wafels en een Legowinkel. En door de warme stad lopen we weer terug naar het hotel. Al met al een halve marathon aan wandelkilometers! Dat voelen mijn voeten en mijn benen.
Maar er staat een korte hardlooptraining op het schema! Dat schema is de komende weken nogal leeg met 3 keer per week hardlopen. Als het zo gaat als vandaag, is dat niet zo erg. Maar nu moeten we dus nog hardlopen op een nieuw continent. Toen ik vorige keer in Canada was, kwam hardlopen niet in me op! Vincent gaat mij. Die kende ik toen ik in 2005 in Canada was, ook nog niet.
het is nog steeds drukkend warm buiten. Tegen de zon in de 114the street over. Het voelt slepend. Tjongejonge: opstarten was niet vaak zo zwaar. Na een lange, vermoeiende dag. Vincent heeft hetzelfde. De weg lijkt omhoog te lopen, hoe kaarsrecht het ook is. We moeten wachten tot we mogen oversteken. Ik tel de minuut eraf. Langs bedrijven en over het spoor. Het is allemaal anders als thuis, maar ook niet helemaal nieuw. We blijven op de stoepen. En dan gaat de stoep links de weg op verder. Over het viaduct.
Over de 16. Brede weg. Het inlopen zit er op en ik voel me iets beter, maar niet echt succesvol. Ik moet 300m versnellen, maar kom totaal niet in zone 3. Mijn benen willen gewoon niet! De eerste 200m wandelt Vincent en ik dribbel. Halverwege de tweede 300m is de stoep op. Omkeren. We lopen langs een groot trein-vrachtverkeer overslagstation.
Nog een keer 300m die natuurlijk het viaduct omhoog op gelopen moeten worden! Zul je altijd zien. Dan is het uitzicht op de stad mooi.
We hebben vooral lol in het klagen hoe zwaar het is en hoe lastig het gaat. Ik doe mijn best, maar zone 3 blijft buiten bereik en het tempo is Mwah en het voelt vooral als log en heet. We doen precies dezelfde weg terug als heen. Wel zo veilig, ook zo saai.
Dan hebben we de zon in de rug en dat is beter, maar gek genoeg lijkt de weg nu ook weer omhoog te lopen! Ik snap er niks van, ik zou zweren dat we op de heenweg ook licht naar boven liepen. Net iets vergist in de afstand en het uitlopen wat maar 5 minuten is. We komen een beetje tijd te kort. Op 8 kilometer ronden we het af. gemiddeld 6:21 valt nog mee, zeker met wandelpauzes erin, maar het voelde als 8:20; zo zwaar.
En zo hebben we dan toch mooi op een nieuw continent gerend! Voor Vincent zijn tweede, ik al de derde (Europa, Turkije in Azië en nu Noord-Amerika). Het hotel is heerlijk koel met de airco, de douche bevalt en de thee is prettig. Al met al een sportieve dag met zwemmen, wandelen en hardlopen! Maar dit was wel in vakantie-modus.
18 juli – een wandeling.
Een dag waarop we de camper ophalen en 400 kilometer rijden richting de bergen. Van Edmonton naar Jasper. Onderweg inkopen doen en de omgeving wordt steeds mooier. ‘s Avonds maken we een wandeling langs de Athabasca River met prachtige uitzichten en heel mooi licht.
19 juli – Hardlopen op hoogte en een hoge VO2Max die zich uitbetaalt.
We gaan naar Mount Whistlers. Eerst rij je een stuk omhoog en dan met de kabelbaan verder. We moeten bijna 2 uur wachten tot er plek is in een karretje! En een wandelroute in de buurt is er niet echt. Daar baal ik dan van, van uren verveling. Hoe mooi het uitzicht ook is. Tot we een spelletje kunnen doen in de camper! Dan is het eigenlijk wel leuk. Met de kabelbaan omhoog en daar is het wat frisser. Uiteraard gaan we naar de top lopen! Op hoogte. Met minder lucht dus een inspanning leveren. En dat kan ik. Niet een beetje, maar ik ben er vreselijk goed voor getraind. Ik kan met ijle lucht die spieren moeiteloos laten werken. Mijn zuurstofopname in het bloed is ontzettend hoog. Ik loop nauwelijks hijgend naar boven. En daar wacht ik dan op Rob en Vincent. Vooral voor Rob is het even wennen. Als ik het wel even ietsje zwaarder heb, ben ik gewend aan doorbuffelen. Dus het mes snijdt aan twee kanten! Ondertussen geniet ik van het overweldigende uitzicht.
Van de rotsige omgeving. En natuurlijk ook van de sneeuw! Terwijl het in Nederland meer dan 35 graden is, sta ik in de sneeuw. Die foto’s kan ik doorsturen naar Joyce thuis. Dat is een rare gewaarwording. Contact op hoogte. Ik neem het ommetje en daar moet ik het nu eenmaal even proberen: kan ik hier hardlopen? Dat lukt! Ik kom op de winderige top. Dan leg ik de rugzak weg, want hier moet er iets…
Hardlopend ga ik rond. Op 2465 meter hoogte. Dat gaat naar beneden natuurlijk super makkelijk en weer omhoog vergt wat, maar ik geniet tot in mijn tenen. Dat ik dit kan! Met dit uitzicht! Onder deze omstandigheden! Zo gezond zijn en zo’n conditie en dan tussen de stenen door manoeuvreren: het is grootser dan groots! Het zijn 500 meter 1 brok kracht en geweldig. Net als de puntige bergen om ons heen. Vincent noemt ze agressief, maar een positieve agressie: stoer. Hij loopt een rondje met me mee. Kan het nog mooier?
Hij loopt voor me uit als we omhoog gaan. De kracht van de jeugd. Dan heb ik een kilometer hardgelopen op hoogte. Fantastisch. We kunnen naar huis! Bij wijze van spreke natuurlijk. We moeten eerst afdalen, langs de sneeuw en alle paden nemend die er zijn. Ik voel me ontzettend rijk en gelukkig en ik voel me thuis in dit traplopen. Al heb ik nog altijd het grootste respect voor de mensen die dit kunnen!
We halen een stel in en die zeggen: The triatlete will pass us! Ze hebben me zien rennen en zagen mijn jasje waar op staat ‘Triatletes never quit.’ Wow! We lopen 5 kilometer vol tot we weer bij de kabelbaan zijn. Het druppelt een beetje. Vincent koopt een prachtig koelkastmagneetje over de Northern Triatlon met een knipoog. Als we de kabelbaan naar beneden nemen, gaan we door de regenboog heen. Amazing.
Na een bezoek aan het dorp Jasper gaan we nog een trail wandelen. Energie te over! Het is er best druk op de Trail of the Five Lakes. Veel wortels en ongelijke stenen, maar een breed pad. Vincent schiet bergen foto’s, soms letterlijk. Een brug over van vlonders en dan gaan we klimmen en omhoog stappen. Het gaat me makkelijk af, maar het voelt wel een beetje als de Ardennen. Het vijfde meer is wat viezig bruin qua water, maar we vergissen ons. Dat meer telt niet mee. We lopen achter Duitsers die stoppen voor een eekhoorntje. En door modder. Dan komen we bij het echte Lake Five. Blauw water, superhelder en mooi! Mooi!! Weg Ardennen, dit is puur Canada. Berg op de achtergrond, helder water op de voorgrond, dennenbossen er omheen. Ik ga er met mijn voeten in. Laat bankjes en dorpjes maar aan me voorbij gaan, hier zitten is 1000 maal beter!
Wow. Just wow. ? gelukkig voor Joyce slaapt ze al, anders had ik haar weer gespamt. We kijken ook op de vlondersteiger naar het kraakheldere water. Dan door naar Lake 4. Ook al zo mooi. Qua kleur. In de zon. In de omgeving. De leegte. De kalmte die er van uitgaat. De helderheid. Het is enorm groots. Een levend schilderij. Lake 4 gaat over in Lake 3. Vincent blijft foto’s maken! We komen bij de rode stoeltjes. Grappig detail.
