browser icon
You are using an insecure version of your web browser. Please update your browser!
Using an outdated browser makes your computer unsafe. For a safer, faster, more enjoyable user experience, please update your browser today or try a newer browser.

De HARDMAN

Posted by on 26 August 2023

De Grote Dag. Hardman 2023.

Ik slaap prima! Kort, maar gewoon door en diep. Ik hoef maar 1 keer te plassen en slaap dan weer door. Om 4 uur piept het horloge me wakker. Ik voel me oke, maar wil mijn voet nog afplakken, moet nog iets eten en voor Vincent aan ons bed staat, heb ik de bidon met sportdrank al leeg. Ik maak 2 broodjes klaar voor in de auto en heb geen trek. Het is nog donker en ik kijk even naar de sterren. In het donker rijden is eng, een broodje eten is moeilijk en ik word misselijk. Daar zitten ook zenuwen bij. We doen een merken-woordslang en dat leidt wel iets af. Onderweg moeten we een keer stoppen, want ik moet weer plassen. Het is niks leuk, ik voel me zo niet lekker! Het tweede broodje krijg ik echt niet op. We zijn er ongeveer een half uurtje van tevoren en weer moet ik eerst plassen. Daarna de fiets klaarzetten.

Ik ben enorm zenuwachtig en misselijk en onrustig. Ik kan er niks aan doen, het neemt me over. Alles in mij zegt: wegwezen hier. En het is niet druk, er is geen opzwepende muziek, geen gedoe, geen regels waardoor Vincent en Rob niet mee de wisselzone in mogen. Ik heb snel mijn chip en ik drentel op en neer.

Onrustig voor de Dixie, onbereikbaar. Ik moet zelfs een beetje spugen. Helaas mis ik de prachtige zonsopkomst door de stress. Ik krijg er net te weinig van mee.

Ik probeer te denken dat ik niets liever wilde dan dit, maar ik voel me alsof ik niets liever minder zou willen dan hier zijn! Dan de wisselzone in en we houden een minuut stilte voor de omgekomen Ier vorige week bij de Ironman. Het clubje is echt klein!

Ik ben best van streek en dan het water in. Koud! Ik klets nog even met een andere mevrouw. Echt koel water met steentjes. Het is allemaal zo eenvoudig als aftellen van 10 tot 0 en gaan. Geen gedoe. En ik ga.

Mijn horloge stond al aan bij 10. Ik merk op dat het koud, diep en ook helder is. Tegelijk. Ik zwem gewoon achter ze aan. Dat gaat best goed. Dan komen de golfjes. Ik kijk een beetje om me heen naar de heuvels. Het is mooi, maar ik ben nog onrustig. Na de eerste boei word ik misselijk. Verdomme zeg. Niet weer. Ik hou even stil om te kokholzen.

Christine in de kano vraagt of het gaat. Ik zeg van wel, maar echt lekker voel ik me niet. Ik mis dan de aansluiting helaas, maar ik ben nog niet de laatste. Dan is het inderdaad niet te zien waar de volgende boei ligt, tegen de zon in. Tegen de zon in dan maar, zoals ze zeiden. Ik navigeer goed, maar voel me niet goed. Misselijk en ongelukkig. Ik rond netjes de boei, maar het zieke gevoel laat me niet los. Ik heb geen idee hoe hard ik zwem, maar ik voel mijn horloge wel trillen. De weg terug naar de boei aan de kant is ver. Ik word ingehaald door een vrouw met een witte badmuts en kokhals nog een keer. Eenmaal bij de boei ga ik staan. Het gaat niet goed, ik voel me niet lekker. Ik kan hier en nu stoppen. Ik zie Rob en Vincent op de pier.

Ik doe even een schietgebedje naar Maria en BESLIS dan om nog een ronde te gaan. Er zijn nog (best veel) mensen achter me, maar ik ga mijn eigen tempo doen. Ik kijk nog een keer goed om me heen, zie Vincent al mijn kant opkomen en dan ga ik weer het koele water in. Ik moet nog even opstaan omdat de tape heeft losgelaten. Die haal ik er af en stop ik in mijn wetsuit. En dan weer zwemmen. Ik heb het besluit genomen. Ik ga rustig 4 op1 of 2 op1 ademen en door. Ik pak een rustige, lange slag en bedenk de leuke dingen, dat ik hier mag zijn en dat ik een heldje ben. Een zwemmend heldje. Ik voel de tekst van “Deep waters hold reflections of times lost long ago”. Ik vraag me af hoe diep het water is, hoe hoog de heuvels en waarom de zon weg is. De golven zijn in vergelijking met de Frysman laag, maar ik denk dat ze voor hier flink zijn. Ik zwem lekker in mijn eentje. Zoals het mij past. Mijn eigen strijd. De misselijkheid en het ongelukkige gevoel wijkt en maakt plaats voor blijdschap en trots en ik raak in het moment en in de slag. Er zwemt nog een meneer, maar die kiest net een andere route. Ik moet nu plassen en warm een aantal keer het water een beetje op. Ik bedenk me dat ik geen tampon meer ingedaan heb. Hier in het water niet zo erg en straks plas ik er met mijn zwarte trisuit vast ook wel langs. De zon is weg en de boei is te zien. Door de golven is de omgeving minder goed te zien. Ik adem dan ook maar 1 kant op, doen wat goed voelt. Er zijn nog steeds mensen achter me. Ik snij 1 boei af, ze moeten me maar komen halen, haha. De zon is weg en de boei is goed te zien nu. Ik begin echt blij te worden en deze keer ben ik sneller bij de tweede boei. Voor mijn gevoel. Dan naar de derde boei toe. Het begint me toch een partij hard te gieten! Ik zie de druppels om me heen en ik vind het sneu voor de mensen aan de kant, maar dit is wat ik fantastisch vind! We don’t do easy. Het spookt door mijn hoofd. Ik krijg het wel erg koud. Mijn handen voel ik niet meer zo goed. Ik heb het niet snel koud, maar dit is niks warm! Ik zie dat de kanoster naast me is en bedank haar. Ze vragen vanaf de kant of het goed met haar gaat en ze antwoord dat ze teruggaat. Daarom weet ik dat ze Christine heet. In het laatste stuk naar de boei toe haal ik de vrouw nog een keer in, maar ik blijf lang zwemmen voor ik opsta. Stomme steentjes.

