Weer een nacht slecht slapen. Iemand schreef: “ik denk niet dat de mensheid ophoudt te bestaan als ik de triatlon niet haal, misschien moet ik me daar aan vasthouden”. Ik vond het wel mooi, maar het voelt zo alsof je dan zelf ophoudt met bestaan als het niet lukt met de triatlon. Ik heb een doel voor ogen: alle triatlonafstanden doen in een jaar en ik heb alleen vandaag de kans om dat af te ronden. Ik weet dat ik om maar 1 reden zal stoppen: als ik helemaal stuk ben. Dus het is echt de dood of gladiolen. En dat maakt dat ik niet echt last heb van gewoon wat zenuwen, maar behoorlijk angstig ben. En de fiets kan stuk gaan. Mechanische pech is ook iets om flink zenuwachtig van te worden. Die fiets staat daar al de hele nacht… En ik maak me ook druk om de tijd voordat ik moet starten. Dicht op de wedstrijd is de spanning nog groter. Ik heb wat manieren bedacht om het te verminderen en hoop maar dat het werkt.
Om half 6 gaat de wekker. Ik ga eten, gewoon ontbijt met yoghurt en muesli. Vincent en Rob pakken de spullen, ik doe de laatste dingen en decals -het nummer- moet nog op mijn arm en been worden geplakt. Ik heb het prachtige nummer 1173: november 1973. Mijn geboortemaand en -jaar! Rob en Vincent nemen me veel uit handen, maar ik vind het toch erg spannend. De druppels halen de grootste ellende eraf, ik blokkeer niet en hoef ook niet over te geven. We zetten de auto in de buurt van de wisselzone. Vincent kent de weg daar intussen! De fiets staat er nog, compleet en nat van de dauw. Bidons erop en dan ben ik eigenlijk klaar. Ik loop terug met Vincent en Rob en Rob gaat de auto verplaatsen en Vincent en ik lopen naar het startterrein, ik blijf graag in de buitenlucht.
Ik vind het zo lastig: al die geweldige atleten. We gaan zitten op een muurtje, omdat mijn benen gewoon te zwaar zijn en niet meer verder willen. Ik moet een broodje eten, maar het gaat gewoon niet. Ik krijg een half bolletje weg, meer niet. Wel drink ik bijna een bidon met sportdrank leeg. En ik neem een fruit jellie. Ik heb ontbeten en de afgelopen dagen goed gegeten, het zal ermee moeten. Daar maak ik me niet zo druk meer om. Langzaam lopen we naar het terrein en daar is het druk. Ik heb de muziek op de Shokz aanstaan om een beetje in mijn eigen wereldje te blijven. Tassen afgeven. En dan ga ik zitten. En ik doe iets wat eeuwenoud is: bidden. Ik heb denk ik de hele rozenkrans aan Wees Gegroetjes gebeden! Het is een mantra. Het houdt de ademhaling onder controle en brengt rust.
En dan doe ik mijn ogen open en zal ik toch echt een wetsuit aan moeten doen en nog een keer naar de WC gaan voor de grote boodschap. Dat soort dingen gaan snel. Ik zeg de rest nog even gedag die de hele triatlon gaan doen. Ik geniet wel van de zonsopkomst, die heb ik in Ierland gemist, maar hier in Almere laat ik me dat niet gebeuren. De Pro’s, Para, EK’ers starten al. Ik zit bij de Open Series. Die starten allemaal tegelijk. Dan het strand op. Zwembrilletje op.
Daar komt W aan gelopen en hij wenst me echt oprecht het allerbeste. Ik was net Rob een knuffel aan het geven. Ik verberg me maar, want W had ook mee moeten doen en ik vind het onwijs geweldig van hem dat hij ons (en mij) succes komt wensen. Dan moet ik gaan. Ik sta in de rij naast TR, ook van de TVA. We kletsen wat. Ik weet dat ik gespannen ben, maar nu gaat het gebeuren en we hebben een waterstart. Het water is koud. Ik ben blij dat we er even in liggen en aan kunnen wennen, maar het duurt ook lang.
Ik lig aan de buitenkant. Ik weet niet zo goed welke kant ik op moet, maar ik denk toch niet de voorste te zijn. Ik zit net achter de kano op het filmpje, helemaal links. Ik herken mij omdat ik mijn lekker opvallend mijn horloge aanzet!
En dan mogen we! Het gaat snel. Ik merk dat het me lukt om te zwemmen. Ik zie een boei en daar zal ik heen gaan. Dan kom ik in de drukte. Ik heb nog nooit met zoveel mensen tegelijk gezwommen! Ik denk: he, die mensen kunnen me allemaal mooi meetrekken! Dat is belangrijk, want ik raak niet in de stress ofzo. Gewoon een heel klein beetje ruimte zoeken, het wordt straks vast beter. En nu hoef ik alleen maar met ze mee te zwemmen.
Lekker achter het theater langs. Het is wel heel vol hoor. Maar ik zie goed met dit brilletje en alles voelt en zit helemaal goed, dus ik kan naar de gele boei. Ik adem 1 kant op en zoals me uitkomt. Soms 4 slagen, soms om de twee slagen. Als we de boei om zijn of even later voel ik mijn horloge trillen en zit ik op 500m. Mijn horloge staat dus aan en zit onder mijn wetsuit geschoven. En dan opeens, word ik vreselijk misselijk. Niet een beetje, maar ik begin te kokhalzen en ik ben echt niet lekker. Ik ga stilliggen, wat best lastig is tussen al die mensen en dan overkomt me iets nieuws: ik spuug werkelijk op het water. Snel een stukje doorzwemmen en dat lukt. Sorry mensen achter me, maar ik heb ook al geplast en zoveel is het nou ook weer niet. Een half wit broodje maar… En dan zwem ik weer verder. Ik kan goed navigeren en zwem van boei naar boei. Ik vergeet ze te tellen. Maar de badmutsen van de mannen zijn ook rood en ik weet niet of ik er 1 misoffer zal verwarren met een badmuts. Ik ga strak door met zwemmen. Het leed is geleden, de misselijkheid is helemaal weg en ik ga gewoon door. Ik zie de plantjes onder me, de zon die opkomt. Ik zwem richting de flat, dan komt het wel goed. Er ontstaat een soort van ruimte en dat bevalt me wel. Ik ben niet de allerlaatste (daarvoor zwemmen er veel te veel mensen rechts van me) en ik kan vrij strak van de ene naar de andere boei zwemmen. Ik voel me top. Dat klinkt misschien gek, maar ik voel me echt lekker in het koude water. Er zijn geen golven, ik hoeft hier niet snel weg want ik heb de tijd vandaag en ik kan lekker plassen. Het is mooi, ik heb genoeg ruimte en mogelijkheden en ik ga door naar de gele boei. Dan moet ik even kijken, maar ik kom gewoon best snel vooruit! Ik zie de volgende rode boei, zwem de goede kant op en dan ben ik er al. Ik adem 1 op 2. Niemand die mij hier iets komt vertellen of ik goed zwem of niet. Ik kijk even kort voor straks, maar nu is het vrij duidelijk rechtdoor en bij de gele driehoek naar links voor de volgende ronde. Ik vind het opeens een beetje leeg, maar ik denk dat ik flink aan de binnenkant zwem. Ze moeten me maar corrigeren, en anders zwem ik te weinig, dat boeit me niet hoor. Ik zwem toch niet vooraan! Ik gok de goede boeien te volgen en kijk nog even naar het startterrein. Ik heb helemaal het genieten aan staan. Ik kijk niet naar mijn tijd en doe wat ik kan, niks meer of minder. Lekker zwemmen. Ooit vond ik dit een gevecht, nu is het een kalme manier van door het water bewegen. Nog een keer langs het theater. Niet eens zo heel veel mensen zien Almere van deze kant, of nou ja, als ik rondkijk (alleen naar rechts dan) best wel. Maar ze zitten letterlijk niet in mijn vaarwater. Gele boei omheen en door naar de twee rode boeitjes en daarna naar de volgende gele. Ik ga echt op een prima vol te houden tempo. Als ik dan weer richting de flat ga, bewonder ik de plantjes onder me. Ik heb het wel koud. Steenkoude handen en koude voeten. Ik denk dat Ierland kouder was, maar dit is ook niks warm! Ik ga daar niet dood aan. Die monniken vroeger op Skellig zullen het ook koud hebben gehad. En die hadden geen warm wetsuit. Ik doe heel veel kleine plasjes, dat helpt vast ook haha. Ik zie ook zand onder me, dus misschien is het hier wel niet zo diep. Het is wat verder dan ik dacht, maar ik word niet moe in het water. Het is dat vertrouwen wat zo goed voelt. Geen angst meer, geen zenuwen. Ik vind het bijna jammer dat ik hier straks klaar mee ben! Naar de groene liggende boeien en naar het eindpunt toezwemmen is nog wel even wat navigeren en opletten, maar ik vind het echt wel jammer dat het zwemmen al klaar is! Wie had dat ooit kunnen bedenken? Ik krabbel makkelijk de kant op en heb nog even geplast en water door het wetsuit heen laten lopen. Opstaan gaat prima en dan zie ik mijn tijd van 1 uur en 22 minuten. Zo kort heeft het inderdaad ook nog nooit geduurd! Wat een droomtijd.