Ook Lake 3 is mooi. Ik overtref mezelf helemaal door op een rotspuntje te gaan zitten.
Het maakt me stoffig. En het vreet de energie op. Die verlaat mij. Geen zin meer, verlies van kracht en sachereinig en trager. Ik wil naar huis! Ik slof een kilometer achter de heren aan die praten over brand. Ik kruip achter in de camper en ik zou kunnen slapen! Te weinig voeding. Dat lossen pannenkoeken en marshmallows boven het zelfgestookte vuurtje op.
Enerverend dagje zo! Canada is stiekem een verzameling screensavers in real live!
20 juli – Zwemmen: A dream come true
We wandelen weer. Door Maligne Canyon deze keer. Veel kijken naar kolkend, vallend, opspattend machtig water. Indrukwekkend water door een smalle kloof. En weer omhoog en omlaag stappen over ongelijke grond. We leggen wat kilometers af in dit land!
Daarna gaan we naar Lake Anette, maar met een ommetje. Het is warm vandaag en zelfs wat benauwd. We mogen er niet al te dichtbij met de camper en ik loop een keer op en neer voor een trisuit. Wat wil ik graag zwemmen! ‘t Strandje is behoorlijk vol. Vincent is moe, die gaat niet mee. Dan ga ik alleen! Zonder boei, zonder wetsuit, zonder badmuts. In een rode trisuit. Ik en de zwembril.
Het is even koud, heel koel. En dan neemt het zwemmen het over. KRAAKHELDER. Ik zie de bodem de hele tijd. Stenen op zand. Geen plantjes, niks troebel, geen vervuiling. Ik zie zelfs een vis. En ik zwem!
foto van mij in de verte
Ik bedoel: geen hulpmiddelen, gewoon zwemmen! Ik ga over op schoolslag om naar de omgeving te kijken die geweldig is. En zelfs even op rugslag, dat ik bergen goed kan zien. Ik ga niet te ver weg hoor. Ik ga naar het bankje. Navigeren is ook makkelijk met zulke heldere lucht. Eng vind ik het geen moment. Ik heb wind mee. Het is bijna te makkelijk. Bij het bankje keer ik om een super heen om. Wind tegen is even ietsje anders met lichte golven, maar ik kan gewoon zwemmen dus dit lukt ook. Ongelooflijk. Naar de bosrand. En voortdurend dat heldere, koele water en die prachtige scenery om me heen. Ik geniet ontzettend. Dit gaat niet om tempo, dit is de mogelijkheid. Dit is de droom. Dat dit kan. Dat ik dit kan.
stukje filmpje?
Na 500m in iets van 10:34 (het gaat niet om tempo) keer ik terug naar Rob. Ik ben duizelig, maar ik weet niet waar het door komt: de golven of de euforie. Kon ik dit Rob maar laten ervaren! En dan bedenk ik dat we de GoPro bij ons hebben. Met een veter binden we die aan me vast en zo kan ik Rob alles laten zien.
Onder water en boven water. Het geeft een idee. Maar daar echt zijn, dat voelen: dat is niet vast te leggen. Na het filmen ga ik de kilometer vol maken. Nog een keer naar het bankje en de bosrand. De wind trekt aan, dat voel ik. Maar natuurlijk maak ik de 1000m vol! Nu ben ik er! ‘t Is geweldig. Echt een droom die uitkomt.
Als ik zit te drogen, komt er een zwemster met boei aan en met haar familie. Zij kan echt goed zwemmen! Pa maakt de foto en moeder spreekt ons aan. Ze is een triatleet. Gaat in Calgary op 31 juli de triatlon doen. Het duizelt me nu echt: hoe kan het zijn dat wij op 31 juli in Calgary zijn en dat het me is ontgaan dat daar een halve triatlon is?! Ik kan nog meedoen! Natuurlijk… Soort van. Het is ‘maar’ een halve en ik doe mee voor de finish. Deze mensen vinden mijn hele triatlon natuurlijk geweldig, maar ik vind het knap dat zo’n jonge meid een halve gaat doen daar op een soort van stadsfiets met de heuvels. Ik noteer haar naam. En ondertussen werken mijn hersens op volle kracht: Kan ik meedoen? Een fiets huren? Een halve doen voor de lol? Ik parkeer de vraag. We moeten naar de camping. Eten maken. Installeren.
Fotootje van campground ofzo?
Het antwoord op alle vragen is: ja, ik kan me nog inschrijven, maar dat kost heel veel geld. Ja, ik kan een fiets huren en dat kost ook heel veel geld. Ja, het is op een dag dat we daar zijn en ja, ik zou best de kracht en fysieke mogelijkheid hebben om een halve triatlon te doen. Helaas is er geen kortere afstand. Anders was het een no-brainer geweest. Nu kost het wel erg veel geld (met alles huren en voor de fiets aanschaffen erbij meer dan de hele triatlon), maar vooral kost het veel moeite. Niet alleen voor mij, maar ook voor Rob en Vincent. Dat is het niet waard. We gaan wel kijken en de sfeer snuiven, maar het is niet verstandig om nu over een weekje een triatlon te doen. Had ik het eerder geweten, dan was het anders geweest. Nu is het niet slim in te passen. Kost aan alle kanten iets teveel. Daar heb ik vrede mee. Dat app ik naar de trainster, maar nu slaapt iedereen nog.
foto die rob heeft gemaakt van ons samen
Dan gaan Vincent en ik hardlopen. Rondje rond de camping over de asfaltweg is volgens de man die ons inschreef 2,5 kilometer. Ik moet 3 keer 2 kilometer rustig en 1 kilometer versnellen. Uitstekend dus! ‘k Zie wel hoe het lukt. De eerste 2 kilometer gaan super lekker. Ik dacht aan gemiddelde van 6:30, maar het komt rond de 6:05/6:08. We hebben zelfs energie om wie-heb-ik-in-mijn-hoofd te spelen en ik raad Mathijs. Ik versnel met beleid. Gewoon aanzetten en voelen wat lukt. Natuurlijk voel ik hier elk hoogteverschilletje! Vincent maakt foto’s. Voor hem is mijn versnellen een peuleschil. Ik kom op een kilometer van 5:30 uit. Dat is supergoed!
fotootje dat ik ren op de rug
We komen in de zon te lopen. Vind ik iets moeilijk, maar de bergen in de omgeving maken alles goed. We spelen weer wie-heb-ik-in-mijn-hoofd en ik heb een moeilijke deze keer: de oma van Vincents vroegere vriendje. Tempo gaat terug naar een keurige 6:05. We komen langs ‘t inschrijfhuis en het rondje is zeker langer dan 2,5 kilometer!
filmpje hert
Dan komen we een hertje tegen! Een stuk of vier. Ik loop er maar omheen. Hoe gaaf, dat we al rennend wildlife tegenkomen! We maken het rondje met 4 kilometer af. Dus het worden twee rondjes. Vincent gaat verder mee. En neemt weer iemand in zijn hoofd. Het zou makkelijk moeten zijn, maar ik heb deze persoon even geblokt! Ik ga nog een keer versnellen en Vincent gaat een foto nemen van de Audi.
foto van ons
Weer keurig op 5:30! Daarna krijg ik het wat moeilijker: iets minder zin en wat zwaarder. Twee kilometer langzamer gaan dan juist wat sneller. Ik zie nogal op tegen de laatste kilometer. Vincent pakt dan de spullen voor het douchen en ik moet alleen lopen. Alleen vind ik niet zo erg, dan hou ik niemand op. Maar versnellen… Ik loop rondjes op veld 51 waar wij staan. Het gaat hard en nietsontziend. Hoe sneller ik er van af ben!
fotootje van mij van Rob
Ik loop een kilometer onder de 5 minuten! Intussen moet ik ook naar de WC namelijk. En ik wil dolgraag de douche in. Ik ben bezweet. Weer een mooie dag voorbij!
