browser icon
You are using an insecure version of your web browser. Please update your browser!
Using an outdated browser makes your computer unsafe. For a safer, faster, more enjoyable user experience, please update your browser today or try a newer browser.

2020-08 Spa Francorchamps Circuit Run – op naar 100 kilometer over het circuit!

Posted by on 7 March 2020

Al sinds 2015 is de Spa Francorchamps Circuit Run de eerste belangrijke wedstrijd van het jaar. Ik liep er 14 kilometer, en toen 21, daarna samen met Vincent 7 en nog een keer 21 en vorig jaar ook 21. Ondertussen heb ik dus al zo’n 85 kilometer hardgelopen over het Formule 1 asfalt! Op naar de 100 vandaag. Ik ga weer drie rondjes doen, 3 keer Eau Rouge beklimmen, 3 keer de busstopchicane door die elke keer groter lijkt te worden. Voorgaande jaren was het zenuwen: er moest van alles: genieten, een tijd halen, met Vincent meelopen, door de sneeuw rennen. Maar dit jaar hoeft er niks. Ik ga gewoon zonder expliciete heuveltraining, zonder expliciete halve-marathon training 21 kilometer hardlopen. Op ervaring. Met een dieet wat ik even een paar dagen heb stopgezet. Maar veel meer heb ik er niet voor gedaan, gelaten of getraind. Vincent heeft wel een doel en heel gericht getraind: hij wil 7 kilometer binnen een half uur hardlopen. Gezien het feit dat hij een tijd heeft staan van 34 minuten, denk ik eerlijk gezegd dat hij rond de 31 minuten uitkomt, maar we zullen het wel zien!

Vincents tijden.

We nemen iemand mee, een Dennis uit Almere. Dennis heeft geen chauffeur naar de Ardennen, want die durft niet in verband met het corona-virus. We halen Dennis op, tanken en scheuren met de Mercedes naar Belgiƫ. Ik leer Franse woordjes met Vincent in de auto, maar op papier kijken is niet zo verstandig voor mij. Maakt me een beetje misselijk. Ik eet wel 6 witte boterhammen en drink zoveel sportdrank dat we al voor Den Bosch een plasstop moeten maken! We zijn ruim op tijd in de Ardennen en rijden om naar de verkeerde kant van het circuit.

Ik voel niks geen zenuwen of verwachting. Dennis en Vincent gaan de 7 kilometer lopen, maar ik start als eerste om 12:45. Ik moet nog wel een paar keer naar de toilet, hang mijn rugzakje op, doe de natgelekte sokken aan en sta (doordat er maar 1 toilet is) net op tijd klaar. En dan stapelen de nadelen zich opeens op: ik ben niet meer onder de indruk. Ik heb dit al een keer gedaan. Ik heb de groeven in de baan al bewonderd. Ik weet al hoe het voelt om op dit asfalt te staan. Het is in al die jaren veel drukker geworden. Ik hoeft hier helemaal niks. Niet snel, niet binnen 2 uur. Aan de andere kant: toen ik hier vorig jaar stond, was alles nog heel anders. Toen voelde een halve marathon nog als een opgave. Nu is het een “stukje”, een kwart stukje. En zo begin ik met lopen, terwijl ik daar emotioneel nog niet helemaal klaar voor ben. Ik ga rustig de bocht door en wijk uit om naar Rob te zwaaien.

Ik vind het best prachtig allemaal, maar het voelt ook een beetje ‘nutteloos’. Ik weet niet goed hoe ik het moet omschrijven, maar het gevoel been-there-done-this dringt zich op. Aan de andere kant ligt de tribune waar de we de eerste keer naar de races keken er prachtig bij. Het weer is heerlijk. Het is zelfs warm. Ik heb genoeg gegeten. En daar staat Vincent in het hokje.