“hello Anke” zegt Alan nog en ik zeg tegen Rob dat het zwaar was. Ik heb er 1 uur en 50 minuten over gezwommen en dat valt even tegen. De zon schijnt nu weer, maar ik zie het niet. Ik heb het nog steeds erg koud. Rustig aan wisselen. Stap voor stap. Hier haal ik de winst niet.

Wetsuit in de zak en onder in de box. Ik ben blij dat ik de schoenen niet los heb neergezet. Sokken aan gaat goed. Al zit overal gras, maar dat is niet erg. Startnummer omdoen is ook niet vanzelf. “Op de rug” zegt Rob. Ik neem een gellie, lekker met water. Het aandoen van de handschoentjes is echt lastig en ik ben blij dat ik de jas aan kan. Mijn telefoon zit er al in. Rob vertelt me nog dat iedereen het zwemmen erg zwaar vond en dat er nog zo’n 10 mensen achter me zitten. Ik ben blij dat ik kan gaan fietsen om op te warmen. Ik loop rustig de wisselzone uit met mijn fiets. Het is nog steeds niet helemaal licht en regenachtig. Voor me uit rijdt de vrouw van het zwemmen. Ze is helemaal ingepakt. Ze zit ver voor me, maar ik kan mooi zien hoe ik Killarney uit moet rijden! Al is het duidelijk en rustig op de natte wegen. Ik ben blij dat ik op de fiets zit! Van tevoren heb ik besloten me per uur met het fietsen bezig te houden en niet te ver vooruit te kijken. Het begin is de stad door en uit. Door te volgen gaat dat hartstikke goed en er zijn vrijwilligers. Het is nog niet druk. We moeten stoppen voor een rood licht! Ik spreek de vrouw nog even niet aan. Daarvoor ben ik nog even aan het bijkomen. Als we de rivier over gaan, bedenk ik me dat dat het enige stukje is wat ik nog niet heb gezien vanuit de auto. Het volgende blokje is naar Molls Gap, al staat alleen Kenmare nog op de borden. Ik ga de vrouw inhalen voor we de bossen in gaan. Dat doe ik liever alleen en mijn tempo ligt wat hoger. Ook nu weet ik niet zo goed wat ik moet zeggen, maar ik bedank haar. En dan langs de bossen. Er is niemand op de wegen op dit tijdstip. Geen idee hoe laat het eigenlijk is. De zon laat zich niet zien en ik warm langzaam op. Het enige wat ik denk is, dat ik geen zonnebrand heb als de zon later wel doorkomt en ik de mouwtjes uit wil doen. Na Torc waterfall begint het Grote Genieten. Oerbossen omringen me. Groen. Meren. Ik schreeuw het uit!

Ik roep naar Arjan, mijn voormalige collega die de passie voor Ierland deelt hoe mooi het hier is. Ik zing hardop. Van the rambling rover, want die zit in mijn hoofd. Het regent en druppelt weer, maar ik vind dat niet erg. Alleen jammer dat mijn zonnebril dan minder zicht geeft. Het is zo onbeschrijfelijk adembenemend mooi. Er komt een meneer naast me fietsen die ook nog even wil klagen over het zwemmen en wil weten waar ik vandaan kom en een praatje maakt. Ik weet niet meer precies wanneer hij er was, voor of na de tunnel. Ik heb liever dat hij doorfietst. Het is gewoon mijn eigen ding, dit en hier. Ik moest natuurlijk wachten voor de tunnel. Maar ik was wel alleen onder de tunnel, dus ik heb heel hard echo geroepen. Al weet ik dat het met die stenen hopeloos was, ik vond het wel erg leuk. Het is zo mooi, zoooo mooi! Ik mag geen foto’s maken, dat doen we later een keer met de auto. Jammer, dan moet ik alles onthouden! Het licht over de meren, de wolken die langsrazen. De klim begint volgens mijn fietscomputertje. Ik ga niet haasten hoor, gewoon hoge versnelling en blijven trappen, maar vooral blijven kijken! De bossen hebben plaatsgemaakt voor stukken met rotsen. Het voelt als oergrond. En al die tijd nauwelijks automobilisten. Heel in de verte rijdt een andere fietser voor me, misschien die meneer. De vrouw achter me is uit beeld verdwenen. Dit is van mij alleen! Het voelt zo rijk, ik ben zo gelukkig dat omhoog fietsen niks voorstelt. Regen? Ik voel alleen maar geluk. Het is gewoon tastbaar. De kou is weg. Ik rij langs de ruine. Daar moeten we echt nog een foto maken. Wat een adembenemende plek.

Ik snap dat je daar bouwt, maar waarom laat je het vervallen? We komen bij Ladies View en daar maken ze foto’s. Ik kan niet anders dan lachen! Ik zie een regenboog boven de vallei staan en denk: daar kan ik nooit meer een foto van maken. Wat mooi. En nog verder omhoog. Ik dacht dat Molls Gap in de buurt zat en ben bang dat ik door die meneer het meer heb gemist, maar het meer komt nog. Het is jammer dat er boven een vieze witte camper staat. Op de fiets zie ik de ruine aan de overkant. Het is even droog en er schijnt een wazig zonnetje. Dan wordt alles wat nat is nog extra verlicht. En dan tussen de rotsen, het groen en langs de prachtige vallei met wolken en zon in de verte door omhoog. Het tempo, hoe ver het is, hoe lang nog: dat doet me allemaal niks. Ik ben in het moment op die plek. Ik doe mijn bril af om beter te kunnen zien. Er staan schaapjes langs de weg. Ik groet ze hardop. Het is overweldigend.