21 juli – Rustdag en moe
Van alle indrukken, ervaringen, alle nieuwe dingen en de tijdverschuivingen ben ik moe vandaag. MOE. Suffig. Niet zo geboeid. En het is warm. En we schuiven nog een keer met de tijd. En ik heb niet zo goed geslapen. Dus ik ga niet zwemmen in het meertje. Ik ga niet hardlopen in de hitte. Ik zit, hang, suf, kom bij, snoep en we jagen muggen. Kijken naar de hoogste berg van Canada is me genoeg: als ik geen triatleet was geworden, maar in berggebied was geboren, was ik alpinist geworden.
22 juli – River Safari en Muggen-safari
We doen overdag een boottocht op zoek naar beren of elanden. De boot is een fluisterboot. Heel lang. We wisselen van boot bij een mooie waterval, met triljoen muggen. Ook op de snelle boot zien we geen wildlife. Wel reageert de bootbestuurder op mijn t-shirt dat ze zelf ook een keer hun eigen triatlon gaan doen: naar huis fietsen, in het meertje zwemmen en dan even hardlopen. We hebben veel gesprekken met de mensen op de camping. Na het eten kletsen we met de mensen die aan een 1000den kilometers lange fietstocht bezig zijn. Superlieve mensen! Daar heb ik nou respect voor. Gewoon op hun zware fiets lekker trappen. Oorspronkelijke Turken met een studerende dochter in Vancouver, waar ze vanuit Calgary al naar toe zijn gegaan. Vincent kwebbelt tegenwoordig ook mee in het Engels, hartstikke leuk! Door het geklets gaan we een half uur later dan gepland hardlopen. Ik durf echt niet alleen, al hoef ik volgens Zack van de River Safari niet bang te zijn voor de beren; als ik de trails op zou willen. En dat wil ik! We lopen naar het meertje en dan de spoorlijn over. In de verte zien we de lichten van de trein aankomen. Ik heb voor de zekerheid het rugtasje met water bij me. We gaan het bos in. Het pad is nogal oneffen. Normaliter is het een langlauftrail. Dan ligt er vlakke sneeuw. Nu is het opletten geblazen. We horen de trein achter ons zijn komst aankondigen. Als we stilstaan om even op de kaart te kijken, merken we dat dat not done is: muggen vallen meteen aan! Niet als je loopt (misschien houden ze ons niet bij, terwijl we echt niet zo hard gaan), maar wel als je even stilstaat. Kleine rotmonsters. We slingeren al kletsend richting de rivier. Helaas ontbreekt de brug! Dus we slingeren weer terug door het bos. We blijven kwebbelen om de beren te waarschuwen dat we er aan komen. Ze ontwijken ons dan ook en we zien niks geen wildlife. Het zal onze dag niet zijn vandaag qua beren spotten. Het is niet heel veel anders als in een Nederlands bos. Iets meer omhoog en omlaag, maar verder is het trailen op ongelijke ondergrond. Tempo inleveren. We gaan via de sleetjeshelling omhoog. Warempel, daar is nog iemand! We gaan weer terug richting de spoorbaan. Ik vind het tempo er wel een beetje uit en na 5 kilometer voelt het helemaal niet meer zo gemakkelijk als de eerste 2 kilometer. We komen weer op asfalt. Gelukkig is Vincent erbij, anders had ik wel eng gevonden. We moeten nog een keer omhoog, maar nu over asfalt. Een beetje heb ik het kaartje wel in mijn hoofd zitten, dus dit komt goed. We zien de trein nog steeds rijden! Maar als wij bij de spoorovergang komen, is de trein helemaal voorbij en zien we de wagons op het station van de achterkant. We komen langs een Camero die Vincent wil fotograferen en dan lopen we hetzelfde stukje weer terug over het asfalt. De bergen liggen er mooi bij in de ondergaande zon. Twee keer wandelen we heel eventjes, maar de muggen zijn dan te snel voor ons. We steken de snelweg weer over met het zebrapad en daar is een beer: een standbeeld. Vincent ziet weer een auto en we gaan nu echt terug naar de camping. Ik moet weer en het wordt dadelijk al donker en ik heb geen zin meer. Even doorbijten nog. Ik loop om naar de WC. Het viel mee qua hitte. De douche is lekker.
23 juli – Watervallen Wandelen en Zwemmen
We gaan naar het Wells Gery Parc. Daar ligt een prachtige hoge waterval. Om aan de andere kant te komen, wandelen we een heel stuk naar een (ongetwijfeld) heel mooi uitzicht vanaf de kant zonder hekjes en met de enorme afgrond. Ik vind het eng en wil de hele tijd wel roepen tegen Vincent: geen stap verder! Beter als ik zelf wegloop. De wandeling is wel 8 kilometer door het bos en we plakken er nog een stuk en een andere waterval achteraan. Daarna rijden we door naar de camping in Clearwater. We parkeren de camper in de warmte en eten wat. En dan wil ik zwemmen! Het is warm water. Vincent gaat in zwembroek, ik in trisuit. Hij duikt erin, ik spring voorzichtig. Dit water is echt niet koud. We gaan zwemmen naar het vlonder. En vanaf daar naar de overkant. Het zwemt lekker. Vooral kijken naar Vincent die geniet is erg leuk. Verder is het wat minder indrukwekkend dan in Jasper. Minder helder, minder hoge bergen en meer leven aan de oevers. We zwemmen richting de witte stoeltjes aan de overkant. Vaak stoppen en kletsen onderweg. Maar als ik zwem, ga ik flink hard door! En dat zonder hulpmiddelen. En zonder angst. Rustig en kalm en vol vertrouwen. Vincent doet zijn zwembril af zodat hij beter kan kijken. Hij heeft het als altijd koud, maar zo hard als ik mijn best moet doen, zo aan het ronddobberen is hij. Voor de stoelen komen er opeens plantjes en we keren om. Terug naar het grote gebouw, terwijl de zon verdwijnt achter de berg. Ik zwem heerlijk door. Zie Rob op de steiger staan. Ik ga de 1500m volmaken als Vincent er uit klim en nog even op en neer naar de steiger, waarbij ik nog een moment denk aan de techniek van de slag. Ik klim er uit via het trapje. Rob kletst met Canadezen. Het zijn allemaal zulke aardige mensen. Ik heb het ook niet echt koud langs de kant in een druipend trisuit. Maar ik wil wel douchen. De douche is top! Goede temperatuur, geen knop die je 100 keer moet indrukken en een redelijke straal. Ik voel me supergoed na de fikse wandeling, lekker macaroni eten en heerlijk zwemmen.
24 juli – Zwemmen in een zwembad zonder zicht en rondjes rennen op de camping.