Ik vergeet mijn pak snel uit te trekken. In de wisseltent zie ik iemand afgevoerd worden die ik ken en die het te koud heeft. Dan pak ik mijn spullen en begin aan het pak te sjorren. Met ijskoude vingers en bibberend is dat een enorme opgave. Om nog maar niet te spreken van sokken aandoen terwijl je staat (alle stoelen zijn bezet) en je ook je voeten niet voelt! Dit heb ik helemaal nog nooit meegemaakt: zo koud! En dan komt er iemand die aangekleed is en naar haar tas vraagt aan de vrijwilliger omdat ze onderkoeld is uitgestapt: dat hoor ik dan en ik moet even slikken. Ik doe armstukken aan, mijn helm op en pak de fietscomputer. Ook in de wisselzone ga ik echt niet rennen. Dat voelen die ijsklompjes niet eens. Ik loop om, doe de fietscomputer aan en pak rustig mijn fiets. Rob en Vincent staan bij het hek.
Ik heb geen haast vandaag, alles draait min of meer om te sparen voor de marathon. Ik hoor iemand roepen: “En daar is Anke” en ik dacht even dat het mijn oud-collega was, maar het blijkt achteraf de vrouw van HB te zijn, die vlak voor me zit. Daar staat MD, de lieverd en hij roept: het eerste deel zit er al op topperrrrr. Hij is de enige die het mag zeggen zo. Ik meld Rob nog even vrolijk dat ik gekotst heb op het water.
Het is koud in mijn natte pakkie. Stik, had ik mijn jasje maar aangedaan, maar ik heb het niet eens bij me en straks moet ik me maar warmfietsen. We fietsen langs het strandje en het is niet druk. Ik ken Almere met duizenden deelnemers op de halve triatlon als een ellende met fietsen: ik kan de bochten niet nemen omdat ik links en rechts mensen heb en ik word daar kregel van. Maar nu zijn er veel minder mensen en heeft het zwemmen het meer uit elkaar gehaald (over een langere tijd) en er fietsen wel anderen, maar niet rijendik. En dat is geweldig. De eerste kilometer zit er al op en ik denk bij mezelf: zo, nog maar 179 te gaan hihi!
Ik ga het fietspad de stad uit en dan begin ik met een hoge cadans. Als het fietsen zo gaat als nu, ben ik blij. Alleen de kou is verraderlijk. Zeker in de schaduw van het bos. Maar na de scherpe bocht (niemand in de buurt om op te houden) in de zon denk ik dat het wel goed komt. We mogen bij de manege de weg op en dan een stukkie omhoog.
We mogen de weg op en daar is de post al. Eerder dan ik had gedacht en ik kijk even goed, want straks moet ik hier stoppen. Haven ga ik maar heel kalmpjes door met al die stomme hobbels. Ik denk dat ik de autist van Facebook zie zitten en dat waardeer ik. Dan langs het surfstrandje. Ik heb al gedronken en ik denk: laat ik nu ook vast eten. Het gaat er echt om zoveel mogelijk naar binnen te werken op de fiets, elke 20 minuten een fruitjellie en blijven drinken. We mogen nu gewoon oversteken, waar ik eerder deze week nog zo goed moest opletten. En dan rijden we naar beneden over de weg richting de rotonde. Het is helemaal gaaf hier zo! Nu het een keer mag. Ik hoop alleen dat ik het straks warm krijg, maar verder kan ik nu wel een dankgebedje doen! Zelfs het stukje naar het Fongerspad is makkelijk gemaakt en daar kan ik doorheen slingeren zonder iemand te blokken. Ik steek mijn tong uit naar Qonsio en op het fietspad zitten 2 oudere mensen in hun tuinstoeltje. Hoe lollig is dat dan, zulke support? We mogen over de weg fietsen en er hangt een motor achter me. Ik weet niet waarom, maar ik vind het lastig. Alsof ik iets fout doe, maar dat is niet zo. Ik heb meer dan ruimte genoeg op mijn voorganger of voorgangers. Achter de huizen langs en ik warm al op. Probleem opgelost. Dan keren en ik kom langs mijn favoriete fotograaf.
Op de hoek staat iemand te roepen dat ik moet aanhaken omdat ik word ingehaald, maar dat hoef ik totaal niet. Andere age group en andere doelstellingen. We komen op het nieuwe stukje weg en ik moet er van lachen. Daarom heb ik nieuwe plaatjes waardoor mijn schoenen te vast zitten ja! Ik denk dat ik weer aan het eten en drinken ben, want PolderLove&Garden mis ik. Dan het stukje omhoog op de dijk en afslaan de weg op. Ik kan het wel uitschreeuwen van de pret, eindelijk op de weg! Ik fiets op de weg, het is stil en we hebben een klein beetje wind mee. Liggen en GENIETEN. Haal ‘s iemand in, maar wederom geen rijendik. Ik geniet van het uitzicht en vooral dat ik niet hoef in te houden om over te steken bij het Da Vincipad. De weg is van ons! De stilte is gaaf! Ik fiets met een grijns van oor tot oor. Het uitzicht is vanaf deze kant anders. Nog wijdser. Het tempo gaat flink omhoog, maar ik reken nergens op. Ik hoef nu niet anders te doen dan te genieten van dit moment en dat gaat me goed af.
De rust en stilte bevallen me enorm goed. Op naar het Bloq en ik rij net met iemand op langs het snelheidsbordje, dus voor wie die aangaat, weet ik niet zeker. 32 is prima. Ik hoef niks op deze post. Dan ben je zo op de rotonde waar mensen staan die vroeger de grootste schreeuwers van de club waren, maar nu niks meer doen. De hele familie is gestopt. En ik fiets hier. Zij niet meer. Ik eet supernetjes, drink keurig en ik fiets heerlijk. Op naar mijn eigen achtertuintje. Ik zie iemand rennen en denk nog: ik hoop dat hij van de stilte geniet en herken RvR en ik roep hem gedag. Even verderop staan Rob en Vincent en ik kan alleen maar roepen: dit is zo gaaf!!