Bij Molls Gap staat de motor en wat water. Ik heb niks nodig. Ik drink redelijk en eten van gellies gaat zelfs heel goed. Ik loop voor op wat ik moet eten en dat voelt wel goed. Dan over Molls Gap naar beneden. Er staat een bordje van de Hardman met “Steep Descent”. Grappig hoor. Godzijdank is er niemand, want het is me wat: natte wegen en hard omlaag en ondertussen gaat het harder regenen en ik heb geen bril op. Dit is echt een nieuw stadium van spannend voor mij! Ik rem piepend om op de goede weghelft te blijven. Het is mooi, maar ook echt wel een beetje eng. Het gaat wel lekker snel en mijn benen krijgen nu even rust. Next stop is Kenmare. Ik rij de bebouwde kom in en daar is een groepje mensen bezig met hardlooptraining. Ik weet dat ik een zwaar stuk tegemoet ga. Tot Sneem is volgens mij 60 km. Ik heb geen idee hoe ver ik eigenlijk ben of hoe laat het is. Ik kijk wel, maar sla het niet echt op. De andere man rijdt nog voor me. Het is fijn te weten dat Rob en Vincent in de buurt zijn. Zij zorgen dat ze oproepbaar zijn in noodgevallen. In Kenmare houden ze even het verkeer tegen. Voor me fietst een andere man. Het blijkt maar 26 km te zijn tot Sneem. Dat is het volgende uur dus. Ik moet gaan plassen van mezelf. Ik moet ook, maar ik kan dat niet meteen. Ik klim sneller dan die man voor me, maar ik haal hem niet in. Dat boeit me ook niet. Ik vind het een veilig idee. Ik kijk wat om me heen naar de huisjes. Het wegdek is slecht in Ierland. Voortdurend. Vermoeiend. Het hobbelt de hele tijd en dat kost armkracht. Ik word er moe van, en die armen zijn al moe van het zwemmen. Ik ga zelfs een stukje op het stuur liggen! Huisjes, bos, muurtjes, bruggen. Nog steeds opvallend weinig druk voor een zaterdagmorgen. Ik zag een bus, maar dat is een lijndienst! Het plassen lukt me uiteindelijk wel. Ik haal de man in als hij de bosjes in duikt. Ha, daar hebben wij vrouwen dan voordeel van! Hij moet ook 2 keer zijn bidons oprapen. Ik blijf gewoon zitten op mijn fiets. Ik merk dat ik dat urenlang kan volhouden en dat me dat eigenlijk weinig moeite kost. Die fiets is een stuk van mij geworden. Vlak voor Sneem is de landtong wel even een mooie afwisseling en het klaart op. Ik doe iets langer dan een uur over om Sneem te bereiken. En daar is Vincent!

Net als iemand me inhaalt, maar dat mag de pret niet drukken. Hij laat me een glimp van Touch the Sky horen. De tekst op mijn blaadje is weggevaagd door de regen. Ietsje verder staat Rob. Dat doet me erg goed.

Het stuk van Sneem naar Waterville ken ik. Dat voelt goed zeg! Maar het is weer mooi en overweldigend. Eerst dat oergevoel van de vallei daar. Rob en Vincent halen me in en Rob knippert als ik zwaai. Lieflieflief. En dan een heel stuk naar beneden. Ik haal een oudere meneer in die ook de Hardman doet warempel (geen idee waar hij vandaan komt of wat ie gedaan heeft) en ik ga veel harder naar beneden! Ik durf echt en ga zelfs eventjes liggen. Het tempo boeit me echt niet vandaag. Ik moet nog een keertje plassen. Er is geen publiek bij deze wedstrijd. Niet dat het mij deert, integendeel. Het is jezelf, het land en het weer. Dat is extreem puur. De rotsen zijn mijn toeschouwers. Het land kijkt met me mee. En hier en daar staat een beeldje van Maria. Gek genoeg weinig kruisen met Jezus, maar Maria gaat vandaag een beetje met me mee. Dan klimmen we omhoog en dat lukt me nog steeds goed. Ik kan niet wachten tot ik boven ben! Eerst even Caherdaniel door. Of ligt dat na het strandje? Daar is het nog niet druk. Ik weet zeker dat het dit hele stuk van Sneem naar Waterville droog is, maar ik kan me vergissen. Het is in elk geval niet zonnig.

Ik ben blij dat het is opgeklaard, want ik zou zo graag de Skelligs zien straks. Dan de klim omhoog in twee delen. Eenmaal boven kijk ik even goed naar de eilanden in de verte. Er zijn wel wat toeristen nu en slechts een handvol bussen. Het waait heel erg hard, de mensen op de grote parkeerplaats kunnen nauwelijks blijven staan! Ik voel de wind ook wel, maar dat ken ik. Al voelt er niks als ‘thuis in de polder’, omdat dit meer als thuis voelt. Naar beneden razen (weer dat hardmanbord met steep descent) begint met een laatste flinke plas. En dan omlaag wel wat bijremmen. De wind tegen is fors, waardoor het niet zo hard gaat én niet zo makkelijk is. Mijn benen rusten, maar mijn armen niet! En dan komen de Skelligs in beeld. Ze geven bijna licht, zo helder staan ze daar! Little Skellig ligt echt wit te stralen en Skellig Michael is groots. Ik denk even aan het afzien daar en dealen met alle omstandigheden. Ik ben er echt diep door geroerd en geraakt. De dag kan af zijn. Maar ik ga nog langs de kerk, kijk nog een keer om naar Skellig Micheal en ga dan op zoek naar de waterval. Ik zie ‘m en ik kan het nummer van de weg niet goed onthouden. Iets met 11950. Straks aan Vincent doorgeven. Samen met de Christina van de kano. Zij weten natuurlijk niet wat er in me omgaat en hoe ik het hier beleef, maar het gaat goed. Ik kom er aan. Ik ben al op de helft. Want ik weet niet of het 175km worden of dat het er 180 zijn. Ik ben er niet te lang mee bezig. Eerst Waterville nu! Ook daar is het stil. Ik zie Maria in de verte en draai af en ik zie Rob.

Ik weet niet waar ik heen moet! Hij wijst me de hoek van de straat. Supersimpel. Geen gedoe. Vincent staat klaar met de bidons die uit het tasje zijn gescheurd. Mijn gelletjes zijn op! Dat is goed he! Mijn bidons zijn verre van leeg. 1 Met sportdrank en 1 met water. Maar dat water is opgegaan aan plasacties. Ik gebruik het water wat over is voor een plasactie aldaar. Gek genoeg kijk ik dan uit naar een momentje rust en bijpraten, maar als ik sta, wil ik verder met fietsen! Ik roep om de zonnebrand naar Vincent en de rest vergeet ik weer. Snel door! Leuk om naar het kerkje te fietsen en even te denken: ik kan hier afslaan en op de bank gaan zitten. Maar ik ga natuurlijk door. En om te denken: hier wandelden we. Na het kerkje haal ik weer fietser in. Het is het kleine jochie van gister. Rob en Vincent spreken hem vaak over de dag. Hij zwom snel, had geen idee van wisselen, had geen voeding bij zich en kan niet fietsen. Als ik hem inhaal, eet hij een gel. Ik ben als ik daar fiets wel even verbaasd. Voor me fietst nog iemand, in de verte. Dat zal de komende tigtig kilometer zo blijven. Ik zit op 100 kilometer en roep uit: Appeltaart! Gek genoeg denk ik ook: nog ‘maar’ 75 kilometer.