Bloedheet. 33 graden. Een enorme supermarkt in Kamloops. En beren in de dierentuin. Veel drinken. Uitzicht over brede, bevolkte valleien. Een camping met veel regeltjes. Pannenkoeken eten. Dan gaan Vincent en ik snel zwemmen voor het zwembad sluit. Het mini-zwembad. Het is vreselijk ondiep, vol met mensen en je kunt niets zien onder water! Dat laatste klinkt gek, maar ik denk dat er zoveel chloor in zit dat je de mensen pas ziet als je bijna tegen ze aan zwemt. Zo ook de kanten. Alles is nep-blauw. Ik peddel wat op en neer in mijn badpak. Doe alsof ik buiten zwem en let op de techniek, maar echt zwemmen kan je het niet noemen. Ik vind er geen bal aan. Het is leuk om te kijken naar het hele kleine ventje wat een borstcrawl poogt te doen. Vincent vindt nog niet echt de aansluiting. En dan komt de mevrouw met het horloge om 2 minuten voor 8. Ik zeg nog tegen Vincent: dadelijk is het bad leeg. En warempel: iedereen gaat er uit! Wij waren net weg. Mijn jurk wordt nat en het koelt af. Net onder de 30 graden dan. Ik doe de afwas maar weer en dan denk ik: ik ga gewoon nu hardlopen! Als ik toch moet douchen, ga ik wel even rondjes rennen op de camping voor ik me afspoel. Ik moet 5 keer 6 minuten zone ½, 30 seconden versnellen en 30 seconden rustig. Ik ga eerst nog plassen en dan rondjes lopen. Onverhard. Omlaag, een beetje omhoog en dat laatste voel ik meteen als poldertutje! Ik kijk naar de andere campinggasten en eerst schaam ik me een beetje, maar de volharding wint het. Dat kan ik heel goed: geestdodende rondjes rennen. Al is het nu nog steeds heet met 27 graden. En het wordt al donker. De rondjes zijn echt megasaai en na 3 rondjes ken ik het wel. Sommige kinderen gaan al naar bed, anderen zijn nog aan het midgetgolven. De honden worden uitgelaten en er worden vuurtjes gestookt. Ik ren mijn rondjes. Dan moet ik weer eens een keer poepen. De toiletten zijn in het midden en ik maak een kort op en neertje voor een tussenstop. Dat krijg je zo vlak na het eten, maar het kan hier prima. En weer verder met rondje 6 en 7. Ik versnel netjes elke keer, maar het ligt aan het terrein (naar boven of naar beneden) of ik het tempo red. Ik doe de laatste keer ook nog, terwijl het op sommige stukken al aardig donker is. Ik neem een korter rondje en na 35 minuten en nog geen 6 km vind ‘k het wel mooi geweest! Ik heb eindelijk deze week eens netjes iets volgens het schema gedaan. Nu wil ik douchen, drinken en snoepen. En even opruimen, afkoelen in de airco van de camper en het dagverslag bijwerken.
26 juli – RUSTDAG
We doen lekker niks. Alle was. Die doe ik. En bij het beekje zitten in de koelte. Dat doe ik ook. En Catan spelen. Dat doen we samen. ‘s Avonds wandelen. Rob en ik samen. Naar de rivier.
fotootje rivier 3x
En anderhalf miljard-triljard-miljoen muggen die zelfs mij vol rode plekken prikken. Ook bij het midgetgolven in the dark nog.
27 juli Afsluiten met hardlopen in Golden
Afkoppelen. Tanken. Camper rijden. First Spike. Rockie Mounteneer.
(fotootje)
Revelstoke. Treinenmuseum. Warm weer.
(fotootje)
Hydro Dam. Hoogtes. Enormiteit. Kracht. Iemand aan de kassa herkent mijn Ironman shirt direct!
(fotootje)
Revelstoke Park. Terug de bergen in. Pieken. Rogers Pass. Sneeuw op de toppen. Tijd-verschil opgelost.
(fotootje)
En dan: Golden. Van twintig jaar geleden weet ik nog dat we Golden een truckersstop vonden, weinig verheffends aan. En als we bij de camping staan, die half in het dorp ligt aan de doorgaande weg, wordt dat beeld niet bijgesteld.
(fotootje camper)
Banen zwemmen in het zwembad mag ook al niet meer, de rivier ligt ver weg, de treinen ook en de plek heeft weinig met camping van doen. Het internet op de camping valt ook al vies tegen. We zien al een trein langskomen. Als ik op een bankje zit, komt er een stevige hardloopster voorbij die ik toeroep ‘Doing well!’ waarop zijn antwoordt ‘ nice shirt, you worked hard for that!’. Nu moet ik ook hardlopen natuurlijk! Rob en ik wandelen een rondje om de omgeving te verkennen en worden lekgeprikt. Ik kijk naar de hardlooproutes. Om 8 uur ga ik alleen hardlopen. Rob en ik hebben een soort van Rotary Rondje gezien. Ik heb een training met stukken in zone 4. Het is nog altijd 28 graden. Zonnebrand en muggenspray over me heen. Solo rennen. Onverhard. Ik ga 15 minuten inlopen. Omhoog. Haarspeldbochten omhoog. Mooie trainingen voor een trail in de Ardennen en ik geniet erg, maar ik had water mee moeten nemen! Ik stop na 2 kilometer al om even van het uitzicht te genieten op de rivier.
Bang ben ik niet echt. Het is hier te druk voor beren. Als ik boven ben verwacht ik een mooi uitzicht, maar helaas: voetbalvelden. Ik moet 500m in zone 4. Kijken maar of dat lukt. Ik stop het horloge regelmatig. Om de route te bekijken. En dan sta ik boven Golden met een prachtig uitzicht. Wow!
De tweede keer 500m valt daardoor in het water, maar wat zou het. Ik ga om de voetbalvelden heen en daar zitten toiletten en warempel ook een drinkkraantje! Komt dat even goed uit zeg. Ik loop even over asfalt en kijk naar de honkballers. Dan ga ik versnellen door het bos waar ook een soort golfballenspel is. Er zijn Canadezen, maar ik zwaai even vriendelijk op topsnelheid tussen de takken door. Dan kom ik weer bij een prachtig uitzicht over een meer en het treinen overslagstation. Ik versnel nogmaals en film ondertussen.
Zone 4 laat ik maar voor wat het is, dat is toch nogal afhankelijk van het terrein en nu het omlaag gaat ga ik weer harder. Dan ben ik opeens een straat te ver beneden. Ik ga Golden zelf in, tussen de huizen door. De mensen zijn ook vriendelijk: een andere jogger groet me vriendelijk, de mensen lachen me toe. Maar ik ben een beetje kwijt waar ik ben en hoe ik terug moet naar de camping. Ik probeer nog een keer te versnellen, maar zone 4 – ho maar. Dan kom ik langs de brandweer, waar lekkere brandweermannen de auto schoonspuiten. Ook leuk.
Ik versnel nogmaals tussen de liquor store en de jehova’s getuigen. Ik doe mijn best nog even. Dan ga ik nog even terug via het onverharde pad, want ik moet 5 minuten rustig lopen en dan nog een kilometer op z’n hardst. Dan ben ik weer bij de rivier. Ik zet nog aan nu de zon weg is. Maar dan moet ik weer poepen. Ik keer om en de laatste 250m naar de toiletten moet ik echt doorzetten (ik zal niet zeggen doorduwen, haha). Ik weet de code niet meer, maar gelukkig is er iemand vlak voor me. Ik schijt alles lekker weg.
(r9ivier)
En dan nog 5 minuten uitlopen, de rivier nog maar een keertje op en neer. Ik heb weinig last van muggen. Al met al ben ik best blij met de tempo’s, als ik de stops niet meetel. Er komen allemaal werktreintjes langs. Heel schattig. Ik ga douchen met naast me een meisje wat zingt in de douche! Daardoor ben ik heel snel klaar, haha. Ik had me meer van deze gemeentelijke camping aan de rivier met wifi voorgesteld. Gemeentelijk betekent: tegenover de middelbare school. Wifi is slecht, heel slecht. En achter de rivieren ligt een rangeerterrein voor treinen. Daarachter ligt een berg, zodat het geluid weerkaatst wordt.
28 juli – Not as I hoped for
De treinen gaan de HELE nacht door. Stampend. Bonkend. Toeterend. Bellend. Van slapen is nauwelijks sprake. En dat voel je dan overal. Zo snel mogelijk weg uit Golden! De supermarkt is nog het beste van deze plaats. Golden maakt zijn naam niet waar. De A1 wordt verbouwd, dus wegkomen is net zo’n akelige beleving als de stad zelf met een snelweg die naast de bestaande snelweg tegen de bergen wordt geplakt.
