15 juli – de dag na de marathon.
Ik stond twee keer op midden in de nacht om te gaan plassen. De benen waren wat stijf, maar ik kon naar de toilet wankelen. 1 opstapje. Verder sliep ik redelijk, maar om kwart over 6 was ik klaarwakker. Met honger. Ik kon opstaan, maar mijn kuiten waren stijf en mijn knieën deden pijn. Die honger was het ergste. Ik ging om kwart over 7 mijn bed uit om te gaan eten en lekker thee te gaan drinken. Het viel me mee. Ik heb geen blijvende pijntjes aan de marathon overgehouden. Geen blaren en slechts een paar schuurplekjes van de rugzak op mijn rug. Wel ben ik erg moe. In mijn hoofd. Iiteindelijk reageren er maar weinig mensen op Strava en op de Weight Watchers. Grappig genoeg herkent mijn nichtje uit Eindhoven mij daar wel! In mijn hoofd heb ik al een bericht op Insta geschreven.
Het schema voor de komende week ziet er als volgt uit:
Wat denk je zelf?! Ik ga vandaag alvast uitfietsen. Ik wilde zelfs op de stadsfiets gaan, maar die is echt te wankel. Ik ben bang voor uitklikken. Ondanks dat het oke lijkt te gaan, ben ik natuurlijk niet zo sterk vandaag. Maar het lukt. Vincent en ik gaan samen en Vincent neemt het rugzakje, zodat we langs de winkel kunnen. Ik wil namelijk heel erg graag Engelse Drop. Sinds vannacht. Fietsen, uitklikken, rondtrappen: dat is allemaal geen enkel probleem. We spelen een spelletje op de fiets en het is maar 18 kilometertjes. Tempo ligt laag. Tot zover prima. Wat wel aan het onmogelijk moeilijke grenst, is het opletten en het verwerken van de prikkels. In het dorpje met auto’s die achterop komen en mensen die oversteken. Daarna wordt het nog moeilijker met tegenliggers. Ik kan met moeite mijn ogen openhouden, nooit geweten dat dat ook zoveel energie kan kosten. Ik kan ook lastig inschatten hoe snel de tegenliggers er aan komen. Vincent gaat weer aan de buitenkant fietsen. Ik durf ook niet te drinken, daarvoor moeten we even stoppen in de haven.
Vincent heeft bedacht dat we met de fietsschoenen moeilijk door de winkel kunnen lopen. Ik doe er lang over om te bedenken dat we mijn slippers hadden moeten meenemen. Ik ben echt nog erg, erg vermoeid. Het zit niet in mijn benen, rug of fysiek: de problemen na zo’n grote wedstrijd zitten in mijn hoofd en het verwerkingsplan. Ik ben ook nog steeds niet echt trots of dat ik echt besef dat ik weer een marathon heb gelopen. Best lastig, dat intens vermoeide. Moeilijk te omschrijven ook. We halen mijn slippers en dan gaan we naar de winkel. Vincent noemt het: de Bugatti als boodschappenwagen gebruiken.
Hij blijft bij de fietsen en ik ga de winkel in. Dat is een stormvloed aan indrukken, zoeken, mensen en geluiden. Bij de kassa val ik bijna om en dan kwebbelen ze ook nog in het Duits tegen me waar het mandje heen had gemoeten. Gelukkig is het maar een heel klein stukje terugfietsen en rijdt de ‘Bugatti’ stapvoets! Het tempo zat er niet in, maar ik ben er moe-er van dan van het fietsen naar Polen. De spieren zijn wel lekker los en de afstapjes zijn al minder hoog. Ik voel mijn knieën en vooral veel spanning op de kuiten. Ik vreet een aantal Engelse Dropjes en dan is het alweer genoeg.
Rob vraagt of ik mee ga wandelen. Het is inmiddels weer dik 30 graden en warm en vermoeiend drukkend weer. Ik ga mee op de andere hardloopschoenen, die zijn het stevigst. Lopen kan ik wel, maar na 2 kilometer voelt het alsof ik een anker meesleep.