Ik blijf genieten om aan deze kant van de dijk te rijden en kijk naar de bootjes en de paar andere fietsers. Ik haal iemand in van de club, de Roemeense, maar zij is stukken eerder gestart met het EK. Ze haalt mij in als ik eet/drink en ik laat ‘r lekker gaan. Ik doe ook mijn eigen ding. En dat is echt GENIETEN. Ik had gedacht dat het saai zou zijn als je het gebied en de route zo goed kende, maar het tegendeel blijkt het geval. Vooral nu het nét anders is en er opeens iets mag wat de rest van het jaar niet meer kan! Ik weet wat er komen gaat, hoe ver het is en hoe de wind op de Knardijk voelt. We worden netjes het fietspad op geleid. Ik denk terug aan al die keren dat ik hier fietste: in februari, met veel meer zijwind, vol met zondagsfietsers. Dit is gewoon een verademing! Langs het centrum en dan over het fietspad omhoog en langs het Oostvaardersveld. Hier ben ik helemaal blij dat de weg van ons triatleten is! Kan ik eindelijk een keer die stomme streepjes vermijden en midden op de weg fietsen! Er zijn ook te weinig anderen om daarmee te hinderen! Ik weet nu precies hoe ver het nog is tot aan de Praambult. Ik hou het tempo lekker vast, ook al hebben we hier ‘wind tegen’. De windmolens staan bijna stil, dus het valt allemaal wel mee. Maar in de polder is elk zuchtje wind te voelen. De Praambult oprijden en dan de brug over. Er is een viswedstrijd bezig! Ik zie helemaal geen Dixies, ik bedenk lachend dat wij die allemaal nodig hebben. Dan de hoek om en de post komt al in zicht! Ik heb met de trainster het plan doorgenomen om hier echt even te stoppen en de voeding te herschikken. Voor mij is dat uit het ritme even prettig. Ik stop aan het einde bij het waterkraampje en ze zijn even bang dat er iets is. Maar ik heb geen haast en ik wissel de bidons en klets even met de medewerksters daar. Ik vind zo’n contactmoment prettig. Ik vraag haar naam, ze heet Amber. Kan ik straks mooi naar uitkijken! Ik doe nog een plas (dat zeg ik maar niet) en dat is niet de eerste (of laatste). De andere mevrouw helpt me mijn fiets op en geeft me letterlijk een duwtje in de rug. Het is niet nodig, maar het voelt wel erg lief. En dan ben ik snel bij de Doddaarsweg, een flink stuk wind mee! Vorige week was het hier nog afzien met wind tegen, maar nu vliegt het hier voorbij. Daar geniet ik nog even van en ik zit even lekker in een bubbeltje. Alweer op een derde. Ik tel maar niet in kilometers of tijd. Op naar het Horsterwold! Op mijn fietscomputertje zie ik ook niet zoveel, want die gaat op slaap en wordt alleen maar wakker om me weer aan een eet- en drinkmoment te herinneren. Dat ding heeft het druk! Ik krijg wel elke 5km een bloktijd door en ben blij als dat onder de 10 minuten is, wat boven de 30km per uur is. Ik word wakker als we de brug over de Vaart overgaan en moet dan eten, drinken en plassen en omhoog trappen tegelijk. Net iets teveel. Op weg naar de brug hebben we nog even wind mee. Wat mij dus het heel erg goed bevalt is dat het niet overvol zit met fietsers. Hier zit een fotomoment.
Dan door het bos en aan de kant voor de brug staan de paarden. Ik rij het bos in en daar staat een zwaailicht omdat er runderen langs de kant staan. Wel ver in het bos. Ik ben blij dat ik kan doorfietsen, want het is hier altijd koud. Mooi en kil. De scherpe bocht om en dan voorzichtig langs het paaltje en de Winkelweg op. Vind ik een rottig stuk. Want -hoe weinig ook- nu hebben we wind tegen; de 30km per uur-blokjes zijn voorbij. Ik denk dat ik nu alvast een spel ga doen. Afleiding is een mooi ding. Ik had al bedacht dat ik de letters van het alfabet afga met een naam, een vakantiebestemming en bijpassende activiteit. Het leek een goed idee toen ik bedacht met Annemarie naar de Ardennen te gaan om te Abseilen. Het is best puzzelen soms! Maar dat leidt af en is oke. En ik verzin ook iemand die ergens heen verban. Dus A… gaat naar Antarctica. Ik kan de post overslaan. Ik blijf wel eten. Al snel gaan we naar de windmolens, ik wist niet dat het zo dichtbij was zeg maar. Ze zijn daar aan het klussen, fascinerend om te zien. En dan komt ES me voorbij. Ik zeg: he, zeggen we niks meer? Mijn grote vriend is het niet en ik was de E al voorbij, maar hij komt er even bij fietsen en zegt dat hij mij niet had herkend en de fiets had bewonderd. (misschien toch maar niet naar Estland?). Ik vraag hem waarom hij op de racefiets zit en hoe zijn zwemmen ging. Iets met zijn rug en ruk. Dan fietst hij weer verder. Ik ben blij met het contactmomentje. Joh, er was geen jury te bekennen en wat doen wij agegroupers nou verkeerd?
Het lastige fietspad richting de Eemhof is dan wel weer langer door die windmolens, maar ik snap het wel, want je hoeft dan veel minder doorgaand verkeer te hinderen. We mogen de weg op en dat vind ik me een partij stoer! Als ik boven op de dijk ben zit ik al bij de P denk ik. Daar moest ik even op puzzelen. Op dat moment word ik ingehaald door Pim van Diemen, die vooraan in de wedstrijd ligt en al twee rondjes heeft gehad en dat leidt af qua letter. Van de dames haalt alleen Marlene de Boer me in. Ik vind de staat van de weg meevallen, maar let goed op. De bidon is alweer hartstikke leeg. Fruit jellies heb ik nog maar 1 of 2 over. Ik denk dat ik dadelijk de halve triatlonners op mijn weg zal vinden.
Het is nog een stukkie naar de post en daar stap ik weer af en krijg ik mijn tasje aangereikt door een lieve meid. Weer gaan ze me helpen. Met het inladen van de jellies, een kort gesprekje met vader Barry en zijn dochter Elise haalt twee bidons water voor me. Het duurt een paar minuten en ze waarschuwen me voor de gehobbel in Haven en vragen of ik nog een rondje moet. Het contactmoment is even prettig en ik vraag hun namen, zodat ik ze hier kan vermelden. Die vrijwilligers zijn zo lief! Ze mogen mijn dure zonnebrand opmaken. Ik hou de mouwtjes aan. En daarmee ga ik het gehobbel in Haven weer aan. Daar staat SG me aan te moedigen en dat waardeer ik, dat ze even tijd voor me maakt. Ik pak een binnenbocht om een paar kinderkoppen te vermijden. Het verbaast me, maar het is dus totaal niet druk. Alle halve triatlonners zijn (al lang) weg. Zo weinig besef blijft er over van tijd. Ik heb geen enkel benul van hoe laat het is. Ik neem weer een jellie, ik heb er meer dan zat en ik heb honger. Het is nu helemaal stil als ik naar beneden rij richting de rotonde en ik ga kei hard zingen. Waarom niet?! Life is Life. Na-na-na-nana. lk was al blij, maar nu moet ik helemaal hard lachen. Every Minute of an Hour, don’t Think about the Rest. En dan ben ik alleen in de tunnel. Ik roep heel hard echo en zing snoeihard. Zo geweldig! Op het industrieterrein is het nog best druk.