En dan zijn we in Yoho park, wat echt mooi is, maar OVERvol. De parkeerplaats bij Emerald Lake komen we niet tussen. Bij de Natural Bridge staan zoveel mensen en bussen dat foto’s maken bijna onmogelijk is. Dan een uur lang in de zon wachten op een trein bij de Spiral Tunnel die niet komt. We gaan de wandeling wel maken die tig jaar geleden zoveel indruk heeft gemaakt! Die start op de camping? Er is alleen een beschrijving in het Frans. De wandeling valt tegen. 1 Restant van een treintje. Verder niks. Met de weinig slaap opgeteld lijkt deze dag verloren. Nee, we wachten niet weer bij de Spiral Tunnels, denken we, tot we de aanstormende trein zien. Hebben we toch nog iets gezien!
Ik kan dezelfde trein op 3 hoogtes fotograferen. Blijft toch magisch om al die wagons en trailers onder elkaar door te zien gaan. Geluksmoment van de dag (samen met het verlaten van Golden natuurlijk). Willen we nog meer? Nee, we gaan richting Banff. Over de 1A in plaats van de grootste snelweg. Hopelijk komen we nog Wildlife tegen. Ik stel voor om nu nog Johnston Canyon te doen, nu we iets later zijn en er misschien wat minder toeristen zijn. Het is wel iets minder, maar nog altijd best druk. En mooi.
watervallen
We rijden door naar Banff en naar de camping die een kampeerfabriek is, maar na Golden een soort paradijs! Vandaag 23000 stappen gezet en al met al ruim 10 kilometer gewandeld. 17 sta-uren moeiteloos gehaald. Maar vanmorgen om 8 uur zat ik dan ook al op 4 sta-uren. Door zo weinig slaap voelt de dag een beetje minder prettig aan.
29 juli – De Auto als Superidee.
‘Een auto huren’, is Rob zijn idee als ik net wakker ben. Toch weer niet zo best geslapen. ‘ We gaan een auto huren’, herhaalt Rob, ‘Dan kunnen we overal heen voor twee dagen.’ Dat klinkt mooi, ja dus. We gaan dus niet naar Cave&Bassin, maar wel naar Banff met het busje en daar winkelen als het rustig is en bij de McDonalds gebruik maken van internet. Dan halen we de auto op. Een Mazda CX5. Wit en groot. Met de auto rijden we terug naar Emerald Lake en door Field en door Yoho Park en naar de Takkakaw Falls.
Emerald lake en takakaw falls
De auto is top. Dat alles kan. Overal kunnen we komen. Iedereen kan meekijken. Stukken wandelen. Veel zon. Enige minpuntje: zwemspullen en lunch hebben we in de camper wel altijd bij ons en in de auto niet. Maar verder: ideaal!! Lake Louise is altijd (te) toeristisch en druk.
Lake Louise
En we hebben onbeperkt aantal kilometers. Dus morgen… gaan we daar gebruik van maken!!
29 juli – bijna 600km rijden voor een gletsjermeer en watervallen. The Icefields Parkway
Om kwart over 9 rijden we weg met de auto. Dik een uur later als de bedoeling was, maar ik ben wel uitgeslapen! Rob rijdt over de snelweg naar Lake Louise. Dat is nog altijd 3 kwartier rijden en 55 kilometer weg. We hebben veel plezier over Golden, of we niet toch nog even daarheen zullen rijden. Het is alweer strakblauw en prachtig weer. Als ik even internet heb rondom Lake Louise stuur ik appjes dat we vandaag zo’n 600 kilometer zullen rijden. Voor mijn collega’s begint het weekend. Als we de 93 op draaien, gaat Rob er bij de eerstvolgende parkeerplaats bij Herbert Lake af en dan mag ik rijden. Stoel instellen en dan is het een kwestie van auto rijden op z’n saaist: adaptive cruise control aan en achter de voorganger blijven rijden. Als je niet tussen de lijnen blijft, piept de auto. Ondertussen verandert het landschap in bergpieken. We beoordelen zorgvuldig alle kleiwerken van bergtoppen: met elke top is wel iets misgegaan. We zien dat het stervensdruk is op de parkeerplaatsen, maar wij doen alle ‘attracties’ straks op de weg terug. Hopelijk is het dan nog mooi weer… Wat vind ik het machtig en stoer dat ik nu eingelijk eens een keer zelf op de Icefields Parkway rijd! Voglens mij heb ik dat nog nooit eerder gedaan. Ik rij langs het selfservice tankstation in Saskatchwena River Crossing. Een bemand tankstation, waarbij ook de ruit wordt schoongemaakt. Uitstappen is niet meer nodig. En weer door met een volle tank! We zijn net weer op weg als er een aantal auto’s stilstaan midden op de weg. Dat betekent wildlife! Ik zet de auto ook stil met de knipperlichten aan en in de bosjes ontwaart Vincent een beer. Ik zie niks, alleen bewegende struikjes met een stukje zwart vacht, maar Vincent is door het dolle heen. Ik zet de auto nog iets dichterbij en na het nemen van een serie foto’s gaan we verder. Ik rijd omhoog tussen de bergen door. Op een hoogte van ruim 2000m inmiddels. Het wordt wel bewolkt. Dan komen we bij het Columbia Icefield Visitor Centre. Ik parkeer de camper en er is nog plaats genoeg. Maar wat zijn hier veel toeristen! Een station in een grote stad is er niks bij. We gaan naar de WC en Vincent geniet van internet. Bij de hoogste Starbucks van Canada halen we een kop thee voor mij en 2 croissantjes voor Vincent en mij. Ze kunnen onze naam niet uitspreken. Ik heb een lange broek aan vandaag en dat is hier geen overbodige luxe, want op deze hoogte in de nabijheid van een gletsjer is het niet zo warm! Rob gaat weer rijden en ik geniet enorm van de thee. Het dal is nu een stuk breder, maar de toppen zijn er niet minder om. De croissant is ook lekker en dat kan Vincent beamen. Hij is nog steeds onder de indruk van de beer. Dan komen we in de buurt van Jasper en de eindbestemming, de Edith Cavell gletsjer. Die weg kun je met een camper niet berijden, dus moet dat met deze auto. Bij de Athabasca Falls staan ze in de rij tot op de weg! Het is rond half 2. De weg naar boven vind ik in een auto al eng: bochtig, afgrond en heel veel stijgen. Rob rijdt achter iemand die ook lekker tempo maakt. Op de parkeerplaats maak ik me wel even zorgen: vorige keer heeft dit gletsjermeer indruk op me gemaakt, maar of dat nu nog zo is weet ik niet. Straks valt het tegen. We moeten nog verder naar boven over een verhard pad lopen. Dat is voor ons alle drie nauwelijks nog een probleem intussen. Je ziet de hoge gletsjer in de verte al liggen. Voorbij het uitkijkbankje houdt het verharde pad op en dan komen de steentjes in alle soorten en maten. Iets lager ligt het gletsjermeer met ijsblokken erin. Het is nog even indrukwekkend als tig jaar geleden. We ‘lopen’ naar het meer toe, want met al die ongelijke stenen is lopen meer een soort trailwandelen. Dat kan ik pas als ik mijn bril afzet. We gaan aan de rand van het meer zitten. Het is nog net zo overweldigend, groots, magnifiek, geweldig en indrukwekkend als het de eerste keer was. De koelte, het absurde landschap met stenen en ijsblokken: het is echt fantastisch. Niet vast te leggen op welk beeld dan ook. Rob gaat op een steen zitten en Vincent gaat erbij zitten. Met een Canadese wisselen we een fotomoment uit. Het is niet zo erg dat hier mensen op je foto staan, want dan kun je een beetje laten zien hoe groots het is. De watervallen vanaf de hoge gletsjer zijn behoorlijk hoog. We lopen verder en Vincent en Rob willen een stuk ijs vasthouden. Dat is (hoe raad je het) ijskoud. Ik doe het ook en gooi het blok ver weg. Er gebeurt iets raars: ik raak hier bijna in een soort trance. Het heeft toch geen zin om een foto te maken, dus ik hoef het alleen maar op me te laten inwerken. Ik ga bij het ijskoude kabbelende riviertje zitten en kijk naar de gletsjer, de gletsjerspleet, het heldere water. Mijn geluk is compleet als ik door het geraas van het riviertje heen het ijs hoor kraken. Er komt een zonnetje door. Ik doe even mijn voeten in het water, maar dat is echt letterlijk ijskoud. Ik hou het nog