De vermoeidheid is nog steeds abnormaal, maar ik kan niet echt goed overdag in slaap vallen. Ik maak de blog af, maar de Instagram post laat lang op zich wachten. Er zijn toch zeker een paar heldendaden weer, waardoor mensen niet echt om hoeven te kijken naar ankiepankie die ergens ver weg in Duitsland de medaille voor de marathon binnen hengelt. Er lijkt maar 1 iemand te zijn die nadenkt en net iets verder doorvraagt… ik vind het heerlijk om verdere plannen te maken voor de vakantie. Tegen de avond merk ik de afstapjes al niet meer op! Fysiek zijn het alleen de knieën nog een beetje en de kuiten. Het zou mooi zijn als het vliesje in mijn hoofd nu ook nog even oplost.
Ik zoek het in de avond op en ik ontdek dat mijn hersenen ook gewoon ‘spierpijn’ hebben. Die schijnen ook een tekort aan glycogeen te kunnen hebben, een tekort aan voeding en die hersenen moeten toch blijven doorwerken en de stappen aansturen en de route blijven volgen en een beetje blijven nadenken. En daar raak ik uitgeput van. Ik ben blij dat ik het weet en dat ik pas aan het einde van de dag uit kan zoeken hoe het zit, zegt misschien wel genoeg. Slapen en suikers eten: dat heeft geholpen.
16 juli Fietsen op de tijdritfiets
Ik slaap lang en redelijk diep ook. Mijn HRV en mijn rusthartslag zijn nog niet op orde, maar ik heb eigenlijk geen last meer van de spieren. Vannacht deed het linkerbeen nog moeilijk en de kuit is wat stijf. Ik blijf lekker lang liggen in bed en sta rustig op na een boel potjes Candy Crush. Een warme douche lost eigenlijk alle pijntjes op. Mijn hoofd is ook weer tot rust gekomen en ik snap de dingen weer. Ik eet weer ‘gewoon’, maar nog wel lekker iets meer dan anders en ik zit lekker buiten nu het nog niet zo heet is. Na het middageten gaan we naar de Energiefabrik, een museum. Ik zit lekker achterin als we door het Lauzitser achterland rijden te genieten van de landschappen en de dorpjes. Na een reis van 3 kwartier rijden we live Abandoned Engineering binnen. Dat is een programma over bouwwerken en industrieel erfgoed in verval.
Er is bijna niemand in het museum. We gaan eerst naar de tentoonstellingen en die vertellen over de fabriek, de mensen die er woonden en werkten. Het is informatief en goed opgezet.
Dan gaan we naar het uitzicht. Ik kan het prima aan en maak veel foto’s.
Het vervallen en vergane erfgoed vind ik supermooi. Er spreekt een kracht uit die ooit was. En die mijnen zijn al zo enorm! Daar delven ze het bruinkool, in deze fabriek werden de briketten gemaakt. Dan moeten we een open trap op. Een ware nachtmerrie voor mij. Vincent blijft in de buurt. Ik span me in tot het uiterste, zweet peentjes en worstel me naar boven, want ik moet en zal boven komen.
Hoewel het heel moeilijk was voor me, heb ik geen seconde spijt gehad dat ik boven in de fabriek ben gestart. Het was echt, het voelde aan als een plek waar gewerkt was, waar de stof rond dwarrelde en ik heb in tijden niet zoiets moois gezien. Ik vind het kunst. Fotogenieker wordt het voor mij niet. Schoonheid.
In elk metertje, in alle teksten, op de deuren, in alle buizen, in de enorme machines en de lopende banden die stilstaan. Er ligt een ongekende schoonheid in die ik altijd alleen maar zag op de TV en nu stond ik er ineens middenin. Ik kon niet stoppen met foto’s maken. Ik heb ontzettend genoten.