Dan kondigt mijn fietscomputertje weer een klim aan en ik zie ‘m voor me liggen. Ik had niet door dat dit een felle klim zou zijn, maar ik zie er niet tegenop. Lekker gaan. Nadeel is dat er ook nog wind tegen is. Maar hier zit de afslag naar Ballinskelligs en ik weet dat het naar boven is het tot het bosje. Het is nog steeds best rustig op de weg vind ik. Er is een licht zonnetje, maar het is niet warm. Eigenlijk ligt Cahersiveen nog best een eind weg! Daar ga ik wel een klein uurtje over doen. Met de auto lijkt het dichterbij. Ik krijg iets meer moeite met het verwerken van alles merk ik. Kan niet meer zo precies de kilometers en de voeding bijhouden. Kijk niet meer zo hard om me heen. Ik haal een bejaarde fietser in die met zijn eigen dagtochtje bezig is. Het duurt lang voor mijn gevoel voor ik Cahersiveen bereik. Ik weet vrij zeker dat iedereen deze plaatsnaam leest als Ka-Her-Sji-Vien, maar de Ieren noemen het Karsevin. De straat loopt er scheef, maar op de fiets merk je dat niet. Ik knik even naar de kerk en sneller dan ik had gedacht ligt Cahersiveen ook weer achter me. Dan wordt de weg goed. Qua wegdek. Vlak en ook nog ’s vlak voor wat betreft hoogtemeters. Ik ga even liggen en merk dat de vermoeidheid en de verveling een beetje toeslaat. Wellicht miezert het ook weer. Ik zit rond 115 kilometer en mijn tempo is me wat te laag, maar ik moet me nog niet druk maken. Een echt volgend doel heb ik niet zomaar, want Glenbeigh is net iets te ver weg. De omgeving is nog steeds mooi met de brede valleien, maar ik ben er even klaar mee. Dat ik al op tweederde zit, ontgaat me. Ik moet iets gaan doen! Ik had nu wel even een muziekje gewild. Maar dat mag niet en is er niet. Dus ik moet iets anders verzinnen. Een alfabet met de naam van iemand die ik een chocoladeletter kan geven. Een man, een vrouw en het mogen niet allebei atleten zijn en 1 daarvan moet familie zijn. Arnold en Annemarie zijn logisch, Betty en Bas ook, maar de C wordt al lastiger (ome Cees en Carla). Ik kom moeizaam uit de I. Het is een goede oefening om de tijd te doden en op de een of andere manier het koppie erbij te houden. Jammer dan van het wellicht mooie uitzicht, maar dat valt mee. De N kom ik niet uit. Ik ken weinig mensen wiens naam met de N begint. Brugje over. Stukje omhoog, stukje omlaag, bochtje. 1 Auto gaat rakelings voor me langs en wordt door de andere kant weggetoeterd. Verder zijn er weinig aanslagen op mijn leven gepleegd. Ik vorder voor mijn gevoel echt erg langzaam, maar de tijden vallen eigenlijk niet tegen als ik ze elke 5km voorbij zie komen. En anders eet ik snel iets, want ik ga goed op de fruit gellies. Het is een beetje saai, dat wel. Ik plas vast ook nog wel een keer. Op een gegeven moment ben je toch al vies en smerig. Ik kom bij de roadworks en bij de eerste kan ik gewoon doorrijden. Er rijdt nog een auto achter me en dat vind ik altijd fijn. De andere fietser zit nu dichterbij. Ik kijk even op naar de treinbrug, maar puzzel over een letter. Waar was ik ook alweer, denk ik dan. We komen over de smalle brug en daar moet ik stoppen tot ik er overheen kan. Ik vind de rivier vanaf de fiets wel erg mooi. Bij de volgende roadworks moet ik wel stoppen en ik neem gelijk een gel en maak van het stilstaan gebruik om te plassen en water over me heen te gooien. Het miezert daar weer geloof ik. De andere fietser is daar ook, maar hij staat net te ver voor me en ik heb ook geen behoefte aan een kletspraatje. Zijn tempo ligt net iets anders. Een andere auto sluit snel achter me aan. Ik kan nog een tijdje liggen op het stuur en kijk even uit naar Dingle. Fijn dat we daar vorige week al geweest zijn. Daar schijnt trouwens wel het zonnetje op. Ik vind het niet erg dat het aan deze kant bewolkt blijft. Ik rij het gebied met de sterrensky uit (extra donker) en besef dat ik bewoond gebied in rij.