De oude mensen zitten er nog steeds, dikke lief. En ik denk dat ik MZ daar ook zie. Ik zing maar niet meer… Ik had wel gewild dat de bus voor mij moest wachten, maar die is net voor me voorbij. Weer over de weg en langs de huizen, waar nu wel mensen buiten zitten en muziek hebben. Het hindert me dat ik echt honger heb. Niet perse in meer gelletjes, maar waarin dan wel weet ik ook niet. Ik denk aan peperkoek en stroopwafels. Gewone honger. Dat heb ik nog niet eerder meegemaakt. Misschien omdat ik op 100km zit en dat associëer met appeltaart? Ik ga nog maar een keer met een big smile over het vernieuwde asfalt. Bij het monument zie ik een vrouw die even de bosjes in moest weer terugkomen. Ik heb mijn schoenen al letterlijk zeiknat gemaakt. Dan de dijk weer op. Het is minder magisch dan vanmorgen, maar nog stiller. Ik ga iets minder hard, maar nog steeds op een prima tempo. Ik dacht dat ik nu voor de komende 30 km op de dijk zou zijn en ik zit op 102km. Het nadeel van het splitsen van de hele en de halve is dat er minder publiek is. Er zit 1 iemand ter hoogte van de Noorderplassen. Op de telefoon te kijken. Ik kijk nu naar de stad en denk blij: ‘daar werk ik! Ik zal het jullie eens aanwijzen, collega’s.’ Het is tijd om mijn alfabet af te maken, maar daar ben ik vrij snel doorheen. En nu? Ik kom deze keer alleen langs het snelheidsbordje voor het Bloq, maar ik heb niet goed opgelet eigenlijk hoe hard ik precies ging. Langs de post. Ik heb nog steeds trek en neem een banaan aan. Dat is grappig schillen eraf trekken al fietsend en het is goed voor me. Maar het stilt de honger niet. En over de rotonde. Ik ga dadelijk aan Vincent vragen of hij me een broodje kan brengen. Ik ben er al snel en na de foto vraag ik hem even door te lopen en ik stop even.
Een andere toeschouwer raadt me aan iets bij een andere deelnemer te vragen, maar dat is het niet. Ik kan nu nog een broodje verwerken op de fiets en vraag Vincent naar Amber te gaan op de post. Van haar mag ik het aannemen. Hij vindt dat lastig, want ze wilden terug naar de stad, maar gaat het proberen. Ik ga de dijk weer op en haal dan nog maar een keer dezelfde mensen in. Ik zie wel mensen die hun band moeten plakken en ook iemand die zijn ketting eraf haalt. Ik doe een schietgebedje en bedankt mijn brave fiets nog maar even. Ik probeer de tafels, maar de tafel van 4 vind ik lastig. En het boeit me niet zo, die getallen. Dan ga ik een spelletje doen waarvoor ik om me heen moet kijken: ik zoek iets met de letter A – Asfalt en laat dat iets geks doen in de alliteratie: Asfalt Ademt. Het is wel leuk om zo te kijken naar een gebied wat overbekend is en het alfabet af te gaan. De Meeuw kwam op het juiste moment voorbij, toen ik bij de M was. De N moest ik lang op wachten en had ik pas net voor ik de Knardijk op ging: ‘natuurpark’ stond er. Het bleken slechts 22 kilometer op de dijk te zijn; ik zit op 124. Er reed een domme toerist op ons fietspad. Ik snap dat wel, want er waren nog maar weinig racers en ik vond het wel grappig om hem in te halen. Ik wist wel dat ik de laatste niet zou zijn, maar blijkbaar gaat iedereen 35+. De wind was aangetrokken en gedraaid. Ik nam uit gewoonte de weg omhoog na het buitencentrum en moest toen even tussen de hekken door terug. Ik reed lekker midden op de weg en werd ingehaald door een jongen. Ik snap niet wat hij al die tijd had gedaan, maar hij was in fietskleding en reed me voorbij. Hij ging links rijden waar de weg beter is. Dat vond ik wel leuk en ik deed het ook. Er kwam een motor aan en ik ging even terug, maar hij zei er niks van. Ik heb nog een keer Dixies gezocht bij de vissers, maar ik zag ze niet. En zo kwam ik weer op de post. Ik riep vrolijk: Hoi Amber en ik stopte. Ze vroeg me of ze iets voor me kon doen, maar er was nog geen broodje. Geen ramp, maar wel jammer. Ik zei haar dat ik trek had, maar ze had zelf geen broodjes meer en gaf me haar banaan. Die at ik helemaal op, heerlijk! Bidons wisselen en dan weer verder. Ik zag iemand teruglopen met de fiets en dat was Vincent dus met het broodje. Hij had het net niet gehaald, balen voor ons allebei, want hij doet zijn best en ik had geen broodje. Straks bij het lopen, riep hij naar me. Maar ik denk niet dat ik het dan nog kan verwerken. Ik doe het met de banaan.
Ik moet nog 40km fietsen ofzo en dat lijkt een zondagmiddagritje. De Doddaarsweg weer op en ik was door mijn spelletjes heen. Jakkie. De tafels rafelde ik af en dan… Ik verzin ter plekke iets nieuws: Ik ga van Aken met de Auto naar Arcen. Plek 1, voertuig en plek 2 moeten met dat voertuig met dezelfde lekker onderling verbonden kunnen worden. Met de Duikboot van Dublin naar Den Helder. Het leidt flink af en bij de N ben ik niet helemaal tevreden om van Naaldwijk op Naaldhakken naar Naarden te gaan, maar ik vind de alliteratie de moeite waard! En dan kom ik weer op de route naar het Horsterwold. Het is echt rustig nu, maar ik ben niet echt alleen hoor.
De fotograaf is er nog, de paarden staan nog te shinen, waarvan 1 met een hele gore staart. De runderen zijn weg. Het bos is nog steeds koel en de Winkelweg is nog saaier. En er is meer wind. Ik ben me minder bewust van dat stuk, omdat ik aan het denken was over voertuigen en ik nog maar eens om me heen ging kijken om nieuwe dingen te zoeken met letters. Langs de molens heb ik echt eens even goed gekeken dat die mensen over een smal trapje omhoog gaan om de molen te onderhouden. Mijn werk zou het niet zijn! Maar ik dacht wel even terug aan het allermoeilijkste wat ik dit jaar heb gedaan: die mijnbouwmachine op klimmen en dat ik die laatste 30km fietsen ook nog wel zou overleven!
Dan nog een keer redelijk kalm dat hobbelige fietspad over en dan de weg weer op. De wind was gedraaid en nu hadden we ‘m nog tegen geloof ik. Maar ik dacht terug aan de wedstrijd in Almere, de OD, toen ik hier moeiteloos fietste en ik dacht: dat kan nu nog een keer. Ik dacht aan toen ik hier rende en de storm om me heen blies. En ik zette lekker aan. Ik dronk nog, ik at nog, ik plaste nog en ik begon eindelijk nog even lekker wat te pacmannen. Niet een beetje, maar gewoon een mannetje en vrouwtje of drie/vier. Hoppa. Ik vergis me niet en weet dat ook 15km nog dik een half uur is, maar opeens ligt die weg leeg voor me en is de dijk echt voor mij alleen. Helemaal voor mij alleen. Bootjes naast me. Mooie lucht. Straks rijden hier weer auto’s, maar nu heb ik even het rijk alleen. Dat moment is prachtig. Ik ga onder de brug door en die weg is ook voor zover als ik kan kijken leeg. Dat is echt uniek. Ik plant de foto in mijn hoofd.