We daalden af in de fabriek en elke verdieping had zijn eigen ‘lelijke’ schoonheid. Er was niemand behalve wij en gek genoeg hing er een stilte die de fabriek die ooit een enorme herrie moet zijn geweest een extra dimensie van verlatenheid.
We moesten een helm op tegen het stoten. Ik heb ademloos naar een filmpje staan kijken waarin de machines draaiden en naar de mensen. Ik kon er nauwelijks genoeg van krijgen. Wat was dat fantastisch zeg. We gingen weer naar buiten en we konden niet verder omdat er een festival werd gehouden later. Ik ging nog even kijken om een foto van het gebouw te maken en toen kwam ik bij de machinekamer.
Ik riep Rob en Vincent en we gingen nog even kijken. Ik was verbijsterd: bruine afgeleefde tegeltjes, honderden metertjes en enorme machines: het leek wel een film! Het was zo typisch, zo authentiek dat het bijna onwerkelijk was. De lichtval was adembenemend met de zon door de grote ramen.
Het is dan misschien geen sport voor deze sportblog, maar ik schrijf het toch maar hier op. Wat een prachtige ervaring! Echt even vakantie, want ik vergat alles behalve wat ik op dat moment zag.
Op de terugweg zat ik voorin en kon ik nog een keer van het landschap genieten.
Dan toch nog het sportverhaal van vandaag, want Vincent moest nog fietsen. Veertig kilometer. Ik had geen tijd meer genomen voor een route, want ik wilde ook op de tijdritfiets en dan iets rustigs aan wegen graag. Ik koos voor de bekende routes, al wilde ik de marathonroute liever ontwijken. Maar ja, dat is wel bekend, dus doen we toch maar. De hartslagmeter maar weer om, ondanks de schuurplekken… Dus we gingen weer richting het dorpje. Ik moest even wennen aan de tijdritfiets die niet zo heel goed remt. Ik weet de weg nu, dus ik gaf Vincent ook de mogelijkheid zijn eigen tempo te doen en dan kon ik dat ook doen. Ik wist waar hij me zou opwachten. Op de rotonde bij het familiepark. Ik genoot van het mooie licht en van de fiets en van de rust op de fietspaden.
In het dorpje fotografeerde ik eindelijk de kerk. We gingen wat lastig onder het tunneltje door met andere fietsers. Wij hadden geduld, maar zij gingen steeds zo fietsen dat die lastige tikkersfietsen hun voorbij konden. Langs het kanaal waren we alleen en gingen we een aantal bochten door. Ik wist dat de fietssnelweg kwam en wat is er dan mooier met de tijdritfiets dan die optimaal benutten? We spraken af op het kanaalbrugje. Weer heerlijk ieder even zijn eigen ding op de lege wegen en in het mooie licht. Ik was echt aan het genieten en zelfs ik ging hard! Vincent wachtte me iets eerder al op toen hij niet wist welke kant op. Maar we hadden nog een stuk ‘vliegen’ tegoed. Zelfs ik zat boven de 30! Dan door het bos. Het was nu nog mooier als in de ochtend. Tot een afslag vloog Vincent er ook nog een stukje vandoor. En toen kwamen we toch op het marathonparkoers. Ik liet Vincent even gaan, zodat ik alleen wat dingen kon herbeleven. Het is idioot dat we ‘pas’ 24 kilometer hadden gefietst en dat we bij de kilometeraanduidingen van 27 en 28 kilometer zaten van de marathon. Het voelde bekend en toch ook anders, zo op de fiets.
Vincent wachtte me weer op en toen ik hem. We gingen bij de parkeerplaats naar beneden omdat ik van het prachtige, geweldige mooie licht een foto wilde. De lage zon maakte er goud van.
We deden nog ieder een stukje apart tot het brugje/keerpunt. Voor mij was dat een lastig stukje omdat ik nu weet wat ik anders had moeten doen: blijven voeden. Maar ja. Goed om terug te kijken.