Er is iemand bezig met een grasmaaiertje en ik lijk ook weer een beetje gewekt te worden door de herrie. Verbaasd contstateer ik dat ik alweer op 135 kilometer zit. Ook hier is het best mooi zo op het water uitkijkend. Anders dan de andere kant, maar ook leuk. Ik heb de Q en de X overgeslagen en ben bij de Z. Tante Zus natuurlijk en….. En opeens kom ik dan toch door Glenbeigh en daar is het niet zo druk als ik gedacht had. Het is dan ook geen zonnig strandweer, waar het dorp om bekend staat. Aan het einde van het dorpje wacht me wel een verrassing: 2 mensen zitten bij het muurtje van hun tuin en ze moedigen Hardman fietsers aan! Dat zijn de enige 2 onbekende supporters op het hele parcours. Twee. Over 175 kilometer. Ik realiseer me dat de rest uit mezelf moet komen. En dat schudt me weer wakker. Ik rij langs de veengebieden, wat ik de turfvelden noem. En warempel, er is ook een echt turfveldje met blokjes die staan te drogen! Ik besef weer dat ik hier rij. Het is nu nog maar iets van 40 kilometer! Opeens is dat gebeurt. En 40 kilometer is te overzien. Zeker als het niet de volledige 180 km zijn, dan ben ik over 35 kilometer klaar. Ik zie op tegen Killorglin, want dat is qua route wat lastig met rotondes en hoeken en steile afdalingen en een enge brug. Ik kijk een beetje uit naar de laatste drankpost. Niet omdat ik water nodig heb, hoewel ik dat wel kan gebruiken omdat ik goed doorplas, maar meer om even iemand te spreken. Dan zie ik de meneer voor me stilstaan. Bij 3 op elkaar gestapelde jerrycans. Er is verder niemand. Ja, we kletsen even, maar Engels is gewoon wat lastiger als je moe bent. Ik plas nog maar eens een keer, wacht eventjes en roep mezelf weer tot de orde. Dit fietsen ga ik dus halen! Ik rij het dorp in en netjes rechtdoor op de rotonde. Ik pas goed op, maar stop liever niet. Dan langs de kerk en weer zie ik Maria staan. Het is rustig op de afdaling gelukkig en voor ik het weet ben ik de brug over en pak ik de rotonde driekwart rond richting Killarney. 21 Kilometer staat er op de borden. En dan begint het grote rekenen. Ik ga dus maar uit van 175 kilometer. De wegen zijn behoorlijk goed vanaf nu. Veel bebouwing, breed en overzichtelijk. Voor Ierse begrippen. Ik ga kijken naar de tijd. Het gemiddelde zit nog niet op 25, maar op 24,6. Naar boven afronden toch? Echt druk maak ik me niet. Ik zou graag rond die 7 uur fietsen zitten en dat gaat me wel lukken. 7 Uur en een kwartier en dan heb ik ook kwartier verspeeld met zwemmen en wat ingehaald met wisselen, maar ik heb ‘slechts’ 6 uur over. Ik kan het fietstempo nog behoorlijk omhoog halen tot mijn verbazing. Ik zie echt flinke snelheden voorbij komen. De lithargie en de verveling zijn er nu af. Het aftellen is begonnen. En bedenken wat ik doe met de marathon. Het kost me een flink stuk denken, maar ik voel dat ik moe ben en ik weet dat ik wat weinig drink, dus ik moet het bij een halve marathon gaan houden. Ik hoop op 2 rondjes wandelen en 1 rondje dribbelen, maar dat ligt aan het moment. Een halve marathon halen zal mooi zijn en dan ben ik blij. Als een hele lukt, dan dat. Ik juich nog even als ik de 161 kilometer aantik. Die Garminpunten heb ik binnen! Ik zou er niet aan moeten denken om dit te rennen, zoals Robert en Joost gaan doen! En ik hoor Petrus op de achtergrond zeggen dat ik dit toch maar mooi lekker gedaan heb. Dan rij ik langs de Golfclub; ik herken het net. De rotonde is wat verder dan ik dacht. Er is een fietspad! Ik haal een vader op racefiets naast zijn kind in die roept naar mij. Zulke dingen vind ik ontroerend. En dan is daar de rotonde. Ik ga ‘m goed over, ook nu er niemand meer staat. Naar de kathedraal. Verder dan ik dacht, maar ik ben nu dicht bij mijn doel en mijn fiets heeft me totaal niet in de steek gelaten. En opeens ben ik er.

Even is het verwarrend om af te stappen, terwijl het verkeer voor mij wordt tegengehouden! Ik zoek Vincent en roep ‘m mee te lopen. Het gaat wat snel voor me na alle rust en alle uren alleen.

Ik zeg hem snel dat ik de halve marathon ga doen en dan begint het weer bijna te regenen. Iemand, een kind nog bijna, helpt me wisselzone in naar mijn plek toe. Te lief. Ik had het zelf ook gevonden. Er zijn veel mensen daar en er is muziek. Even denken. Fiets wegzetten. Oei, volle bidons nog. In de stromende regen trek ik mijn compressiesokken aan.

Er zit nog gras op mijn voeten. De fietssokken en -schoenen doe ik in een aparte tas en die zet ik express niet in de box. Het wetsuit haal ik er ook uit. Ik heb geen zin in weer een gellie. En alle loopspullen pak ik bij de hand. Even kijken waar ik die moet laten, maar mensen wijzen het me vanzelf aan. Ik doe mijn fietsjas niet uit. Omdat het regent en omdat mijn telefoon erin zit. Omdat het regent let ik even goed op met spullen neerzetten. En dan zet ik het op een wandelen. Stevig doorwandelen. Over het pad langs het water. Onder de bomen door. Ik moet even wennen, maar voel me oke. Geen enkele last van mijn voet. Dan kom ik langs de herten. Een heleboel staan er op de heuvel.

En ik ontdek dat ik mijn fruit gellies niet bij me heb. Ik vraag het Vincent. Of hij ze wil komen brengen. Over de app. Er is wat gesteggel, want het is voor mij niet makkelijk om duidelijk te zijn, maar hij mag de wisselzone in om mijn gellies te pakken. En dan komt hij achter me aan. Ik loop intussen de parkeerplaats op en ze wijzen me de route. Ergens voel ik me stom dat ik wandel, maar dit is het nu gewoon even. Vincent komt me met 5 gellies bij. We lopen onverhard. Ik vind dat er maar verdomd weinig mensen op het loopparcours zijn. Volgens Vincent zijn er maar 48 deelnemers en die zijn nog lang niet allemaal aan het lopen. Mijn kilometertijden liggen onder de 10 minuten. En het voelt goed. Ik ben nog niet echt bezig met de route, maar het huisje is echt schattig!

En het uitzicht op de bergen ook. We lopen samen tussen het bos door over weer een onverhard smal pad. Ik ben nog niet bezig met de route. Vincent kletst en vertelt. Dat is prima, ik luister wel. Boven op de heuvel is een tafel met water. Ik eet de gellie snel en dat gaat goed, drink twee bekers water en door. Vincent loopt mee. Met zijn Hardman hoody aan.

Uiteraard halen mensen me in, maar niemand zegt er iets van dat ik wandel. We komen bij 2 meiden die in het bos zitten en ze wijzen ons op een hertje wat beneden staat. Zomaar. Prachtig.

