Er stond een rondje “loslopen” (eigenlijk stond er losdribbelen) op het schema. Drie kwartiertjes. Met twee steigerruns erin. Mijn compagnon ging mee en de route ging naar het Vaartsluisbos. Aanstaande zondag wordt daar de laatste cross gehouden en ik wilde met eigen ogen zien of ik me wegens overmatige modder ziek zou moeten melden.
Het tempo hoefde niet hoog te liggen, maar ik was snipverkouden. Het was letterlijk en figuurlijk een verademing om de hartslagmeter niet in te stellen. De hartslag ging door de verkoudheid snel omhoog. Mijn loopmaatje had nog last van zijn spieren van zijn training op woensdag, dus ondanks het gehoest, liep ik er deze keer het meest soepel bij. Al na een kilometer ging ik aan het proberen om minder grondcontact te maken. Het voelt erg, erg raar aan voor mij, maar ik bereik er twee voordelen mee: ik kan veel meer afzetten met mijn voet en ik zet mijn voet meteen veel meer onder me neer. Ik hoeft ‘alleen maar’ mijn knieën meer op te trekken. Het is nog wel iets waar ik de hele tijd bij na moet denken, maar het loopt wel aardig.
Mijn hartslag daalde na 1 kilometer warmdraaien spectaculair van 160/165 terug naar 140/145, terwijl ik het beter vond gaan! De kilometertijden gingen ook weer met een zes beginnen, terwijl de eerste nog (net) met een 7 begon. Tijd voor de steigerruns van 1 minuut, die ik alleen ging doen. Ik telde netjes 15 seconden af en het ging prima. Van 8,6 kilometer per uur naar 15,3 kilometer per uur! Ik dribbelde weer terug naar mijn loopmaatje en ging na het volgende viaduct voor de tweede en laatste steigerrun. Het ging misschien niet zo snel, maar de hartslag steeg van 138 naar 170 binnen een minuut. En weer verder dribbelen naar de stoplichten. Onder het poortje door en we gingen het industrieterrein over. Het was echt eens fijn om geen rekening te hoeven met de hartslag, de snelheid of andere trainingselementen.
Al kletsende liepen we het water over en ik vond het een fijn idee dat ik straks met de bus terug kon. Ik zou er dan inderdaad ongeveer een 3 kwartier – uur op hebben zitten en dat leek me perfect. Zo kwamen we na dik 5 kilometer bij het bos uit. Fijn hoor, zand onder de voeten! Nee serieus, dit was geen plakkerige, slijkerige, dikke modder; het was gewoon een beetje bosgrond. De tijd daalde wel weer en de route was nogal links-rechts-laten we hier weer ‘s die kant op gaan over de onverharde paden. Heuveltje over en al snel was het rechte asfaltpad nog maar een vage herinnering. Ik had tienduizend stappen gezet en keek verbaasd naar het ‘vuurwerk’ op mijn Fitbit horloge-minischermpje. De zon kwam er zelfs even door en toen werd het bos zo mogelijk nog aantrekkelijker! Deze kilometertijd begon weer fijn met een 7, maar ik heb er tijdens het lopen niet 1 keer naar gekeken. Ik word goed in het negeren van de piepjes! Toen gebeurde er iets heel raars. We kwamen uit bij de weg, zagen in de verte het sluisje en zouden even over de weg daarheen lopen om daarna het schelpjespad te pakken. Tot we bijna bij het sluisje waren, hadden we geen idee waar we liepen. We hebben daar al minstens elk apart en ook samen al tientallen keren gelopen, maar nu zag de hele bekende wereld er ineens totaal anders uit, enkel en alleen omdat wij van het zandpad afkwamen. Verbijsterd bleven we vlak bij het sluisje staan en draaiden ons om. Het was alsof ineens de wereld meedraaide, alsof de puzzelstukjes weer in elkaar vielen, want toen was het zo bekend en bleek dat we wegliepen van het schelpjespad! Een HarryPotter-ervaring alsof je door de muur heen loopt naar de Zweinstein express, zo voelde het. We keken elkaar even vol verbazing aan en zeiden: terug dan maar naar het schelpenpad? Waar komen we dan vandaan?! Na enig puzzelen en ronddraaien, was het erg logisch waar we waren en onbegrijpelijk dat we alle bordjes totaal niet hadden gezien omdat we ze niet verwachtten en liepen we het schelpenpad op. Het tempo kon weer iets omhoog, maar noodzakelijk was dat niet. Ik ging voor een uur lopen, omdat de drie kwartier al bijna om waren en de bushalte nog niet in zicht. We kletsten weer verder over hoe het leven er uit zou zien zonder hardlopen, wat ik vanavond bij de Thai moet gaan eten en hoe we de middaglunch gaan invullen. De hartslag bleef lekker in zone 2 hangen. Mijn loopmaatje ging rennend verder, maar ik pakte netjes volgens schema de bus. Niet omdat ik niet meer kon of wilde, maar omdat het gewoon genoeg was. Ik had een uur en drie minuten gelopen en daarvan genoten, ik had mijn doel bereikt (het Vaartsluisbos keuren) en gelukkig had ik ook een OV chipkaart bij me. “Dat is geen hardlopen” zei de buschauffeuse, maar ik kon er om lachen, want ik wist dat ik toch 9,5 kilometer ‘in the pocket’ had. Ik zwaaide lekker naar mijn loopmaatje vanuit de bus, zonder jaloezie, want ik kon bij het overstappen de croissants en harde bolletjes voor de lunch verzorgen. Al met al was ik vijf minuten eerder thuis. Door de compressiekousen bleef spierpijn of last van enig ander loopkwaaltje uit. Helaas werd het hoesten er niet minder om, terwijl ik nu zeker weet dat ik geen smoes nodig heb om de modder van het Vaartsluisbos over te slaan!