Ik krijg niet goed uitgerekend hoe lang ik er over ga doen, maar de 6,5 uur ga ik niet redden, dan ben ik al lang klaar. De 6 uur ook niet. Ik kijk 1 keer naar mijn gemiddelde en klik het dan weer weg. Als ik iemand voor me zie rijden, ben ik bij de manege.
Daar staat nog een fotograaf en ik ga de stad in. De bochten kosten me gewoon meer tijd. En wat concentratie. Er rijdt toch nog iemand in mijn buurt. Maar ik heb geen haast. Ik bereid me even voor op meer drukte die zal gaan komen. Ik mag lekker door rood rijden hier en dan valt de drukte me mee. Ik rij de stad in en zie al heel erg veel mensen lopen. Ik klik rustig uit, stap op tijd kalm af en als ik de wisselzone in loop, pak ik alvast mijn fietscomputertje. Die moet ik zo maar meenemen. Ik krijg altijd zin om mijn helm alvast af te doen, maar dat mag pas als de fiets hangt. Ik geef de fiets een klopje en loop dan verkeerd: ik moet om de pro-ruimtes heen. De andere dames zijn er ook al of net. Who cares joh. Ik zal toch mijn eigen ding moeten doen met lopen. De compressiekousen aandoen is best lastig, maar ik wil dit goed doen. Spullen wegstoppen, paracetamol erin, het is goor hier en ik ben dat ook en dan moet ik even kijken waar ik er uit moet en ik ga de drukte in. Het valt mee, ik kan me even afsluiten op het aanloopstukje. Dan het parcours op. Daar lopen veel mensen. Ik zie AD die bemoedigende woorden heeft. Ik begin net en het voelt prima zo! Dat lopen kan ik wel. Ik wil weten hoe laat het is. Dus ik roep heel hard: hoe laat is het? En iemand antwoord: kwart voor vier. Ik heb dus de tijd. Van een tijd op de dag heb ik geen idee meer. Dan zie ik iets verderop Rob en Vincent. De broodjes hoef ik niet meer.
En nog iets verderop de Triprotent en er zitten veel mensen. De brug over, het stadion door. Ik kan me redelijk afsluiten en herken veel mensen. Zolang ik de namen nog weet, is het allemaal nog best oke toch? Ik zie mijn collega JM! Daar ben ik zo vereerd mee dat hij helemaal met de trein voor mij komt. De eerste kilometers gaan te hard. Het voelt niet zo, maar 5:30 is overdreven. Toch is dat wat mijn benen willen en kunnen.
Ik kom langs MV en iedereen roept weer naar haar hoe geweldig ze is. Ze moet al 1 of 2 rondjes verder zijn en ik denk: het is weer zoals bij Trispiration: MV voor en na. Maar ik haal haar in met mijn oude lijf en zonder buddy. Ik wens haar succes en ga d’r voorbij. Na 3km bijt ik netjes een half gelletje weg. Dan het bruggetje en de aanmoediging van CB die mijn naam ook aan zijn dochter heeft gegeven. Er zitten een aantal oude mensen aan de waterkant, die de hele avond zullen blijven. Ik zie twee kleine meisjes in jurkjes die chipjes delen en even denk ik: ik wil ook! Dan zie ik GN die roept dat ik nog in de race zit, want SK had gedacht dat ik eruit was. Ik riep nog: geef haar maar door dat ik er nog ben! Brug over, lange stuk in de zon en de kilometers gaan echt goed. Beetje te, maar straks zal het ergens wel minder gaan en dan heb ik dit maar vast. De andere mevrouw uit mijn age group wandelt al! Ik neem bij elke post water. Na 6km neem ik de andere helft van de jellie. Langs de vuurtoren, over de brug. Ik zie veel mensen die wandelen of moeite hebben, maar ik kan niet goed zien of ze in de hele marathon zitten in welke ronde of dat ze nog aan de halve marathon bezig zijn. De brug over. Aan het einde staan een heleboel schreeuwers, ik vind dat moeilijk en lastig, die herrie, maar ik herken een paar mensen en ze roepen mijn naam en ik blijf rennen, want ik wil er snel voorbij.
Dan een paar treetjes af en dan gaat er iets mis. Ik moet. Nu al. Shit. Letterlijk en figuurlijk. Over de vlonder en ik ga bij de volgende post. De zevende kilometer is daardoor langzaam, maar het helpt niet. Ik voel me niet lekker. Dan maar wat langzamer, dat is niet erg. Ik kom op een tempo van 5:50/6:00. Ik neem netjes water, maar het voelt niet meer zo goed. Ik blijf wel lekker rennen, maar er steekt misselijkheid op. Ik loop naar de volgende post waar bekenden staan. Door die aanloopkilometer zit ik dan al op 10km en die is incl Dixie nog steeds in een mooie tijd binnen een uur. Ik weet dat het bedrog is, want zoals ik me nu voel komt het niet goed met mijn maag en darmen. Bij het Lumierepark staan Manuel en zijn loopvrienden en ze herkennen me. Ze juichen me toe en ik zeg Manuel dat ik vrees Hamburg over te doen qua voeding. MK (een triatleet) roept me toe: Jij houdt ook nooit op he! Vind ik een lieve opmerking, want er straalt waardering vanaf. Iets verderop staan de ‘oude meiden’ van de TVA, AS en IS. Ik zwaai en hoor hoe goed het met me gaat. Let me decide for me. De tijden blijven boven de 10 km/u liggen en de eerste kwart zit er op. Ik ga de drukte weer in. Ik blijf heus rennen en ik hoor vaak mijn naam. Dat is wel leuk. Vlak voor het stadion staat de hele ‘club’ om Rob en Vincent heen: mijn collega (top) KH die roept hoe goed het gaat (not) en TK.
Ik geef Vincent mijn armstukken die ik al uit had gedaan en zeg: het gaat niet goed komen. En dan het stadion door, weer netjes drinken en ik ga dit simpelweg ronde voor ronde afhandelen. Ik moet weer. Nu alweer. Bij de post neem ik water, schiet de Dixie in, moet me dan uitkleden en inmiddels is het diarree. Ik spoel mijn handen met wat water en loop door. Het wordt inderdaad rustiger op het parcours. De halve triatlonners zijn eraf. Ik moet moeite doen het weer op te pakken, maar ik hou het tempo redelijk vol. Ik geef niks om het tempo, ik moet het halen en ik voel me niet goed. Ik werk nog een halve jellie weg, maar die valt niet meer goed.
Ik hou het tempo tot kilometer 15 redelijk en de brug over lukt ook aardig, maar naar kilometer 16 toe moet ik spugen. Niet dat er iets is, maar ik kokhals in de bosjes. Vanaf dat moment telt er nog maar 1 ding: de finish halen. Als ik over de vlonders loop denk ik aan de woorden van Annemarie na Hamburg: er is maar 1 die zo zonder voeding kan lopen als jij… Jammer dat ik dat nog een keer moet bewijzen. Het is een rare paradox: ik heb honger, maar ik begin al te kokhalzen als ik de gelletjes zie bij de post. Ze hebben de muziek lekker hard staan. Ik blijf drinken, want RvR zei ooit: als je maar vocht blijft toevoegen. Potverdikkie, ik zit pas op 17 kilometer en halverwege rondje 2 en ik kom energie te kort om deze marathon behoorlijk af te maken. Daar baal ik van, maar ik deal er mee door elke keer een kilometer lang te blijven rennen (tempo onbelangrijk) en dan een kilometer ‘rust’ in te voeren. In die kilometer mag dribbelen en wandelen. Ik moet de energiebalans op orde houden. Dus kilometer 17 gaat langzaam en ik dribbel de versierde brug over en wandel eventjes en ren weer verder. Kilometer 18 blijf ik rennen. En ietsje verder tot de ijzeren poppetjes die zwaaien. Een stukje verderop staat een man met harde muziek en een enorme koeienbel.