We gaan naar beneden langs nog een huisje en dan in een scherpe hoek terug naar de wisselzone. Dan wil ik mijn rits opendoen van de trisuit en haal ik er de tape uit! Die zat dus niet in de wetsuit, maar in de trisuit! We lopen langs de speeltuin en de eerste ronde zit er op. Er staan mensen te klappen en me aan te moedigen. Vincent gaat nu meehelpen. Ik drink wat sportdrank en loop weer verder. Vincent vindt dat ik het gewoon moet afmaken. In de tweede ronde maak ik wat foto’s en constateer dat het mooi is.

Ik app Joyce. Ze antwoordt gelijk en ik neem haar een stukje mee. Ik klaag even over de hoeveelheid gellies die ik neem en ik moet lachen als Joyce me als een wandelend zuurstokje ziet. Er zijn best wat stukken niet verhard. Langs de golfvelden. Er zijn gewoon bezoekers in het park. Die zeggen allemaal iets en moedigen vanachter de kinderwagen of vanaf de fiets met een paar bemoedigende woorden aan. Ik snap niet waarom de anderen over het gras lopen, terwijl ik tussen de stenen door hobbel. Het tempo ligt hoog. Ik doe 40-45 minuten over een rondje. Rob rekent door. Ik ga er van uit dat ik niet meer ga rennen. Ik durf het niet. Als het mis gaat is het echt afgelopen. Ik voel me er niet sterk genoeg voor. En als ik kan blijven wandelen, blijf ik erbij en kom ik er ook. Ik zie Justine niet terug, dus ik denk dat ze eraf ligt. Maar ik weet niet hoe streng ze zijn met de fietstijd. En ik weet niet hoe streng ze zijn met de cut-off tijd. Als ik het wandelend halen kan, dan doe ik dat! En ondertussen loop ik door. Boven op de heuvel staat Vincent bij de waterpost. Ik ben verbijsterd, wat leuk! Wat goed van hem! De meisjes moedigen me aan. Ik hou het tempo vol, voel de voet niet, maar ik voel een blaar opkomen op mijn linkervoet. En misschien ga ik daar anders van rennen, dus nee, ik stel dat nog even uit. Om de tijd te halen of daar kans op te maken om de laatste ronde in te mogen, moet ik misschien de laatste rondes rennen/dribbelen. Dan kan ik het ook.

Ik drink weer wat sportdrank en meerdere mensen zeggen tegen me: Fair Play Lady. Het is een compliment, maar ik begrijp het niet wat ze echt bedoelen. Mijn telefoon laat ik even weg en deze ronde kijk ik goed om me heen. Langs het water, ik hoor een ambulance in de stad, de herten zijn weg van de heuvel. Dan een stukje onverhard door het bos en ik kom bij de vrijwilligers op de parkeerplaats. Ze hopen dat het droog blijft, maar ik zou regen niet eens echt erg vinden. Niemand spoort me aan tot rennen en de andere deelnemers die me inhalen zeggen vooral gedag. Ik ben blij voor hun dat ze kunnen lopen. Er zijn maar weinig vrouwen. Het verbaast me. Bij de tennisbaan is iemand zijn backhand aan het oefenen. Dan over het pad met de steentjes. Daar zijn de golfvelden. Er zijn mensen aan het golfen. En ik zie het oude mannetje met zijn stok weer lopen. Dan langs het schattige huisje, Kates cottage. Daarna door het midden het bos in. Als ik daar de eerste keer niet iemand had zien lopen, had ik niet doorgehad dat ik dat smalle onverhard pad moest hebben. Dan gaat het omhoog. Daarna verhard de heuvel op. Er is een meneer met een groene bidon die iemand aanmoedigt en tegengesteld loopt. Er zijn bij de boom halverwege de heuvel ook mensen aan het aanmoedigen. Iedereen snapt nu wel dat ik aan het lopen ben en blijf en daar zeggen ze dus niks van. Ik hoor van Rob dat Justine gestopt is bij het fietsen. En dat er 5 vrouwen slechts op het loopparcours zijn. Zij kunnen iedereen in de gaten houden, ik ben zelf bezig. Ik zie dat ik berichten heb op de telefoon, maar ik reageer niet. Ik zie alleen de mail over ons bezoek aan de Skelligs. Dat komt mooi uit en het is een goede motivatie. Daar moet ik nog heen kunnen! Het grappige jongentje haalt me in en roept dat ik een leuke zoon heb. Ach, wat lief! De zoon geeft me boven water voor bij de gellie. Ik loop weer omlaag met de schuur aan mijn linkerhand en door het bos waar de meiden met de fietsbel zitten. Ook zij complimenteren met mijn leuke kind. Dat doet elk moederhart goed, maar ze menen het ook allemaal! Daarna kom je beneden bij nog een huisje en met uitzicht op de kathedraal ga je naar links. Dan is het pad weer de hele tijd verhard. Voor een blaar is dat minder, maar ik denk echt ‘als het daarbij blijft’. Langs de speeltuin staat nog iemand die de hele tijd aanmoedigt en ik kom ook mensen tegen die het rondje tegengesteld wandelen. Dan zie ik ze een paar keer. 2 Stevige dames. Rob komt me tegemoet gelopen en groet even. Doet me elke keer goed. Hij wil me niet ophouden. Ik hou het tempo van onder de tien minuten per kilometer goed vast. En zo kom ik al op 3 rondes uit. Iets drinken en weer verder. Ik weet dat het niet vol te houden is om zo hard te blijven wandelen, maar als ik me goed blijf voelen, durf ik wel iets verder te dromen dan een paar rondes. Ik stap door en doe dan een rondje in behoorlijk tempo en met om me heen kijken. Er is nu iemand aan het oefenen met zijn zoon op het tennisveld. Ik neem nu ook het gras in plaats van de steentjes en ik snap waarom de anderen dat doen! Onderaan het pad tussen de golfvelden loopt de oude man met stok. Hij heeft een kleine transistorradio en ik hoor hem luisteren naar het Ierse programma. Ik kijk op mijn horloge en het is 6 uur. Deze oude man raakt me. Ik denk aan de mensen om me heen die hier niet kunnen lopen of zijn of misschien wel aan het einde van het leven staan zonder dat dat bedoeld is. Ik loop langs het mooie huisje en mijmer het bos door. Ik bedenk me dat zoveel rondjes van hetzelfde wandelen best wat saai is. De Nederlandse-sprekende meneer haalt me in en vraagt me of ik de Nederlandse ben. Ik begreep al dat Rob en Vincent hem gezien hadden op een terras.