geen 20 seconden vol. Jammer dat ik erbij bedenk dat dit een prima manier zijn om dood te gaan: in het water springen en een minuut wachten. Ik zou hier uren kunnen blijven zitten. Maar we zullen ook weer terug moeten richting Banff. Ik trailloop nog even richting de sneeuw waar de rivier uit komt. En dan over de stenen weer terug. Ik ben hier dus heel goed in: mijn ogen zien heel snel waar ik mijn voeten moet neerzetten. Is al dat trailen toch nog ergens goed voor geweest! Ik vind het leuk. Dat moet ik Joyce en PL maar eens uitleggen. En dan het verharde pad weer. Geen idee hoe lang we bij de gletsjer zijn geweest, maar het was net zo gaaf als de eerste keer. Naar de WC en dan rijden we weer naar beneden. Vincent mag voorin zitten. Als we nu in 1 ruk doorrijden, zijn we pas om 7 uur weer in Banff. En we gaan niet in 1 ruk rijden. Als het niet te druk is gaan we stoppen bij de watervallen. Vincent heeft het overzicht voor zich liggen. Eerst maar eens kijken of de Athabasca Falls vrij van de rij zijn. Dat is zo! Het is nog redelijk druk, maar file is er nu zo rond half 4 niet meer. De watervallen zijn behoorlijk gaaf. Er staan hoge hekken en het is een flink brede waterval. We kunnen goed kijken op alle plekken. Ik vind vooral de potholes gaaf waar de boomstammen en een flesje in rond draaien en het geweld van het water wat overal doorheen slijt. Er is een plek waar de spray je in een paar minuten zeiknat maakt. Dat vind ik eerder gaaf dan vervelend. Het koelt me goed af. De hitte neemt af, maar het is nog altijd een graad of 28. Als we de waterval goed bewonderd hebben, rijden we weer verder. Naar de volgende waterval! De Sunwapta Falls. Daar is het best wel lekker rustig eigenlijk. De brug staat niet tjokkievol. Rustig de tijd om te kijken. De paden zijn wel afgesleten: de boomwortels en de stenen zijn glad. Deze waterval is wat hoger en minder breed en gewelddadig. Ook mooi hoor en er is een flinke kloof achtergebleven. Ik verbaas me er over dat de waterverdeling niet de hele tijd gelijk is, de ene seconde is anders dan de andere. We nemen ruim de tijd om te kijken en dan gaan we weer verder. De weg is heel rustig intussen, want het is dan ook al tegen half 5. Kortom: we gaan laat in Banff arriveren. Ik heb wel netjes brood meegenomen, maar echt aftrek vindt dat niet. Wel de snoepjes en koekjes en vooral de cola. We moeten wat cola van de grote fles in de kleinere fles gieten. Dat doen we op een plek waar het uitzicht mooi is. Over de rivier op de hoge bergen. De wolken die er rond het middaguur waren trekken alweer weg. We stoppen nog een keer bij een uitzichtpunt. En dan ga ik weer autorijden. Ik mag langs de Athabasca Glacier en nu ga ik vanaf de pas naar beneden. We stoppen weer bij een grote waterval aan de overkant van de weg. Voor deze ben ik nog niet eerder gestopt, hoewel ik de waterval al vaak heb gezien. Er zijn veel foto-bommers, die het voor iedereen verpesten en in de foto gaan staan. Voor deze waterval is midden op de snelweg een zebrapad. En dan weer verder. Het rijden gaat goed, maar soms ‘piep’ ik over de lijn heen. Het is gaaf om de weg zo leeg en verlaten te zien. En dan staat er weer een auto stil met wijzende mensen erin. Er staat weer een beer! Nu aan de andere kant van het veld. Het is een end weg en ik durf de auto uit te zetten. Vincent ziet nu echt hoe groot zo’n beest is. Is ie nog blijer! Ik rij weer verder. Vincent zit nu naast mij. Het is nog geen kwartier later en ongeveer op dezelfde plek als vanmorgen, maar daar staat weer een auto stil en nu is de beer (of zijn collega) de bosjes uit gekomen en sloft hij langs de (andere) kant van de weg. Vincent wordt hysterisch en Rob gaat via het dakraam foto’s maken. De beer kuiert onverstoorbaar langs, graaft wat en ook als er een auto voorbij raast, kijkt hij/zij niet op of om. Hij loopt de auto langs en ook zonder op te kijken steekt de beer op 2 autolengtes achter ons over. Vincent maakt wel duizend foto’s. Ik heb het begin gefilmd en kijk nu alleen maar naar dat logge beest. Dan rij ik weer verder en Vincent is echt helemaal door het dolle heen. Een beer gezien! De vakantie is compleet! Ik ben vooral in de ban van het licht. Onvoorstelbaar mooi. Dat late licht geeft alles een extra flair. We stoppen bij Mistaya Canyon. Die stond niet op de kaart, maar vanmorgen was het er ook druk. Nu niet meer. We lopen het pad af en dan mag je eigenlijk behoorlijk dicht bij het razende water komen. De kloof is diep. Ik ga daar zitten. Gewoon weer lekker zitten. En naar het water kijken en de bergen en het licht. Dat lukt me best goed vandaag! Vincent zit er even bij. Er is nu zo om half 7 zo goed als niemand meer die de foto kan verknallen door in beeld te gaan zitten. Eigenlijk worden we wel een beetje moe. Rob rijdt weer en ik ga voorin zitten. Ik hoef niet meer overal naar toe, maar nu het zo rustig is, wil ik nog naar Peyto Lake. Dat is ook zo’n vakantiebrochure foto moment waar iedereen elkaar verdringt. Ik geniet echt van het licht die de bergen zo speciaal maakt. Niet voor niks het gouden uur. En de rust op de weg. Als Rob rijdt zien we geen beren. Bij Peyto Lake zijn we een beetje melig en we moeten een eind omhoog lopen. Er zijn vlonders en het meer is mooi, dat zeker. Aparte kleur blauw. En de gletsjer er achter maakt het af. De bergen op de achtergrond zijn ietwat mistig. Het lijkt net een nep-plaatje. Er zijn nog steeds aardig wat mensen, maar wij kunnen wel even wachten. Half acht is het intussen. De rest van de dingen die we willen zien zullen we moeten doen met de camper. Nu nog even genieten. Ik zal het stuur overnemen op de snelweg op het laatste stukje tot Banff. Tot die tijd kijk ik mijn ogen uit naar het mooie licht en de bergen die nog in de zon baden. Speculaasjes etend. Toevallig stoppen we op dezelfde parkeerplaats bij Herbert Lake om weer van stuurpositie te wisselen! We kijken daar niet rond, we lopen daar alleen om de auto heen. Op de snelweg rijdt het gelukkig erg makkelijk. Cruise control aan. Ik kan de auto’s en vrachtwagens die ik inhaal tellen: het zijn 6 auto’s en 3 vrachtwagens. Over 60 kilometer. We zien wel iemand die wordt aangehouden. Ik weet niet of ik de stad in durf te rijden, maar ik heb wel echt behoorlijk trek inmiddels. Ik draai netjes de parking op om half 9. We zien nog een trein en dan gaan we naar de McDonalds. Het is hartstikke druk in de straat! Zo vol heb ik het nog niet gezien. Gezellig hoor, maar ik wil eten. Even kijken of mijn shirt er al is (nee) en dan bestellen. De heren zitten meteen op hun telefoon. Een beetje gedachteloos eet ik alles op. Als ik ook aan het internetten ben, moeten we gaan, want Rob wil voor tien uur weer bij de camper zijn. Als we terugwandelen app ik mijn moeder wakker. Oeps. Rob rijdt naar de camping toe en het is wat vreemd zo in het donker. Ik ben hartstikke moe. Van alle indrukken. In de camper stinkt het en helpt Vincent mee met opruimen. Het is al half elf. Ik ga niet meer het dagverslag schrijven hoor. Vincent heeft in de auto geschreven en dat is vooral euforie over de beer. Maar wel leuk dat hij ook zijn herinneringen opschrijft. Van twee weken geleden was hij de eerste camping alweer vergeten. Ik kom moeilijk in slaap. Als ik boven mijn boek in slaap val, moet Vincent nog naar de WC en ben ik weer wakker. Urenlang. Ohja, dat hoort bij deze periode. Ik lees mijn boek uit, maak gebruik van het internet nu iedereen slaapt, hoor ergens nog mensen aankomen om half 2 en ga nog een keer naar de toilet.