Ik ga hem ook voorbij en wandel dan weer even. Bij de post pak ik een stukje meloen. Ik moet toch iets proberen, ook al was de strategie pas vanaf ronde 2 andere dingen te gaan eten, maar die Jellies krijg ik niet meer weg. Ik haal kilometer 19 binnen 2 uur, dus na lang rekenen zit ik nog op een tijd van 6:30. Maar goed, ik ben nog niet op de helft! De meloen valt wel goed, maar deze strategiewijziging moet ik even verwerken en ik doe een kilometer rustig aan op het blauwe pad. Het is een keuze. Laat mij zelf die keuze maken, toeschouwers. In tegenstelling tot Ierland hoor ik nu vaak dat ik toch moet proberen te dribbelen.
Ik zie MoBB en zij hoort niet als toeschouwer aanwezig te zijn, zij zou meedoen vandaag! Maar ik ren hier nog wel (soort van). Ik kom bij de post en zeg Manuel dat ik een winegum neem, dat ik ziek ben en niks binnenhoudt en dan komt R van de club er aan gewalst om te zeggen dat ik goed moet blijven eten en drinken. Het is dat zijn vriendin er achter stond, anders had ik tegen Manuel gezegd dat hij een lul is. Ik neem een stukje meloen. En ga de Dixie nog een keer testen op deze post. Er is overal papier, maar de Dixies zijn wel erg goor. En weer door. Dat was de langzaamste kilometer.Ik zit op een halve marathon in 2 uur en een kwartier (inclusief alle stops en wandelpauzes), maar ik weet absoluut zeker dat ik de tweede helft niet in die tijd kan doen. Ik kauw langzaam de winegum weg en loop weer langs de wisselzone en AD vraagt me tenminste of het goed gaat en ik zeg van niet en hij zegt dat dat niet te zien is. Zulke dingen doen me meer dan goedbedoelde het-gaat-goed opmerkingen. Ik heb geaccepteerd dat de vertraging in gaat zetten, maar ik moet rennen door het stadion heen. Rob, Vincent en JM staan er vroeg.
Ik zeg dat ik nog veel tijd nodig ga hebben. Zij zien het ook niet. Dat is wel raar: ik voel me beroerd, maar dat is niet te zien aan de buitenkant dus. Ik zie de oudere Trispirationdames PK en een andere weer die mij echt heel knap vinden (de vorige ronde waren ze nog verbaasd me te zien), de schatten. De jongens van KDvT roepen me ook nog toe dat ik nog loop. Het stadion door is wel elke keer zwaar omdat er zoveel is daar, zoveel mensen en indrukken en lawaai. Ik neem water en net voor het hotel staat JB van Trispiration. Ze roept me toe en ik denk: ‘kijk, dit kan een vrouw in de overgang’, want dat is haar stokpaardje. Maar zij staat aan de kant en ik loop hier.
De brug weer over. Ik heb geen idee hoe laat het is. Ik roep het naar wat mensen en krijg als antwoord: 10 voor. Tien voor wat?! Ik heb daar dus geen enkel idee van!! Het is tien voor 6. Oke, nu komt de moeilijkste ronde. Hier moet ik doorheen. Ik neem weer meloen bij de post en drink rustig een slok cola. Het kan alleen maar helpen. Ik ben door de drukte de kilometer snel/rustig wat kwijtgeraakt en hele kilometers zijn opeens een stuk langer geworden! Ik kom GN weer tegen en ze zegt: gaat het nog? Ik zeg dat ik problemen heb en niks binnen houd en zij zegt dat YZ dat ook had en dat ik gewoon moet blijven dribbelen en doen wat lukt. Zulke mensen zou je toch overal neer moeten zetten?! Wat een heldin zeg. CB moedigt me ook nog even aan en de oude mensen zijn er ook nog steeds. ES haalt me in en zegt dat hij trots op me is. Ik zeg hem dat het niet zo lekker gaat en hij zit al in zijn laatste ronde. De meesten zullen dat nu wel zijn. Toch denk ik erbij: Estland 😉 Ik pak de strategie van de kilometer weer op en ben blij dat ik -als ik ren- nog best 9 km/u kan halen. Maar de rustige kilometer daarna is een must. Niet dat ik die helemaal wandel, maar met stukjes. Er zit een mevrouw op een rollator met een sigaret te kijken. Dat is een raar idee, wij gezond en zij zo niet. Ik zie AK van TK met de jongens op een bankje zitten en ik roep haar niet, want ze moppert tegen ze dat ze nooit meer met ze naar de Mac gaat als ze het toch niet opeten. Er rijdt een dikke dure Lotus naar de View, die lekker op mij moet wachten. En ik dribbel even verder en constateer dat de cola blijft zitten en de meloen ook. Bij de post pak ik beide weer mee. De Bollenstreek triatlonclub staat daar in vol ornaat te swingen op Hollandse muziek. Ze roepen hoe trots ze op me zijn. Ik zou dat ook extra hard roepen naar een vrouw, want de meesten zijn en blijven mannen. Langs de schommel waar ik morgen met Rob heen wil fietsen. Er zijn 2 dingen na de hele triatlon: uitfietsen met Rob en de hamburger. Alleen de gedachte aan de hamburger al, werkt negatief op mijn maag-darmsysteem. Ik dribbel langs de Floriade. Ik voel me echt niet lekker en probeer te bedenken wat ik zou kunnen doen, maar deze 2 slokken cola vallen niet goed en ik moet boeren en weer kokhalzen. Rustig de brug over en weer. En dan de trapjes rustig af. Er is mij veel aan gelegen om dit af te maken en zeker voorbij de 29km te komen die ik in Ierland heb gehaald. Ik voel me nog niet zo ziek, maar nu de avond ingaat ligt onderkoeling op de loer, dus ik moet van tijd tot tijd blijven rennen. Soms denk ik aan de mannen die de 100 mijl lopen, maar ik weet niet wie er langer bezig is. Ik hoop dat zij niet zo misselijk zijn! Ik word ingehaald door HB net na de post als ik moet wandelen door het energietekort, die nog lekker gaat en alleen maar ‘och’ zegt. Soms is dat genoeg. Hij zit in zijn laatste rondje en ik ben oprecht blij dat hij lekker gaat. Ik krijg het wat koud en dribbel nog een stuk, maar de kilometertijden zijn dramatisch gezakt. Kan me niet schelen, het is jammer, maar dit is wat het is. Hele kilometers rennen gaat niet meer, maar ik doe het nu per stukje: de brug af tot aan de EHBO. Dan omhoog even wandelen en naar beneden tot aan de mannetjes blijven rennen. Eventjes wandelen. Me afvragen waar die popjes toch van zijn gemaakt. Langs de koe-bel tot de post weer dribbelen. Meloen eten en water drinken. En door naar de magic twentynine. Ik koel niet verder af, ik heb het onder controle min of meer en accepteer dat de finish halen absoluut goed genoeg is. Het is ook berekenend. Behoudend mag ook. Keuzes maken. 1 meneer zegt me wandelend in het Duits dat het nog 2 kilometer is, maar ik zeg niet dat ik er nog 12 moet. In kilometer 31 wandel ik bewust. Ik moet weten hoe hard ik kan wandelen! 9 en een beetje. Ik moet nog 12 kilometer en daarvan ga ik er 4 soort van hardlopen, want door de drukte heen moet dat wel en de laatste gaan ook wel lukken. Ik wandel langs de post en roep ‘tot straks’ en neem meloen mee en nog een slok cola. Straks vanaf de wisselzone moet ik een paar kilometer blijven rennen. Dat moet wel kunnen dan! Er staat een man met een gitaar die liedjes zingt op de wijze die mij bekoort. Ik wandel langs FV die ons vanmorgen gestart heeft en ik zeg dat ik nog een rondje langer op zijn feestje blijf. En dan ga ik op de mat weer rennen. Volhouden.