Toen kwamen we op het stuk waar Vincent ook had gelopen (in tegengestelde richting) en we bleven bij elkaar. Kon hij zeggen: hier wist ik dat het niet zou lukken, hier ging het weer omhoog en hier irriteerden die anderen me. Ik wilde een foto bij het typische oostduitse gebouwtje.
En toen reden we terug door Senftenberg. Langs de sporen en onder het spoor door ging nog wel, maar de wegen was lastiger met de cobblestones. Het mooie gemiddelde van 27 kilometer per uur in het eerste uur ging wel snel verloren! Vincent filmde nog een stoere auto bij het stoplicht. het licht rondom het Schloss in de doodstille stad was echt ook supermooi. Bij de haven raakten we elkaar kwijt. Vincent fietste door en ik had dat niet gezien. Dan merk ik nog dat ik nog moe ben, want ik raak dan een beetje in paniek en doe er net iets te lang over om te denken aan “zoek-mijn-vincent”. Dan rij ik door de haven in plaats van door te gaan. Maar we vonden elkaar. Het werd wat donkerder al. Vincent stopte op 40 kilometer. Ikke niet. Ik fiets alles toch? We gingen op het bankje zitten vlak bij ons. Dat bankje is altijd bezet, maar nu niet.
Nu mochten wij! Ik maakte 44km vol en kwam lachend thuis omdat de stoere buurman op de racefiets gedag tegen mij zei. 🙂 Ik ben dus weer helemaal hersteld! Eigenlijk doen mijn spieren geen enkele pijn meer. Knieën niet, stappen niet en de opstapjes zijn weer allemaal weg in het huisje. En mijn hoofd is ook weer in orde. Ik ben hartstikke trots dat ik een marathon kan lopen en ook weer zo snel kan herstellen en weer verder kan genieten en vakantie kan vieren. Laat de rest hun geweldigheid op Instagram maar tentoonspreiden in allemaal reeltjes met veel kijk-mij-teksten erbij (liefst 4 keer per dag): deze ‘slome’, oude sportster doet het lekker zelf wel!
17 juli – Een dagje naar Berlijn – wandelenwandelenwandelen
We reden naar een plaatsje onder Berlijn, nog altijd een dik uur rijden. Daar namen we de trein naar Berlijn. Ik had een lange broek aan gedaan en lekkere sokken en de Jedite hardloopschoenen om zoveel mogelijk steun te hebben. We stapten uit bij Friedrichstrasse en wandelden naar de Reichstag. Ik had mijn horloge direct op wandelen gezet. Als ik stil sta, pauzeert ‘ie vanzelf. Het was bewolkt en helemaal niet warm. Altijd even wennen, zo’n drukke stad met allemaal indrukken en mensen en geluiden. We gingen door naar de Brandenburger Tor en dat is wel echt het gevoel van Berlijn.
Daarna liepen we door het Joods monument. Ik wil dan weten ‘waarom’ en het is om het gevoel van desoriëntatie mee te geven zoals die bevolkingsgroep zich voelde. Dat kreeg ik wel mee, maar al die groepen mensen er omheen, iedereen die je tegenkomt en zich ‘onlogisch’ gedraagt, de herrie van sirenes: voor mij hoeft de marathon van Berlijn niet, veel te druk. We liepen naar Checkpoint Charlie. Rob wist de weg, want die was hier een paar maanden geleden voor zijn werk. Gelukkig maar, anders was ik verloren gelopen! We zagen Trabantjes en grijze gebouwen die echt Oost-Europa zijn en ik vond het idee hier-stond-de-muur wel tof.
Checkpoint Charlie was heel druk en onrustig. Daarom niet zo indrukwekkend. Toen liepen we naar de muur of het laatste stukje wat er van over is.