De heuvel weer op. Ik begin de voet een beetje te voelen, de peesplaat. Maar ik ben erg blij met de nieuwe schoenen. Ze zitten goed en lopen prima. Boven aan de heuvel weer een gel en Rob staat daar nu ook geloof ik. Ik weet een stukje niet meer zo heel goed. Ik weet wel dat ik niet ga stoppen na een halve marathon. Die ga ik ook halen ook! En wel binnen de 3,5 uur. Dat de andere helft dan ook zoveel tijd gaat kosten besef ik. Maar al finish ik om middernacht, ik blijf gewoon doorlopen! Langs de speeltuin, mensen gedag zeggen. De omroeper meldt elke keer wie welk rondje ingaat of finisht. In het begin noemde hij me ‘anke de boer van’. Hihi. De vijfde ronde gaat Rob met me mee. Ik hou nog steeds het fikse wandeltempo aan.

Rob vraagt iets meer van mijn aandacht, want hij vertelt heel veel, maar wil ik ook weten dat ik wat zeg. Hij loopt net voor me uit. Het tempo is nog goed, maar kruipt langzaam richting de 10 minuten. Terwijl de eerste kilometers rond de 9 zaten. Hij vertelt van het jochie dat heel snel zwom, vervolgens heel lang wisselde en geen idee had hoe hij moest fietsen. Die doet zomaar wat! Met zijn 25 jaartjes komt hij er nog mee weg ook. Ik vind het alleen maar lief. En van de man met de baard die meer dan 2 uur heeft gezwommen en heel veel goed gemaakt heeft bij het fietsen. Ze vonden dat ik ook netjes heb gefietst, ook al vind ik van niet. Rob rekent uit dat ik een ronde te kort ga komen om in de laatste ronde te mogen starten. Ik weet niet zeker of ik straks nog kan gaan rennen. Vanaf de heuvel neemt Vincent het over en loopt hij met me mee. Ik moet schijten. Ik had er al rekening mee gehouden en papiertjes meegenomen, maar ik kan niet zomaar de bosjes in, hier in het nationale park. Als we naar beneden lopen, moet ik heel erg nodig en is het flink knijpen. Blijkbaar kan ik wandelend dus langer volhouden! Ik duik na de halve marathon de Dixie in. Het is even gedoe met startnummer afdoen, aan Vincent geven, jas uit, op de Dixie de trisuit uit en weer aan. Het is een flinke boodschap. Het lucht op. Dan ga ik weer alleen verder, Vincent moet terug naar de post. Het kleine jochie haalt me nog een keer in. Hij moet nog 2 rondjes. Ik hoor ook mensen finishen. Ergens in het zesde rondje gaat de energie een beetje verloren. Ik ga me realiseren dat ik straks in het donker zowat alleen op het parkoers loop. Ik ben pas in ronde 6, op nog geen 25 kilometer. De marathon is nog lang. Ik vind het moeilijk me te motiveren voor nog 5 rondjes. Ik kak echt een beetje in. Het wordt saai en lastig. Het gaat nog, maar door de dixie is de tijd een keer boven de tien minuten gekomen en ik kan nu het tempo maar lastig terugvinden. En de animo om weer een fruit gellie te eten. Of de lol in de mooie omgeving. Het ebt weg. Glipt tussen mijn vingers door. Ik loop de helling op en neem alleen water aan van Rob en Vincent. Ik loop tamelijk stoicijns door. Als ik naar beneden ga moet ik plassen. Het maakt me niet meer zoveel uit. Ik ga denk ik stoppen. Ik stuur Rob een bericht of hij komt. Ik kijk tot er even geen lopers in de buurt zijn en ik hurk gewoon neer in het gras. Dit is niet oke. Ik app Vincent ook dat ik wil stoppen, maar hij vindt dat ik moet doorgaan. Ik voel dat ik leeg raak. De energie, de animo, de wil: het sijpelt weg. Over op de cola. De tijden donderen omlaag. Ik kan het niet goed keren. Rob komt er aan en hij snapt het, dat ik ‘op’ ben. Hij loopt met me mee, maar ik ga verbeten nog een ronde verder. Cola neem ik en ik loop nog even terug voor het lampje. Die hou ik vast, want ik weet niet meer goed wat ik er mee moet doen. De hertjes zijn terug. De lucht wordt donker.

Ik loop alleen door en ik voel dat het over is. Straks in het donker is dit gevaarlijk. De cola werkt even door en voorbij het bankje, als ik het onverharde pad onder de bomen op ga in het schemerdonker weet ik dat ik klaar ben en dat ik ga stoppen. Ik app Joyce nog even en zij appt dat het moet als het niet meer kan. En het kan niet meer. Ik zeg het bij de vrijwilligster bij de parkeerplaats. Ze biedt me aan de auto in te stappen, maar ik wil deze ronde afmaken. Afscheid nemen.

Ik maak nog een foto van de bergen boven de golfbanen en ik loop over de steentjes. Nu begint ook alles pijn te doen. Maar vooral het afnemen van alle kracht is een grote rode vlag. Ik had Vincent gevraagd me tegemoet te lopen. Onder aan het golfveld komt hij er aan. Ik ben er even verdrietig van, maar zelfs daar begin ik te moe voor te worden.

