Omgekeerde volgorde: we beginnen aan het einde! Op de dag na de wedstrijd: Dat is het NU, nu ik dit blogje schrijf. En ik voel me PRIMA. Perfect. Geeneens spierpijn! Geen last van mijn rechtervoet, mijn linkervoet, knieën – alle spieren en pezen voelen aan alsof ze gisteren -nou ja- niks hebben gedaan. Dat is een goed begin zo aan het einde dus. Geval van Eind Goed, Al Goed? Bijna….
De uitslag dan maar meteen: 49 minuten en 1 seconde netto. Zesde van de dames, derde dame boven de veertig. En toen ging ik op het gras liggen om even uit te rusten en daarna fietste ik naar huis. Dat was na de wedstrijd. Ik was niet beretrots op de 49 minuten, maar dat is onterecht. Het is gewoon supergoed gemaximaliseerd waar ik op dit moment sta. En in vergelijking met de vorige 10 kilometer wedstrijd voluit-gaan in januari maar liefst 2,5 minuten rapper. Terwijl ik niet aan het trainen ben op ‘sneller’.
Nog een stap terug: De wedstrijd zelf. De laatste twee kilometer waren zwaar. Ik wilde wel versnellen, maar eerlijk is eerlijk: dat lukte niet meer. Tempo van onder de 5 minuten vasthouden was zwaar genoeg. Beetje wind tegen, rechte wegen. Mijn hartslag ging nog wel omhoog en kwam boven de 170 uit. Ik werd nogal soepel door nog een meneer voorbij gestreefd, maar ik kon niet bij hem aansluiten. Nog Even Nog Even, Nog Even, denk ik dan: dadelijk ga ik languit in het gras liggen. De zevende kilometer was een raar makkie: volgens mijn hartslagmeter steeg mijn hartslag enorm aan het begin van de kilometer, maar dat lijkt me een meetfout. Echter, daarna kwam er zoveel rust in me dat het gemakkelijker aanvoelde. In deze kilometer had ik graag een dextro uit mijn zak gehaald, maar die had ik niet bij me. Inmiddels liep ik alleen, en werd heel af en toe ingehaald door kerels die moeiteloos kunnen versnellen blijkbaar. We gingen 1 van de vier bruggen van het vierbruggenpad over. Kilometer 5 en 6 waren niet gemakkelijk: ik moest een stapje terug doen qua tempo en moest me laten inhalen door een andere (jongere) dame. Ik had last van mijn buik en wat lichte steken in mijn zij. Ik had denk ik teveel gedronken vooraf. Kilometer 5 liep ook nog eens over een onverhard smal slingerpad – dus nee, dat waren de beste kilometers niet. Ik was toen aan het aftellen en wilde de hartslag rond de 170 houden. Eén van deze kilometers begon ook met een 5 minuten -tijd. Kilometer 3 en 4 waren om mijn eigen tempo te zoeken. Ik liep lekker, maar wist ook al dat dit tempo niet haalbaar is over 10 kilometer.
Ik kreeg het warm en zweterig. Kilometer 2 was de eenvoudigste: ik had me een plekje veroverd, mijn tempo bleef lekker liggen op 4:40 en ik kwam er mooi in. De eerste kilometer moest ik veel mensen inhalen, veel slingeren. Iemand op blote voeten, de trainster die de 5km al heeft gelopen, een meneer met rinkelende munten in zijn zak: ik ga ze allemaal voorbij. Ik zwaai naar de oude trainer en ik ga zien waar het schip niet gaat stranden. De negatieve tekst maakt plaats voor de mantra: “vlieg ‘m d’r maar in”. Ik ben alle twijfels kwijt.