Er lopen veel mensen voor me. En dan merk ik dat niet alleen mijn hoofd een beetje achterblijft, maar mijn benen blijken ook niet zoveel zin te hebben. De eerste kilometer zit er al op en ik begin al met aftellen! En dan moeten we nog omhoog! Ik dribbel naar boven. Mijn benen roepen: 2 rondjes is meer dan genoeg, dan krijg je ook een medaille. Mijn hoofd is het ergens wel met ze eens. Dat heb ik nog nooit meegemaakt! Het is een eind naar boven over Kemmel. Langs de opblaashelm.

Een wat stevige mevrouw haalt mij in. Ik vind het leuk voor haar dat ze ook 21 kilometer loopt, maar ik voel me wel sloom zo. Natuurlijk kom ik ook boven en de tijd valt nog wel mee. Ik ga wat drinken, waarom ook niet? Dan lopen we lekker even vlak en het gaat al wat uiteen lopen. Dan naar beneden. Dat gaat lekker, maar ik hoeft niet te versnellen en doe dat ook niet. Ik let deze keer eens heel goed op de bochten en hoe de baan loopt en dit jaar heb ik het eindelijk door! Er ligt wat water op de baan. Mijn hoofd en benen hebben nog steeds geen zin. Op ervaring lopen ze door. Ze zijn niet anders gewend.

We lopen aan de andere kant van het circuit waar we daarstraks met de auto stonden. En dan de grote bocht om bij het medisch centrum en de kartbaan waar karts rijden. Dan gaan we omhoog en nu haal ik de dames voor mij in en de stevige mevrouw ook. Voorgoed. Ik drink nog wat en ik kom er in. Dit beetje omhoog en dan zo lekker in de schaduw, dit bevalt mij wel! Ik ben er nog niet uit of ik twee of drie rondjes zal lopen. Nog nooit heb ik zo getwijfeld. Ik denk er zelfs aan dit jaar alle wedstrijden maar achterwege te laten. Ik kom in de busstopchicane en zie Rob in de verte.

Ik doe mijn duimpje naar beneden, hoewel ik wel lach en de eerste ronde toch netjes in 40 minuten heb gelopen. Dan heb ik straks 5 minuten over voor het laatste rondje. Ik heb het ook warm intussen, terwijl alleen maar het dunne jasje aanheb en korte mouwen. Ik hobbel gewoon verder en dan is het een maar een soort van beslissing, maar nu ik er toch ben, kan ik er ook maar beter van genieten ook! En ik ga gewoon 2 rondjes onafgebroken hardlopen. Daar ben ik er namelijk voor. Het valt me op dat de baan nog best vuil is met veel dennetakjes of nepgras. Dat komt omdat er vorige week nog sneeuw lag. Ik tel snel uit dat ik Vincent niet voor zal blijven, maar ik snap niet zo goed waarom. En ik tel uit dat ik toch echt drie rondjes zal moeten doen om 100 kilometer over het circuit te hebben gelopen.

Zo ploeter ik Eau Rouge weer op. Ik heb me er bij neergelegd dat ik zeker niet binnen 2 uur kan finishen, maar dat 2 uur en 15 minuten heel haalbaar is. En dan weer omhoog. Dat vind ik het moeilijkste stuk. Oneindig omhoog.

Dan gebeurt er iets (heel) vervelends: ik kan nauwelijks sportdrank uit de waterzak krijgen. Ik denk dat er ergens iets klem zit en trek en duw wat, maar meer dan een paar slokken die enorm veel zuigkracht kosten, krijg ik niet binnen. Ik kan moeilijk stoppen en alles goed gaan doen, want ik blijf hardlopen heb ik ‘afgesproken’ met mezelf. In de bocht neem ik de korte lijn en dan even lekker vlak lopen.