Het is een raar idee dat deze geschiedenis nog tijdens mijn leven zich heeft afgespeeld! Maar verder is Berlijn een stad zonder echte historie. Opgezet vanaf de 20ste eeuw pas, doordat er bruinkool was in het gebied waar wij zitten, opgebloeid in de roaring twenties en heel hard gevallen in de crisis. Ook door het wegvallen van de energie. Diep gezonken in de tweede wereldoorlog en vooral plat gebombardeerd. Daarna werd het pas unieke geschiedenis, doordat het werd opgedeeld op basis van ideologie. Maar dat is afgebroken en op dit moment alleen nog een levende herinnering zonder kathedraal of groot museum. Heb je dat gezien, dan ben je eigenlijk klaar in Berlijn. De zon kwam er intussen door.
We liepen naar de McDonalds in de Mall of Berlin en naar de WC daar die top is! Toen was het druk en we gingen langs een Lego winkel en daarna weer terug naar de mcDonalds. Al die stappen zijn dan ‘binnen’ en die rekent de Garmin niet mee, maar ook dan leg je dus hele stukken af. En nog een keer naar de WC en daarna gingen we de lange wandeling aan naar de Classic Remise. Langs de Potzdammer Platz naar het park. Rust. Maar mijn knieën gingen pijn doen. Vooral mijn rechterknie. Beetje stekerig. Duidelijk een gevalletje overbelasting. Logisch, maar ook lastig. Ik vond het vooral heel rottig dat ik niet de snelheid en het gemak heb met wandelen. We kwamen op de lege weg tussen het monument en de Brandenburger Tor. Beetje indrukwekkend wel, maar… dit is zoals ik het nu voor altijd ken.
Langs het monument met veel teveel trapjes die niet goed zijn voor gevoelige knieën. En dan weer door. Het was kilometerslang saai, grijs achtergebleven woonwijken.
Die Classic Remise moest het wel echt waard zijn! Ik had er hartstikke moeite mee. Ik had al tien kilometer gewandeld voor we er waren! Ik zette de Garmin even uit, want hij bleef aan en uit gaan. Later zou die zelf de wandeling ongevraagd opslaan.
De Classic Remise was het waard. De auto’s waren echt geweldig en Vincent met open mond zien rondlopen was ook fijn.
Ik vond het zelfs stoer om een Lamborghini te zien en horen! En al die andere auto’s, ik wist niet welke ik het meest gaaf vond! Ook de klassiekers waren tof, een Jaguar. Of vond ik de blauwe Lamborghini het mooiste? Of toch die Bugatti Veyron?
Zelfs ons eerste autootje, een witte Peugeot 205 Lacoste, stond daar.
En een race-auto. Het was geweldig veel. Echt: als je Berlijn zat bent, is de Classic Remise the next place to be.
Zodra ik niet meer hoefde te wandelen was de pijn weg. Dat was wel prettig. We gingen even iets drinken. Ik deed een knieband om de rechterknie. We gingen weer verder naar de Lego winkel. Dat was ook zo’n 4 kilometer en door de woonwijken en langs het water, de Spree. Mijn telefoon was vol. Dat kan ik dan net niet goed handelen. Mijn andere knie ging nu pijn doen. Door het park nam Rob me lekker mee. Het werd zelfs toch nog wat benauwd in de stad. Ik kocht een souvenirtje en toen stonden we tussen de neonlichten op wat later de Kurfurstendam bleek te zijn. Helemaal overweldigend!
We gingen nog een keer naar de Mac. Niet dat mijn maag en darmen dat nou echt leuk vonden, maar zitten met uitzicht was wel lekker. Daarna liepen we naar de trein bij Berlin Zoo. Het was intussen al tegen 8 uur en we zaten een uur in de trein.
Daarna reed Rob naar huis en tikte hij de hoogste snelheid van 227 nog even aan. Toen we eindelijk ‘thuis’ waren was het donker. Vermoeiend zeg! Al met al gaf mijn Garmin aan dat ik wel 25 kilometer had gelopen. Nou, dat voelde ik! Het zou ietsje minder kunnen zijn en het ging niet zo hard natuurlijk, maar 3 dagen na de marathon is het toch een flinke afstand! Van de sokken had ik warmtebuitjes op mijn enkels. Mijn benen doen al geen pijn meer, maar ik sliep binnen 5 minuten!