Bij Tripro zie ik DvM, mijn heldin en ik roep ‘nog een ronde’. Dan door over de brug en er zijn veel mensen die al weggaan en mij toeroepen of ik zie hen: LZ roep ik toe, MZ en YZ zag ik al eerder en ze moedigen me even aan en dan langs het ziekenhuis veel mensen die roepen hoe knap het is, terwijl ze hun medaille al om hebben hangen. Ik vind dat niet zo leuk, want ik ben er nog lang niet. Nog 10 kilometer. Dat kan heel, heel ver zijn. En daar staan ze: een vrouw met 2 jonge kinderen en ze roepen: fair play, come on. Ik kan ze niet genoeg bedanken en steek mijn beide handen naar ze op. D enigen die mij in het Iers hebben aangemoedigd. Dan zie ik Rob en Vincent weer.
“Je gaat het makkelijk halen binnen de 13 uur, daar komt een 12 te staan”, roept Vincent. Ik zeg dat ik alle tijd nodig ga hebben en Rob zegt dat ik nog anderhalf uur heb en dat het moet lukken. In mijn hoofd ga ik rekenen. Elke kilometer sub9, dat moet haalbaar zijn. Rob roept nog dat ik vijfde lig, maar ik wil alleen maar finishen en die informatie boeit me niet. Ik steek mijn middelvinger op. Ik ben tot dit moment geen seconde bezig geweest met de tijd of een PR. Gelukkig is het nog even rustig. Ik wijs dat ik nog een rondje ga en hoef geen water van W meer. Als ik deze ronde in ga, weet ik dat ik het ga halen, maar hoe weet ik nog niet precies… Zodra ik de hoek om ben, ga ik weer in spaarstand. En dan denk ik: het wordt donker om 8 uur. Ik ga in het donker finishen, maar hoe laat is het dan eigenlijk nu? Ronde 4 is heerlijk rustig. Ik pik wat cola mee en ren door tot de oude mensen op de hoek. Ik push mezelf dan zoals ik zo vaak heb gedaan: vanaf het bruggetje naar beneden ga je rennen tot het bankje, oh nee, je kan tot de mensen en als ik daar ben ga ik nog ietsje verder. Ik hou van dit afnemende licht. Van de rust. Van mijn eigen ding kunnen doen, ook al is dat niet meer zoveel. En ik ben ook niet de enige! De strategie is nu: dribbel wat kan, wandel wat je voelt dat moet. Er is een feestje bij de View vol mensen met sjieke kleren, de rookster is weg. Ik word ingehaald door de mevrouw die in de eerste ronde nog wandelde, maar nu zijn de rollen omgekeerd. Ik denk: ik lig nu zesde. En daarna: finishen. En daarna: niks ruim binnen de 13 uur, iets meer dan 13 is ook goed en een dik PR. De snelste hele triatlon staat op 13 uur en 56 minuten. Nu staat er langs de kant hoeveel kilometer het nog is. Maar gerekend vanaf 42,2. En bij mij is het x,4, dus ik zit er 200m naast. Dus ik zie een kilometertijd en moet dan tellen. Ik neem bij de post de laatste meloen. En cola. Blijf ik weer een stukje op de been. Het licht is formidabel. Ik geniet er ontzettend van om Almere zo mooi te zien liggen bij zonsondergang. Wat een prachtig gezicht!
Vincent staat aan de ander kant en maakt een foto van dezelfde zonsondergang. Ik tel ook in tijd: om 8 uur de zon onder en dan heb ik nog 50 minuten. Maar wanneer gaat de zon nou echt onder? Ik ren voor de laatste keer langs de vuurtoren, waar ik vanmorgen nog dacht in zwempositie: daar kom ik straks langs. Nou, dit is de laatste keer en weer ervaar ik dat ik het stuk helemaal voor mij alleen heb! Ik geniet daarvan. De rode zon, de warme kleuren en ik dribbel gewoon door. Ik heb moeite met de brug over en het kleine groepje wat nu nog aan het hardlopen is, ziet elkaar heel goed en een glimlach is genoeg bemoediging. Iemand loopt me ook nog hard voorbij en ik denk: dit is niet je laatste rondje. Het zicht op de brug is echt prachtig. Jammer dat ik geen foto kan maken. De traptreetjes zijn gemarkeerd met lampjes. Ik wil heel erg graag tussen de lampjes op het vlonder door rennen. Dat kan maar 1 keer en dat is nu en dat pak ik mee! Tussen het trapje en de vlonders wandel ik dan om de energie te sparen om de hele vlonder over te rennen. Het is niet makkelijk, maar even genieten helpt wel. Des te harder is het als ik dan bij de post weer ‘bloed, zweet en tranen’ hoor en mijn maag zich omdraait. Ik neem nog een beetje cola, maar een Dixie kan ik niet meer in qua tijd, dus ik hoop er het beste van. Als ik op het slingerpad ben, rijd de motor van de EHBO langs en ik steek mijn duim op. Nog 5km. Dat is 50 minuten, die ik niet meer heb of zijn het 5 keer 8= 40 minuten? Ik weet het niet. Dan gaan de lampen aan. Zonsondergang. Acht uur. Dus ik moet dadelijk weer stukken hardlopen. Er loopt een jongen en zijn vriendin loopt mee als steun. Eigenlijk niet de bedoeling, maar wie komt ons hierachter nou controleren? De brug af ren ik weer en zij ook, tot aan de EHBO post. Het licht verdwijnt nu echt en ik vind dat dus geweldig. Jammer dat de tijd ook meetikt. Op het lange stuk ren ik naar beneden en zelfs dat is best moeilijk. De jongen en zijn vriendin hebben gezelschap van een vriend gekregen. Ik dribbel naar de post, haal nog iemand in en neem ook daar de laatste stukken meloen. Ik bedank de vrijwilliger en dan nog 4 kilometer. Weet je nog dat ik moeite had met de tafel van vier? Nu is het onmogelijk geworden! Er staan mensen met hun auto op de busbaan en ik vraag hoe laat het is. Kwart over 8. Dan haal ik het dus niet, want 4 keer 8 is ehhhh…. 36, of nee, 32 en dan is de tijd op om voor 13 uur binnen te zijn. Ik vervloek de tafel van 4. Op naar de ‘nog 3 kilometer’, want hier word ik gek van. Ik wandel een stuk. Hier is niemand. Een motortje wil op ons parkoers, maar als hij mij ziet, wandelt hij achter me aan. Linksaf langs het grote bord wat veel licht geeft. Of kan ik de laatste kilometer nog ietsje harder rennen? Als ik kilometer 40 en 41 heel rustig aanpak, kan ik de laatste kilometer blijven rennen. Het feestje bij de flats is nog gaande, maar de muziek is zo slecht dat ik verkies te dribbelen om sneller voorbij te zijn. Ik dribbel het drietal voorbij en ze praten tegen me, maar zij gaan ook weer rennen en halen me dan in. De brug over en dan langs de post bij Manuel. Ik roep tegen Manuel dat hij Vincent moet appen dat ik er aan kom en bedank gauw de rest. De hoek om naar rechts. Dan langs het bos en ik zie het bordje ‘nog 1 kilometer’ Die staat precies goed. Ik ga dribbelen, langs de man met de gitaar. Nu is het blijven lopen. Niks meer of minder. Ik kom langs de TriProTent die allemaal vuurbekertjes hebben staan en ik zoek naar MvD, maar daar is Z en ik zie MvdB en ik roep “laatste ronde” en dan is het mij veel te veel daar. Ik ren de ziekenhuisbrug over en iemand met een fiets staat op mijn weg en ik schreeuw: aan de kant! Ik moet nu blijven rennen namelijk. Het is rustiger voor het stadion gelukkig. Even acclimatiseren en realiseren. Een laatste gebedje voor Maria. Met een Amen. Ik vraag een mevrouw hoe laat het is en ze zegt 10 voor 9 en ik denk shit: niet gehaald binnen de 13 uur. Heel even baal ik daar van en ga ik de boog onderdoor en de enorme drukte in. Ik wijs naar links richting de finish en dan zie ik niks of niemand meer; alleen de finish en ik juich en krijs zo hard als ik kan, want ik ga ook deze medaille halen!