Ik zie ontzettend op tegen nog een keer de heuvel op lopen. De vaste supporters zijn weg. Ik zag de laatste 2 van bij de boom, me tegemoet lopen. De man met de bidon heeft aangekondigd dat hij zijn vriend ging opvangen in de vorige ronde. En de meiden zijn ook weg. Het wordt nu echt donker. Ik heb het lichtje nog niet nodig en zal het ook niet nodig gaan hebben. Met Vincent strompel ik de heuvel op. Ik moet zijn hand vasthouden en doorstappen. Elke stap vooruit is er 1. Hij snapt dat het niet meer gaat en voelt dat ook. Het tempo ligt al lang niet eens meer op 11 minuten. Vincent appt Annemarie nog, maar ze antwoordt niet meteen. Ik hoef niks meer op de post. Ik voel me echt niet goed. Ben moe, volkomen krachteloos en gewoon helemaal op. Het is een algeheel gevoel. Ontzettend slap. Onomkeerbaar door en door moe. Mijn vingers tintelen en ik heb het ijs- en ijskoud. Als we weer het bos in gaan naar beneden is het donker. Ik voel me zo slecht dat ik denk dat ik kan omvallen. Ik vraag Vincent om Rob te bellen. Het is klaar. En ik vind dat niet pijnlijk, want ik kan gewoon niet meer. Geen finish, geen medaille; het maakt me niks meer uit, ik ben af en klaar. Ik wil liggen en niks meer hoeven. Rob komt ons tegemoet en ik kan alleen maar huilen. Het is een beetje teleurstelling en veel uitputting. Rob vraagt wat het is, en ik kan alleen maar met moeite zeggen: beide. Ik pak zijn hand en ik zie de kathedraal in het licht staan. Vincents hand hoef ik even niet. Natuurlijk ben ik verdrietig, maar wat niet kan, kan niet en dit kan niet meer. Het licht gaat aan alle kanten uit. We lopen langs de speeltuin en wat mij betreft is het daar donker. Rob vraagt of ik de streep nog over wil en ja, dat wil ik om het rondje te registreren. De man roept om dat ik ronde 8 in ga en dan weet Vincent gelukkig waar ik moet zijn, want ik heb de omroeper nog niet eerder ontdekt. Ik weet niet waar ik me af moet melden, maar Rob en Vincent wel. Ik zet mijn horloge uit en zeg dat ik stop. Dan moet ik even hard huilen van teleurstelling en die man voelt dat ook en vindt het oprecht vervelend voor me. Ik lever zelf mijn chip in, maar weet niet meer hoe ik die af doe en krijg het bandje terug.

En toen ging het lichtje uit. Ik wil zitten, weet dat ik niet in het gras moet gaan liggen. Ik merk dat Vincent in paniek is, maar ik snap het niet zo goed en ik kan hem niet troosten, want mijn pijn hoeft de zijne niet te zijn. Ik heb het koud en ik wil niks. Daar tussen zit een stuk niks. Ik weet dat ik weer op een stoeltje zit in de tent met thee en ik heb het koud. Ik wil weg, de thee is vies en Rob vraagt of ze me moeten nakijken, maar ‘nee dat hoeft niet. Wie zijn die mensen hier en wat zeggen ze.’ Hij moet de auto maar halen of moeten ze toch even naar me kijken, ja doe maar wel, voor de zekerheid, maar ik snap het niet meer. Ik voel me niet lekker. Ik heb het koud en heb geen honger. Ik weet niet eens meer precies hoe ik in de ambulance ben gekomen en ik moet zitten en krijg zo’n ding op mijn vinger. Ik heb het erg koud, maar ik begrijp niet wat ze zeggen. Ik krijg een dekentje. Rob en Vincent zijn er wel bij. Ik doe mijn best om adem te blijven halen en niet te spugen en ik zie maar een klein stukje ambulance. Ik krijg een warmtedeken om. Ik weet wel dat ik te weinig heb gedronken. Volgens Rob is mijn hartslag erg hoog. Het duurt even voor ik rustig word en het warm krijg. Dat die twee dingen samen gaan begrijp ik pas later. Ik kan het engels weer volgen en die broeder wiens naam ik niet weet is best een rare vrolijke vogel. De andere is een slimme wijsneus. Vincent doet zijn best op het Engels en Rob haalt de auto. Ik drink de thee op. Als Rob weg is, leren wij die broeder ‘nee, doei’ zeggen en het gaat over Ierland en muziek. Ik voel me nog niet top, maar ik ben er tenminste wel weer. Het was onvermijdelijk om te stoppen, maar dat wist ik al. Ik heb er ook totale vrede mee.

Ik kleed me om met Rob erbij, want ik moet warm worden en blijven. Aan eten moet ik niet denken. Opstaan is nog even pijnlijk, maar ik kan alle spullen goed gescheiden wegstoppen. Ik heb het nog wel koud. Als Rob en Vincent de spullen inladen, zit ik in de tent en ik neem een banaan. Ik kijk naar het hele triatlongebeuren. De cut-offtijd is voorbij en het is pikkedonker. Ze zijn al het opruimen. De laatste man komt binnen en mag het eten meenemen. Er zijn nog 2 mensen zelfstandig op het parkoers. Ik zie de medailles, maar ik vind het niet erg dat ik die niet heb verdiend. Ik vind het echt, serieus niet erg dat ik het niet heb kunnen afmaken. Ik heb de uiterste grens opgezocht en bereikt. Om daar nu nog te lopen was onmogelijk. Ik heb gezwommen, gefietst en 7 rondes wel kunnen lopen. De mannen hebben het keurig op Polarsteps gezet, dus iedereen weet het dan ook. Ze zijn aan het opruimen. Ik moet weer plassen en ga nu wel in het park zitten. Ik blijf koud en voel me niet erg sterk, maar de banaan valt goed. De auto staat dichtbij en de fiets zit erop en ik heb alles bij me. Vincent heeft ook de spullen bij de tafel gevonden. We gaan naar huis rijden. Ik doe even de stoelverwarming aan, maar ik bedenk me dat ik ongesteld ben en vies. Ik had vergeten dat ik extra moest eten en vooral drinken bij de menstruatie. De weg is leeg en donker. We blijven de hele tijd praten. De chocomelk hersteldrank is echt niet lekker, maar ik heb ook geen trek. Door alle ervaringen te delen komen we de autorit wel door. Rob is ook moe van zoveel rijden en zo’n lange dag. Ik vind het donker nog steeds eng en verwarrend. Groot licht opzetten helpt. Het is wel half 12 ofzo als we het huisje in gaan. Ik kan nog redelijk goed lopen en voel weinig lichamelijk leed. De blaar doet pijn. En de spieren zijn moe. We zetten alles binnen. Ik moet weer plassen en daar zit duidelijk bloed bij. Dat schokt me nog wel even. Ik zet alles wat echt vies is in het water of apart in de schuur. Morgen weer een dag. Ik moet nog douchen en dan blijk ik eigenlijk flink ongesteld te zijn nog. Opluchting is dat daar het bloed vandaan komt, maar de schok dat ik daar geen rekening meer mee heb gehouden is er des te groter om. De warme douche is wel erg fijn en doet me goed. Met een paracetamol en een trui met lange mouwen aan, ga ik naar bed. Ik slaap snel in. Een lange dag is ten einde. 

One Response to De HARDMAN

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

four + eighteen =