30 juli – Effe Rustig Aan
Via de hardloopwinkel in Canmore naar Calgary rijden. Het is niet ver. De bergen uit. De stad in. Meer drukte, minder natuur. Even kijken bij de kleinschalige Ironman.
Ik wilde graag hardlopen op het Olympische Park op nog geen 200m van de camping af. Maar… daar liggen verbouwingswerkzaamheden tussen. Onbereikbaar. Ik wil best hardlopen, dan maar rondjes op de camping en uiteindelijk denk ik: laat ook maar, niet in de regen. Ik ga de regenboog fotograferen en die is mooi, maar ik word ook net nat genoeg om geen zin te hebben in rennen.
Samen met Rob wandel ik nog een sloom rondje over de camping vol mega-campers, Amerikaanse wanna-be cowboys, honden en overdreven groteske auto’s en aanhangers.
31 juli – Calgary – Hardlopen met alles erin – overwinning op de Tower, vermaak in het openluchtmuseum, natte voeten op Olympic Plaza en zwerven over het Olympische Park.
“Ga je dadelijk hardlopen”, vraagt Rob als ik net wakker ben. Eigenlijk is dat best een aardig idee. We gaan toch pas weg om 10 uur en ik kan douchen in de camper. Dus ik moet snel gaan. Om even over 8 sta ik nuchter buiten met een lange broek aan. Ik zet de training aan met zone 3 en 4 erin, maar ik denk niet dat dat gaat lukken. Ik ga de weg op omhoog. Wie dacht ook alweer dat 14 graden prima is voor een lange broek. Als het omhoog loopt? Op asfalt in de zon?! Ik hou me niet aan de zones. Ga een weg in, die loopt dood en verder omhoog. Er ritselt iets in de struiken, het zal een vogel zijn. Als ik opzij kijk, zie ik de herten weglopen. En voor me gaat het verder omhoog. Ik ga tot de volgende bocht. Als ik daar ben: tot boven bij de mast. Ik ga echt flink omhoog, niet op een flink tempo. Bij de mast sta ik ook bij de fabriek waar alle grote vrachtwagens naar toe gaan. Naar beneden maar weer. Ik heb nu twee kilometer gedaan. Nuchter he! Niks gegeten! Dus laat de hoge zones maar even zitten. Naar beneden geniet ik vooral van het uitzicht en van de skischans. Het tempo ligt soms wel hoog, maar naar beneden en afremmen is net zo onhandig als omhoog lopen. Ik ben weer bij de camping en er zitten nog geen 4 km op. Dus ik ga maar het even over het natuurpad. Na de brug wordt het steeds meer begroeid met natuur en ik ben blij met de lange broek! Ik kan niet blijven rennen. De bordjes maken het niet makkelijker. Ik moet intussen een beetje en dat is fijn, want ik heb al een dag last van verstopping. Ik ga richting de washrooms, maar kom bij iemands tent uit. Dan maar terug over de camping met een ommetje voor een foto van een auto voor Vincent. 5 Kilometer bij elkaar sprokkelen. Tempo is niks, maar ik ben blij dat ik meteen door kan naar de WC. Vincent gaat zelf nog een foto maken en ik kan me even afspoelen. De camper staat veel te scheef!! Het water loopt naar buiten! Onhandig. En ik heb koud water, want de boiler stond te laat aan. Maar ik kan mijn haren doen en me even bijwerken en schoon worden.
We eten brood en dan alles inpakken en om 10 uur lopen we naar de bus toe. De duitsers en zwitsers worden gebracht, maar deze kilometer maakt ons niet uit! Het is alweer warm. Vooral bij de bushalte. We volgen het Duits. De bus laat lang op zich wachten. Heel, heel lang. Heet. Geen beschutting of niks. We wachten wel 20 minuten. De buskaartjes werken: we hebben de hele dag ruimte om te reizen. De bus gaat door alle buitenwijken op en neer. We zijn al ruim een uur onderweg als we bij het Olympische park zijn. Maar ik vind dat wel heel leuk, langs al die huizen. We komen bij het metrostation. Daar pakken we de rode lijn naar het centrum. Komen we langs de universiteit en langzaam aan gaan we de stad in. Steeds meer bebouwing en hogere flats. We gaan de drukbezochte rivier over. Na twee uur zijn we eindelijk in hartje Calgary! We gaan eerst naar de Calgary Tower. Die zit maar 1 blok verderop. We proberen online kaartjes te kopen terwijl we in de rij staan, maar dat schiet niet op. Dan naar boven met de lift. We zitten bij een familie die naar het restaurant gaan. Op filmpjes in de lift is te zien hoe de buitenkant eruit ziet bij het stijgen! Wat een formidabel idee. En dan zijn we boven. Je kan heel ver kijken. Echt heel ver. Rob en Vincent stappen ongeveer meteen op het glazen dek. Ongeveer mijn grootste nachtmerrie. Rob pakt me vast en ik ga er heel erg voorzichtig net even op staan. Ik knijp Rob fijn en het kost me veel kracht, maar het lukt! Als ik even naar beneden kijk, sta ik weer ver van het glas af. Ik ga wel gewoon rondkijken. Wat ik zo leuk vind is dat daar beneden geleefd wordt: in al die rijdende auto’s zit iemand, in de huizen zijn mensen bezig, in de verte zijn de bergen te zien. Ik volg een beetje de mensen bij de Ironman. Als ik rustig rond heb gekeken, wil ik nog wel een keer op het glas proberen te staan. Als ik maar mijn aandacht richt op iets anders. Vincent pakt mijn hand en ik knijp hem enorm: letterlijk en figuurlijk! Stapjes zetten als ik naar het stadhuis kijk. En dan niet naar beneden kijken! Ik ga zelfs een paar stappen achteruit om op het grotere plateau te staan. Dit is by far het meest dappere wat ik doe deze vakantie. Ik zweet peentjes en Vincents hand doet echt pijn. Ik hou ook het hek vast alsof de bodem onder me vandaan kan vallen. Maar ik leef nog. En dan ga ik nog een keer rond om foto’s te maken en te kijken wat mij het meest boeit. We maken timelapses met vliegtuigen die voorbij komen. En ik app met Joyce: zij de omaspam, ik de stoere foto’s. Rob gaat nog even op het glas zitten en laat zijn bril vallen: ik heb niet zoveel lef. We zijn lang genoeg in de Tower geweest en we gaan weer naar beneden. We hebben intussen honger en vooral enorm veel dorst. De dichtstbijzijnde McDonalds is een cafe en daar kunnen we niet zitten. Ik drink meteen maar veel en vul ter plekke al bij! Op een bankje eten we de frietjes en de hamburger. We gaan terug naar de trams en pakken de tram naar het Heritage Park. Vincent is sceptisch of dat wel leuk is. Ik hoop er voor 3 uur te zijn. Het is inmiddels weer dertig graden en bloedheet. Met de rode lijn komen we nu langs de Stampede gronden. Na de tram pakken we toch een bus. Voor wandelen is het eigenlijk te warm en de bus is sneller. Om 3 uur staan we bij het park aan het water. We worden aangesproken door een oude