18 juli – DE OVERWINNING en een stukje hard-joggen – Gluck AUF
‘s Morgens had ik eigenlijk weinig last meer van mijn benen of de bultjes en al helemaal niet meer van mijn knieën. Gelukkig. Wel was ik wat mokkig. Gewoon een beetje net-niet en met het verkeerde been uit bed gestapt.
We ontbeten lekker laat en toen had ik zoiets van: laten we naar het Bergbauwerk F60 gaan. Een mijnbouwmachine voor het afgraven van de open mijnbouw. Het leek mij al moeilijk voor mij. Ik heb hoogtevrees. Een uitkijktoren met open trappen kan ik niet op. Ik kom simpelweg niet boven. Na 6 of 7 meter hoogte weigeren mijn benen dienst. Ik kan de volgende stap nauwelijks zetten, mijn ademhaling stokt en ik zweet me kapot. Fysiek kan ik natuurlijk makkelijk naar boven, maar ik ben zo bang dat ik stil val. Een mijnbouwmachine op? Dat gaat een flinke klus worden! Er zal toch wel een lift zijn en de folder belooft dat hoogtevrees geen belemmering hoeft te zijn.
Het ziet er gaaf uit en ik zie allemaal mensen lopen. Hoe erg kan het zijn? De gids is Duitstalig en wij volgen een Engelse guide op het oortje. Ik kon het allebei maar moeilijk volgen, want er waren nogal veel woorden die geen echte context hadden. De enormiteit van de machine overviel me een beetje.
Allemaal open trappen dus. Ik verstond de gids wel toen hij zei dat we het hem moesten laten weten als het teveel was. Nou maat… Maar ik wil en zal. Doe het moeilijkste wat je je kunt bedenken en je kan alles. Gluck Auf, dat is wat de mijnwerkers vroeger zeiden, toen ze onder de grond gingen voor de mijnbouw. Dan moest je hopen weer veilig boven te komen. Ook al is dit dagbouw en ga je niet meer onder de grond, de wens Gluck Auf is gebleven. Ik vind het heel toepasselijk: Veel Geluk Omhoog.
Vincent moest voor me uit en Rob achter me. Iedereen ‘rent’ naar boven en ik moet naar Vincents schoenen kijken. Alles is open roostertjes, open trappen en hoogtes. Ik kan niet om me heen kijken. Ik moet rustig adem blijven halen. Ik had Garmin op wandelen aangezet, maar het gaat te langzaam voor dat ding om te detecteren.
Ik blijf aan de binnenkant en hou me voortdurend aan beide relingen vast. Rob is blij dat hij me bij kan houden, Vincent vindt het ook spannend. Ik concentreer me op alles onder controle houden. De rest van de groep gaat ver voor ons uit, maar ik ben blij met elke stap vooruit.
Rob maakt de foto’s. Ergens zeggen ze tegen me: je staat op een verdieping hoor, maar ik ben alleen maar bezig met ‘nu’ en de volgende stap. Bijna mindfull! Ik weet niet of Vincent voor of achter me loopt. Ik moet een ritme hebben en me aan beide kanten vasthouden. Ik ben echt erg bang, maar ik hoor Rob achter me en dan is het goed. Soms hoor ik ze praten en dan denk ik: ik zie niks en moet er ook vooral niet over nadenken. Ik zag een duif als zij een sperwer onder ons bewonderen. Die duif zat net in mijn gezichtsveld. De rest van de groep is far out of sight. Dan begint het draaierige. De ademhaling is dus niet oke en ik moet iets bedenken! Ik ga hardop zeggen: stapje-stapje-stapje-stapje. En dan bij elke armbeweging. Daarmee komt er rust in de ademhaling en kan ik verder.