Aftellen in het startvak: Mijn hartslag is, vrolijk kletsend in het startvak met Vera nog onder de 100, maar ineens wordt het 120. Te laat om weg te rennen! Ik kan maar 1 kant op weglopen en dat is de wedstrijd in. Dat doe ik dan maar, ‘want ik ben er nu toch’. En dat is best wonderlijk als je het afgelopen uur bekijkt.
een kwartiertje eerder: Ik had geen zin. Ik durfde niet. Ik wilde niet. Ik haat wedstrijden. Ik ga trainer/coach Merijn een app sturen dat ik gewoon niet ga. Ik stap op de fiets en ga naar huis. Waarom heb ik niet gewoon aan de trail meegedaan?! Ik was bang dat ik het lopen verleerd was. Ik had geen idee hoe hard ik moest gaan. En ik had al helemaal geen idee waar het schip zou stranden, maar in mijn verbeelding was dat al gebeurt. Bij de ACR, bij de Zeebodemloop: ik had lang geen stress meer gehad, maar nu was het over-the-top. Onzekerheid en faalangst troef. Ik liep langzaam in, waarbij ik slechts lette op de loophouding en inwendig danste: ik weet nog best hoe het moet… Ik sprak een dame aan, want ik ken gelukkig veel mensen in Almere en zij wist al beter dan ik dat ik zou gáán, maar ze begreep ook dat ik gespannen was. Ik liep met hen mee het startvak in, anders was ik daar niet geweest.
Een half uurtje eerder: Ik kwam bij Harry die de startnummers uitdeelde en hij vroeg blij: hoe gaat het? Ik mopperde onder een donkere blik: niet goed. Oh! wat had ik zin om terug naar huis te vluchten zeg. Dat stukje in mijn eentje op mijn fietsje naar de Kemphaan had me erg, erg onzeker gemaakt. Uit het niets eigenlijk. In mijn hoofd zat de “opdracht” die ik van de trainer had gekregen: ‘Kijk maar waar het schip niet strand’. Door die formulering begon ik bang te worden dat het schip wel ergens zou stranden en ik wist niet waar. Ineens had ik geen idee welke hartslagzones ik moest aanhouden, hoe hard ik moest gaan, hoe snel ik zou moeten finishen om wie-dan-ook niet teleur te stellen. Ik werd er bang van. Het voelde als een proef en een test, maar ik wist niet waar het om ging. De winnaar van de vijf kilometer zei het wel te begrijpen, zo ‘vlak’ voor de marathon. Hij trooste me met de beste tekst ever: “Ach, ga nu maar gewoon dadelijk, je bent er nou toch.” Hij dacht hetzelfde over de 10 kilometer en zou tweede worden op die afstand. Ik vroeg Harry tegen me aan te kletsen toen ik was omgekleed om niet te verdwalen in mijn faalangstige gedrag. Zo achteraf was het natuurlijk allemaal vreselijk onnodig, maar daar op de Kemphaan vlak voor de wedstrijd was mijn angst levensgroot en belemmerend aanwezig. Ik dronk veel sportdrank en besloot de wedstrijd op 2 dextrootjes te gaan lopen. Ik had al zoveel gegeten.
Een paar uur eerder: Uitslapen, twee boterhammen eten, me nergens druk over maken. Snel de kleertjes bij elkaar zoeken. Geen stress: het zijn maar tien kilometertjes. Jammer dat het net ietsje te zonnig is.
Een paar dagen eerder: Heb je zin in de wedstrijd? vroeg iemand me. En ik riep: Ja! Op mijn schema stond dat ik “vollebak” moest gaan. Ik keek er enorm naar uit om weer eens te laten zien wat ik kan en te kijken waar ik sta. Na zo’n rustweek is een 10 kilometer wedstrijd echt waar ik zin in heb!
Kortom: Eind goed, al goed: ik heb laten zien waar ik sta, wat ik kan, hoe goed het gaat. Zonder veel naweeën kan ik tien kilometer binnen 50 minuten lopen. En nu heb ik geleerd dat ik het plan onmiddellijk moet laten varen om me in mijn uppie te melden bij de start van de marathon. Weer wat zaken geleerd. Fysiek ga ik die marathon wel lopen, mentaal moeten we nog een paar zware weken “uitrusten, energie sparen en herstellen”, zoals de trainer me beloofd heeft.
kilometer 10, Run Aap Just -> De Just Aap Run 10km in omgekeerde volgorde.
Posted under Uncategorized
Comments Off on kilometer 10, Run Aap Just -> De Just Aap Run 10km in omgekeerde volgorde.
Comments Off on kilometer 10, Run Aap Just -> De Just Aap Run 10km in omgekeerde volgorde.