mevrouw van het park in 1900-stijl die ons vertelt wat we kunnen verwachten. Ik ben dan al enthousiast! We kopen de tickets en ik baal dat we maar 2 uur de tijd hebben. We mogen met de oude stoomboot mee en met de trein, dat zit er allemaal bij in. Maar eerst even bij de oude auto’s kijken. Glimmende oude auto’s. Ik app Joyce nog even wakker! Die vindt dit geweldig en ik vind het ook zo leuk. Ik verruil mijn lange broek voor een jurkje. Ook al is er hier airco, buiten is die er niet. We lopen buiten door naar de oude machinerieen. En dan komt een echt stoomtrein langs! Ook Vincent is om: in deze vakantie ook nog eens in een stoomtrein zitten, is wel geweldig. Ik vind de nagemaakte olie-rafineerder uit 1900 fantastisch. We wandelen door langs de boot: misschien straks. En we lopen langs het treinenmuseum en langs de oude gebouwen. Dit is zo ontzettend leuk, zo kneuterig, maar zo authentiek. En ‘oud’ is hier zo anders! De straat steelt helemaal mijn hart. Eigenlijk willen we iets te drinken, maar dan komt de trein en we weten niet hoe snel we in kunnen stappen! Ik begin de omvang van het park te snappen en ik wil nog graag naar de oude trading post. De rit in de trein zelf valt me wat tegen. De oude machinist deelt stempels uit. De omgeving van de trein vind ik stukken authentieker. Ik loop langs de missie en dan trekt de Hudsons Trading Post me. Zo gaaf zoals dat vroeger ging. En het is al wat later en heet, dus steeds iets minder druk. Ik kan zelfs foto’s maken zonder al te veel toeristen er op. Ik kan bijna niet stoppen met foto’s maken. Rob en Vincent doen een spel. De tipi’s. En dan een saloon waar drinken te krijgen is. Er staat een piano, maar daar mag je niet aan komen. Ik vraag het de buitengewoon vriendelijke waard en dan mag Vincent spelen. Hij is door het dolle heen. Dit is zijn moment. Op een hele oude, originele piano spelen. Het ding is gestemd en Rob kletst met de waard. Ik speel ook even, maar ik vind het best moeilijk. De piano is uit 1891 en van Engelse makelij. Vincent is minstens net zo enthousiast over de piano als over de beer. We wandelen weer terug. De stoomboot halen we niet meer. Ik wil nog een keer door alle straatjes lopen. We komen langs de ziekenzuster. Waar mensen zitten, willen ze graag vertellen over ‘hun’ plek. Maar vooral de rust raakt me. Alles mooi in de zon. Alles mooi afgestemd. Het postkantoor, de stallen, het oude huis, het eerste stadhuis van Calgary, de bank voor Rob en een snoepwinkel. De optometrist en de drukker vind ik fantastisch. Het ruikt zo lekker bij de drukkerij! Dan gaan we nog een ijsje halen. Ze hebben mijn maatje: mini. En Rob en Vincent nemen een dubbele. Die zijn GROOT! Mijn hele ijsje past in Vincents bolletjes. En Robs wafel is nog groter. We moeten op een bankje zitten en eten. We zitten bij het grote huis, maar inmiddels is het 5 uur geweest en gaat het park sluiten. Ik had nog wel een uur kunnen blijven, maar het is niet anders. Dat we de oude kermis overslaan met een rups en een draaimolen vind ik niet zo erg. We stappen terug en dan vraagt Vincent of we met het trammetje mee kunnen en dat kan nog! Geweldig. Ik geniet daar echt nog even van. Zo’n oud trammetje wat ons terugbrengt naar deze eeuw en de moderne tram. Wat een wonderlijke dag is dit! We gaan met de bus en daarna stappen we over op de rode lijn naar het Olympic Plaza. Rob heeft inmiddels de reizen-app en hij heeft het door. We drinken wel te weinig op deze dag. We stappen uit bij het stadhuis en dat is zo leuk: een oud gebouw tussen alle moderne hoge flats. Olympic Plaza heeft water op enkelhoogte liggen! Daar stappen Vincent en ik natuurlijk doorheen. Het is warm water. Ik heb vanalles gehad: warm en ijskoud. Die voeten van mij… We rennen zelfs door het water! En dan gaan we verder met de rode lijn. We willen niet weer naar de mac, dus hebben we een Wendys uitgezocht bij Brentwood, het station waar we op de bus moeten overstappen. Voor we op de tram stappen zijn er een hele boel dragqueens en ik maak een foto van uitspraken die aan de muren hangen! Dorst en een beetje honger. Ik ben gewend geraakt aan onregelmatig eten. De momenten in het openbaar vervoer gebruik ik maar om even bij te komen en te kijken naar het gewone leven in de stad vanaf dezelfde hoogte als alle mensen. Bij de Wendys duurt het lang en is het koud. Deze hambruger is lekker en ik drink twee keer cola. Vincent heeft teveel cola en op weg naar de een-a-laatste bus drink ik cola met suiker. Deze bus gaat niet zo ver en na enig beraad willen we toch in het Olympic Park uitstappen om te kijken. Dan hebben we 40 minuten tot de laatste bus. Of we moeten misschien heel ver lopen. Of niet. De wegwerkzaamheden maken dat onvoorspelbaar. Maar eerst door het park lopen. Langs de bobslee en dan langs de bobsleebaan naar boven. Wederom is het licht prachtig. De weg is begroeid en niet zo handig met een jurkje aan. Het stijgt ook heel flink. De baan met de kuipbochten is supermooi. We gaan steeds verder naar boven. Als we op de top zijn, vind ik het goed om de bus te missen, maar ik doe wel even mijn broek aan. Dan zien we straks wel weer hoe we bij de camping komen. We gaan nog verder omhoog langs de vlag. En dan kijken we op de skischans neer in de ondergaande zon met Calgary op de achtergrond. Wow. Simpelweg wow. Jammer van die bus dan maar. De vlag met tegenlicht. De zwarte olympische ring die goud is en volgens Vincent niet goed. De Calgary Tower in de verte. En dan moeten we even zoeken hoe we terug kunnen lopen. Ik zou stemmen voor bovenlangs, maar het wordt onderlangs. Eerst de uitgang zoeken en dan over de trail van de fietsen, maar dat loopt minder handig dan asfalt. Het is even zoeken naar de juiste doorgang en vooral hopen dat er een doorgang is. We zijn weer beneden bij de Gymnastics en dan moeten we een hek passeren waar je eigenlijk niet door mag. En later een bord met Road Closed. Ik vind de bordjes ‘remmen voor fietsers’ vooral leuk. We hadden ook moeten lopen als we de bus hadden gehad en nu zijn we net voor het donker thuis. Op zondagavond werken ze toch niet. In de camper moeten we eerst even zitten. Het was een gave dag: alles. Zo afwisselend en zo stoer en zo leuk en zo spannend en zo echt. Alles. En vermoeiend ook. Ik zet bijna 30 duizend stappen.