Ik val met de deur in huis. Nog maar een paar leerpunten over met betrekking tot triatlons:
– niet een uurtje voor de wedstrijd nog broodjes gaan eten, daar krijg je last van. Dan voel je je tijdens het zwemmen niet goed. En dan helpt een gel averechts en misschien word je daar wel draaierig van. Het zwemmen was geen succesnummer vandaag.
– Dik leerpunt: Bochten leren op de fiets. Ik ben een ramp met bochten! Ga ruim van tevoren van het ligstuur af (kan dus niet meer terugschakelen), stop met trappen, kijk om of ik niemand ga hinderen, ga zelfs remmen en ga voorzichtig de bocht door, bang als ik ben om te vallen. Word ik weer ingehaald door 3 tot 5 mensen, maar op de rechte stukken tegen de wind in ben ik oppermachtig. Jammerdebammer. Gelukkig bestaat de Challenge in Almere uit lange rechte polderwegen.
– Genieten tijdens de wedstrijd. Het was er niet zo vandaag. Voor de wedstrijd was ik bijna verlamd van de spanning en dat sijpelde tijdens de race door.
Gelukkig zijn de verbeteringen ten opzichte van de Duin triatlon (zelfde afstanden ongeveer) talrijker:
– Het wisselen ging soepeltjes, dankzij de tips van afgelopen woensdag: het gele regenjasje markeerde mijn spot; eerst het wetsuit afstropen, dan pas de bril afdoen; soepeltjes van de ene schoenen in de andere die keurig klaarstaan. Geen theepauzes meer onderweg.
– Wat kan ik hardlopen! Het voelt zeker de eerste kilometer niet zo, maar -hemeltje- wat zit er een tempo in die beentjes.
– Gek hoe hard ik kan fietsen tegen de wind in. Die fiets past mij zo goed, dat de wind aan mij voorbij lijkt te gaan.
– Ik ben dan wel “oud” in mijn 40+categorie, maar ik doe nog aardig mee hoor.
Laten we bij het begin beginnen, tenminste van deze dag. Tot 9 uur ging het prima, vol zelfvertrouwen, flink ontbeten; maar met de lijst van spullen-voor-de-triatlon-pakken verdween de zin/zelfvertrouwen/kracht/energie als sneeuw voor de zon. Apatisch zat ik op de rand van het bed niet te willen. Ik wéét best dat ik het kan, dat ik zal gaan en dat het met het startschot over is, maar ik heb ineens overal (spier)pijn, voel me slap, zwak en onzeker. Dodelijk.
We waren ruim op tijd. Ik kon meeluisteren met de briefing van de startwave voor me! Startnummer halen, naar de WC, stickers plakken, naar de WC, de wisselzone met veel aandacht inrichten, naar de WC. Naar de auto om de overtollige spullen achter te laten, naar de WC. SG binnenhalen. Bij de briefing blijkt dat een stuk van het fietsparcours wordt ingekort. Mijn tijd wordt zo onvergelijkbaar met de van SG. Zij zwemt sneller, ik ren sneller. Babyolie op het wetsuit (na lang twijfelen toch met wetsuit gaan zwemmen) en dan is het twee uur. let’s do it.
Voor het eerst vind ik het druk in het water. En voel ik me niet zo thuis. Mijn buik doet nog steeds raar en voelt niet heel gezond. Ik zie weinig. Navigeert lastig. Mijn badmuts zit niet goed. Ik kom niet in de slag. heb last van de schoolslagzwemmers. Van de zwembril. Na de gele boeien heb ik helemaal het idee dat ik dik de verkeerde kant op ga en ik kan niets zien om naartoe te zwemmen. Knap lastig. Zal ik stoppen? Waarom vind ik het deze keer zo niet leuk? We hebben een landlap – een stukje lopen over het strand-: fijn, want dan kan ik de badmuts rechttrekken en de bril schoonmaken; niet fijn, want ik voel me nog draaieriger en de gel wil liever terug naar buiten ook.
Ik pak mezelf bij elkaar en duik zo snel mogelijk weer het water in. Iedereen lijkt voor me te liggen. Ik kom eindelijk in de goede modus, maar het genieten gaat er deze keer niet meer van komen. Ik heb het zelfs een beetje te warm in het wetsuit! Ik ga de strijd aan en wil zoveel mogelijk mensen in gaan halen. Dat heb ik bij het zwemmen nog niet gehad! Komt omdat ik het gevoel heb dat iedereen voor mij zit. Dan is het zwemmen eindelijk klaar. Snel het wetsuit uit, geen draaierigheid en lachend dat we dit gehad hebben, ren ik de wisselzone in.