Ik ben zo godvergeten blij! Ik heb niemand gezien op de tribunes, maar ik ben er en ik juich en ik denk: ik heb ze allemaal, allemaal!!!
En dan hoor ik dat ik er 12:57 over gedaan en dan ben ik nog veel gelukkiger. Ik krijg de medaille en zeg die vrouw dat ik een dik PR heb gehaald en dan hoor ik Rob roepen. Ik ben zo blij en knuffel hem. Ze zenden het op het grote scherm wel uit, maar ik zit in een klein wereldje van geluk. Het is duidelijk hoe gelukkig ik ben!
J en M zijn er en ik zeg ze dat ik blij ben of ik weet niet wat en dan wil ik Vincent graag. De mevrouw maant me dat ik wat warms aan moet gaan doen. Ik blijf ergens steken, maar dit past op adrenaline. Ik loop langs het eten en denk: niks. Ik haal een shirt en wil de donkerblauwe, krijg bijna een lichtblauwe, maar er is geen dames M meer en ik snap het niet zo en wil ook wel een heren, maar ze denken dat ik de halve deed ofzo? Ik ben te wazig en krijg netjes de donkerblauwe en het is iemand van de TVA die me niet herkent. Laat maar. Superirritant.
Ik zie Vincent en door het hek heen krijg ik een dikke knuffel en lieve woorden. We wisselen de telefoon, want ik had die van Rob en Vincent de mijne. Ik haal mijn groene tas op en dan is het even op en over. Ik ga aan een tafeltje zitten en moet heel hard huilen. Niet dat er genoeg vocht is voor tranen, maar huilen. Er staan meteen 3 mensen bij me of het wel gaat. Ja, het gaat. 1 Iemand ken ik nog van het hardlopen van vroeger en zij zag me lopen en zegt me hoe soepel het er uit zag. Ik zeg dat ze me aan de andere kant ook niet zagen wandelen. Grijns. Ik ga douchen en ben daar tegelijk met RhE, wiens naam ik ken van Trispiration. Een ‘dame van boven de 40’ die teveel wilde en daardoor niet kon vandaag wat ze normaal wel haalt. De triple Dutch ging niet, dus werd het 100km hardlopen en de Gelreman, maar daar moest ze uitstappen en nu is ze ook niet aan haar tijd gekomen, maar wel aan de finish. Fijn om even iemand te spreken zo, maar dan kikt vermoeidheid in. Mijn voeten doen pijn, mijn benen zijn erg moe en ik heb ineens moeite met alles. Ik ben dizzy en voel me helemaal niet goed. Ik spoel me af en doe rustig aan. Ik heb de telefoon op stil gezet. Ik kan het niet meer aan. Geestelijk niet en mijn lijf ook niet meer. Niet dat ik onderuit ga, maar het voelt ontzettend als ‘op’. Ik ga niet naar de massage, ik kan niet meer. Ik laat de medaille nog graveren (volgende keer moeten ze er een stoel bij zetten) en dan ga ik naar buiten en wil ik weg en ik voel me ontzettend helemaal leeg. Er zit nergens meer kracht voor in. Rob en Vincent staan bij de deur en pakken de tassen aan en geven een trui. Ik heb 2 shirts aan en ik bibber volgens Rob nog, maar ik ben net iets te leeg en krachteloos om ook maar iets echt te ervaren. Ik mag over het parkoer oversteken, want ik ga de trap niet redden en zie FG nog binnenkomen met een kind, ben ik niet eens de laatste van de TVA! Vincent vindt chocomelk voor me en dat is hard nodig, want ik heb de basisfout gemaakt om geen hersteldrank van mezelf mee te nemen omdat ik dacht dat ze wel chocomelk zouden hebben. Ik zit en drink, maar er is teveel herrie en flikkerlicht. De chocomelk helpt goed, maar ik kan niet meer goed lopen of denken. Het voelt zo onwerkelijk leeg. Niet echt ergens pijn, maar ik ben A F. Zo heb ik me nog niet eerder gevoeld na een wedstrijd, in elk geval niet dit jaar! We pakken de auto en ik hou een plastic zakje bij de hand, want ik ben ook misselijk. Ik drink de chocomelk en dan moet ik de fiets ophalen natuurlijk. De chocomelk geeft wel iets meer kracht, maar het is nu nog veel verder naar de wisselzone dan vanmorgen. Rob houdt mij vast. Er zijn zoveel indrukken ook, dat ik niet weet waar ik moet beginnen. Ik doe zelf mijn bandje wel af. Ik heb mijn startnummer en ik pak mijn tassen en mijn kaartje mee. En dan de fiets. Hij staat er geweldig bij.
Ik pak ook hier het kaartje mee en en loop dan heel langzaam naar de uitgang. Ja, dit zijn heus mijn spullen, laat me gaan mensen… Rob en Vincent pikken alles meteen in en zijn dan nog steeds sneller met langzaam wandelen. Ik heb me in tijden niet zo leeg gevoeld. Ik kan alleen communiceren met Joyce. Ik zie dat mama me in koeienletters heeft gestuurd hoe trots ze zijn en dat doet me wat, maar ook maar iets van een reactie zit er niet aan. Ik moet binnen gaan zitten. Ik zet alles nog even buiten en nu doet alles ook nog eens pijn. Alle spieren in mijn boven armen en bovenbenen. En ik heb nul honger of trek. Ik app de korte versie naar mensen. Ik heb maar 2 mensen gemist op het parkoers: Joyce en Annemarie. Annemarie was er ‘s middags toen ik er nog niet was en Joyce moest oppassen. Ik had mijn zus ook uitgenodigd, maar ik had haar ook niet verwacht. Ik kreeg via whatsapp wel veel reacties van mensen die me hadden gevolgd en Annemarie reageert ook vanaf de verjaardag! Ik moet de meest gore spullen (sokken, trisuit) nog even wassen en dan naar bed. Ik ben te moe om te slapen. Te verstijfd aan alle kanten. Teveel gedachten. Daar zit trots nog niet tussen. Het besef daalt niet echt in.