Ik voel me een insect. Dat is stom, maar ik ‘ben’ een insect met vier pootjes die contact moet houden met dit ding waar ik op zit. Door niet mezelf te zijn met mijn doodsangst kom ik steeds verder. Geen idee hoe lang ik al worstel en hoe ver ik nog moet. Rob heeft intussen alle audio al geluisterd en begrepen. Er steekt een zuchtje wind op. En de roosters golven opeens. insect zijn. pootje-pootje-pootje-pootje. Dan zie ik een heel stuk voor me omhoog. Leeg. Onwaarschijnlijk eng en akelig. Geen idee of Vincent me in kan halen of dat ook deed, maar ik kan zo niet vooruit kijken. Stap-stap-stap-stap. Het tempo kan nog lager, want nog hoger en hoger is een opgave. En dan een uitstekel en ik zeg: stap-ding-stap-stap. Ik vind het steeds akeliger worden! En dan komt er een open trap op extreme hoogte. HOE DAN. Ik kan al lang niet meer terug. Dan maar treetjes tellen. Vincent roept dat ik het niet zo keihard moet doen. Rob lacht zich achter mij stiekem kapot, want ik tel veel meer treden dan er in werkelijkheid zijn. Voor mijn gevoel zijn het er veertig. En dan ben ik boven.
Er is een schafthokje en daar kan ik in en staat een stoel. Ik ga zitten. Even danst alles om me heen. Ik kijk naar de hartslag maar die is laag. Heel voorzichtig stap ik ook rond. Binnen. De kindertjes maken herrie. Ze rennen zelfs rond! Ik kan best van het uitzicht genieten. Binnen. Op 75 meter hoogte. Het voelt voor mij veel hoger. Zo’n getal zegt mij niks. Dat hier mensen buiten van het uitzicht kunnen genieten en kunnen praten is een wonder voor mij.
Dan die stap naar buiten en weer naar beneden moeten gaan.
Vincent blijft achter me. En Rob daar achter. Naar beneden is niet zo erg. Ik kan een beetje om me heen kijken. Misschien went het een beetje ook? Als ik maar op 4 punten contact hou: 2 handen vast en 2 benen op dat ding. het zicht naar beneden is wel mooi door dat enorme bouwwerk heen.
Gelukkig is Rob blij en geniet hij met volle teugen. Ik kan het hem ook niet uitleggen. Dan steekt er weer een zuchtje wind op. Meteen weer bang! Ik moet iets anders verzinnen en ga tot vier tellen. Het is muziek, dit bouwsel en ik ben de noten. Dat hoeft niet hardop gelukkig. Na een paar doodenge trapjes met 11 treden (dat kan niet!!), maak ik er een wals van. Een-twee-drie-een-twee-drie. vastpakken-vastpakken-vastpakken. En elke tel is een arm. He! Dit lijkt wel zwemmen! En dat kan ik dan weer.
Ik ga ooit weer beneden komen. Een tijdlang zie ik nog een paar mensen van de groep, maar hoewel ik sneller ga (Rob blij), kunnen al die mensen toch iets wat mij niet vanzelf af gaat. Ik denk vaak: wacht maar tot je moet rennen na het fietsen, dat kan ik lekker wel! Dan doe ik 12 stappen (4×3) zonder me vast te houden. Achteraf schiet mijn hartslag op dat moment door naar 150!! Alsof het allemaal nog niet echt genoeg was. Ik kan steeds ietsje meer zien en merk de letters op. Ik zwaai naar de gids die even moet aanwijzen waar ik heen moet. Vincent en Rob zitten nog achter me. Ik vind het bijna een beetje jammer dat het voorbij is, maar ik zal zo blij zijn als ik weer vast grond onder mijn voeten heb! De rest van de groep is al lang en breed klaar. Je ziet ze toch nooit meer, zegt Rob. Het kan me niet schelen. Die mensen hebben geen idee. Hoe het voelt om een insect te zijn… hahaha. Ja, beneden kan ik weer lachen, ook al tril ik een paar minuten als een rietje. Ik wil nog weten hoeveel herrie dat ding maakte en vraag het bij de gids. het is als naast een goederentrein staan die langsrijdt. Dan was ik er nooit op gekomen!