Het gele jasje wijst me de weg. Het valt me mee hoe druk het is, ik had minder fietsen verwacht, omdat ik dacht dat iedereen al weg zou zijn. Fietsschoenen aan, wetsuit over de balk hangen, even kijken waar ik ook weer heen moest met de fiets en dan de balk over en opstappen. Het nummer moet nog gedraaid. De eerste ronde hou ik kalm. Ik zoek de bochten op, ga hard op de rechte stukken en doe mijn best. Niet meer en niet minder. Ik ben dus een ramp in de bochten die mij te talrijk zijn. (zie boven) Rondje 1 duurt met zijn tien minuten over 5 kilometer wat lang. “Dat moet beter, Anke”; spreek ik mezelf toe en ik ga er voor. Ik geniet van de wind tegen: dan gaat dit aërodynamische bolletje op de Pro Lite liggen en peddelt de een na de ander voorbij. Lachend over de dijk waar we verkeerd reden, grinnikend langs de wisselclinic-plek, loeihard over het fietspad verderop. Nog een rondje hard er achteraan plakken. Dan kan ik ronde 4 wat sparen voor het lopen. Halverwege ronde 3 is de zin op. Ik drink wel wat, maar ik ben er klaar mee. Ik hou mezelf voor dat ik maar 1 tijd hoeft te verslaan: die van mezelf bij Duin. Alleen deze keer, zonder Yvo, want die organiseert dit. Alleen dus. Daarom kan ik me ronde 4 niet inhouden. Ik moet en zal sneller zijn als mezelf. Ondanks de bochten. Ik ga de stomme trainer vragen of hij me bochten wil leren, naar hem luister ik tenminste. Ik ben op tijd uit de klikkers en afgestapt. Heb ik het meisje toch nog ingehaald.
Vincent roept zoals afgesproken dat mijn helm af moet. Ik wil niets eten, voel me nog steeds niet helemaal goed. Snel de loopschoenen aan en gaan. De wisseltijden zijn goed deze keer.
Hardlopen. De eerste kilometer voelt alsof ik een olifant ben. Ik sleep mezelf voort en de zin die er nog over was, brokkelt ook af. De rotonde is lekker stil en het enige stukje asfalt. Ik weet het, dat het onverhard wordt en geef er niks om. De beloning volgt: de eerste kilometer onder de 5 minuten. Ik wil de tijden onder de 5:30 houden, maar stel mezelf scherp in op tijden onder de 5:10. Doorbeuken. We moesten van de omgeving genieten, maar dat laat ik achterwege. Ik word door 2 mannen ingehaald. Geen idee of ik voorop lig of juist niet. Ik tel mijn tijd af. Het echte grote genieten ontbreekt net zo hard als de zon. Soms een straaltje, maar grotendeels bewolkt. Ik zie op tegen de brug. Water drink ik niet, maar gooi ik over me heen. Nog twee kilometer. Ik zie meer vrouwen achter me dan voor me. Ik snap er niks van.
Dan kijk ik naar de totaaltijd. Ik zit al lang over de 1 uur en twintig minuten heen en ook over de tijd van Duin. Dik balen. Geen PR. Vlak voor de brug haalt nog een man mij in. Hij moest er flink zijn best voor doen. De brug valt mee. Niet erg eng. Ik hou het tempo er in. Ik zie Vincent en ik ben er echt bijna. Ik zie dat ik het binnen de 1:25 ga halen en ben op 1:24:41 binnen.
Niet direct trots, zonder trek. Ik ben blij dat ik het erop heb zitten. Dit was lang zo leuk of magisch niet als de eerste triatlons. Ik was ook niet supersnel. Net als SG vijfde in mijn heat. Ik ben ook niet kapot. Ik heb wel alles gegeven, maar het leek erg gecontroleerd. Ik mopper over het zwemmen. Snel pak ik mijn fiets en mijn spullen en we gaan richting huis en naar het zwembad voor Vincent. Ik zou graag ook nog wat zwemmen, omdat dat zo slecht ging. Ik kwebbel even en ga een half uurtje baantjes trekken.
Het gaat wel goed eigenlijk. Toch hou ik het bij een half uurtje en ga ik niet meer mee trainen. Er zijn grenzen. En ik verheug me op en welverdiende hamburger!
Ik ben twaalfde bij de vrouwen die meededen in de de ronde-zonder-de-rotonde. Er is 40+er voor me geëindigd en 1 50+er. De andere 40plus dame heeft met overmacht gewonnen. Ik hoeft niet ontevreden te zijn, maar heb de magie wel gemist. Er volgt geen enkele spierpijn of welk ander ongemak dan ook. Door naar de halve triatlon!