In de winkel koop ik een magneetje. Een medaille. Voor getoonde moed en dapperheid. Ik ben er hartstikke trots op!! Rob heeft echt genoten en gekeken en foto’s gemaakt. Vincent lacht me nog weken uit: stap-stap-stap-mijn moeder is gek geworden…. In de auto ben ik doodop. Echt doodmoe eventjes. Maar we moeten naar de winkel. Even terug in organisatiestand. Ik krijg het alsnog benauwd als ik de foto’s zie.
Ik weet nu al dat ik vannacht wakker word en alsnog doodga van de angst. Ik heb mezelf bewezen dat ik niet alleen fysiek sterk ben, maar ook mentaal meer dan krachtig. Ik heb alle trucs ingezet. Iets doen wat je echt niet durft maakt je zo sterk! En ook supertrots. Zo wordt een marathon een makkie 😀 Elke keer als ik denk: dit kan ik niet, denk ik aan dat hoge open trapje waar ik ook boven ben gekomen. Dan valt alles mee.
Hardlopen weer proberen
‘s Middags in de bloedhete zon op het terras staar ik voor me uit en weet ik wat er aan schort: ik wil hardlopen. Ik heb dat gewoon nodig. Het is een verslaving. Ik heb een bloedhekel aan de uitslovers die elke dag moeten hardlopen en de ene marathon na de andere rennen, maar ergens snap ik het ook wel. Het is niet precies wat Annemarie in het schema heeft gezet, maar ik geniet van de vakantie! Ik laat Garmin een route verzinnen. In tegenstelling tot iedereen die dat zonder moeite kan binnen de week na een marathon, twijfel ik enorm of ik niet iets kan beschadigen. Vincent gaat graag met me mee. Hij doet het rondje daarna wel op zijn eigen tempo. Ik doe de nieuwe hardloopbroek aan en de compressiesokken. Voor 5 summiere kilometertjes… In de hitte. Met wandelpauzes als dat moet. Of stoppen als het teveel pijn doet.
Vincent zet meteen zijn autospotten aan, we zijn de straat amper uit. Het gaat langzaam, dat voel ik ook wel. Maar het gaat. We gaan het bos in en ik loop eventjes verkeerd bij een stuwtje. Wie had ook gedacht dat we onverhard het bos door moesten?
Er zit een raar ommetje in, maar dat moet ook zo, want de rechte weg blijkt privé terrein. Altijd met die rare routes van Garmin. We kletsen onderweg. Het gaat echt rond de 7 minuten per kilometer. Ik voel vanalles, maar niets wat echt blokking pijn doet. Het valt mee. We gaan omhoog langs de weg naar Brieske. Dat heb ik vandaag ontdekt: een tuinstad van begin 20ste eeuw voor de mijn bouwwerkers. Heel schattigjes. We zien de trein die tentoongesteld is. Het licht is gaaf.
Dan ontbreekt het pad wat Garmin heeft ingetekend. En de volgende mogelijkheid is veranderd in een bouwproject. We lopen nog verder omhoog en dan langs de lieve huisjes terug richting de route. het gaat me wat traag, maar he! ik looooooopppppp.
Vincent spot auto’s, maar bewaart ze voor straks als hij zelf rent. Iemand heeft hard Madonna aan staan: Material Girl. Het past goed, dat blijven hangen in ‘vroeger’. We nemen nog een doorsteekpad. Het is echt weer benauwd! Ik krijg het nu wel moeilijker, er zitten pas 4 kilometer op! Geen pijntjes, maar zwaar. En ik moet weer schijten. Het is nog een stuk knijpen tot het huisje en ik wist niet eens dat dat omhoog liep! uiteindelijk worden het 5,5 kilometer in 40 minuten. Tempo prut, diarree in de pot en wat licht stijf. Maar ik ben zo blij dat ik weer gelopen heb! Zo is het een echte vakantiedag. Sorry Annemarie, de helft van het schema klopt! Dat stukje vakantie vieren 😉