De mensen met de hond worden gesommeerd het circuit zo snel mogelijk te verlaten. Ondertussen lopen ook de 14 kilometer lopers erbij. Dan het prachtige uitzicht en weer een stukje lekker naar beneden toe. Het zonlicht is prachtig. De bossen zijn geweldig en het watertje is zo schattig. Ik ga niet versnellen naar beneden. Inmiddels zijn mijn benen gestopt met zeuren om 2 rondjes. Mijn hoofd weet ook dat we hier voor 3 ronden gekomen zijn en dat ik voor minder de medaille niet ophaal. Bocht om, rode helm, extra bocht en dan door het water. Je loopt toch telkens in de buurt van dezelfde mensen, maar het maakt mij niet uit. Mijn eigen race, zoals Joyce me heeft voorgehouden. De verre bocht door en nu racen ze met kleine motoren op de kartbaan! Ik drink nog maar een beetje en dan weer lekker omhoog lopen. Dat je kunt uitkijken naar de tribunes en weer een rondje. Ondertussen kijk ik op mijn horloge en het is twee uur. Vincent start en ik moedig hem aan vanaf deze kant van de baan. Nu is zijn tijd gekomen!

Ik zie niemand die ik ken in het start-finishgebied. Nu ga ik de laatste ronde in – natuurlijk doe ik dat! Ik heb nog alle tijd om binnen 2 uur en een kwartier te finishen. En meer hoeft ik niet te doen. Ik mag dadelijk voor het eerst van mijn leven Eau Rouge van mezelf op wandelen. In mijn hoofd ben ik bij Vincent.

Zou hij zijn schier onmogelijke opdracht halen? Zal ik Rob vragen mij zijn eindtijd te appen? Ik kijk nog een keer langs de F2-boxen en dan valt het kwartje: wat een geluk dat ik hier kan en mag lopen zeg. Ik doe de 15 kilometer netjes binnen anderhalf uur. Ik ben niet ontevreden, want ik heb ook 10 kilometer binnen een uur gelopen. Maar nu hoeft er niks meer.

Potverdikkie, daar zit Rob in Eau Rouge! Ik ben erg blij hem te zien en herken hem van verre, maar het nadeel is dat ik niet mag gaan wandelen nu. Ik dribbel omhoog en geef hem een kus hand en roep dat hij Vincent moet opvangen.

Zodra hij uit zicht is, wandel ik omhoog. Met een foto en een selfie.

Ik hou dat wandelen maar heel even vol en doe het laatste stuk toch hardlopend en dan dribbel ik weer verder omhoog. Ik kijk even naar de plek waar Herbert verongelukt is en maak een paar foto’s.

De meneer die per ongeluk op mijn selfie verscheen, trakteert me op een glimlach en loopt dan door. Ik ben nu eenmaal een poldermeisje, waar alles vlak is, dus omhoog lopen is niet mijn ding. Ik leg me er bij neer, maar weet dat ik het ook haal. De laatste keer de bochten door bij de die aardige Fransen op de post met hun moderne muziek. En dan uitkijken over de caravans en in de verte de paddock zien. Daar hoeft ik alleen nog maar naar toe. Zou Vincent er al bijna zijn? Raar idee dat hij daar al kan lopen. Er is bijna een half uurtje voorbij. “Kom op ventje, laat zien wat je kunt” zeg ik hardop.

En ik ga weer omlaag. Ik trek en sjor aan mijn rugzak en kan weer iets meer drinken. Ik heb er 18 kilometer op zitten. Dan weet ik dat ik de finish wel zal halen. Ik maak nog een paar foto’s en dan het ietwat saaie stuk in. Grappig dat je nu echt niet meer weet wie welke afstand doet. Ik word moe. Van die vermoeidheid die zegt: “te weinig brandstof over”. Ik kan er niet zoveel aan doen. Ik app Rob niet voor Vincents tijd, ik wil het van hem zelf horen. En dat is de reden dat ik gewoon doorloop. Zo ‘hard’ als ik nog kan. Deze derde keer racen er quads op de kartbaan en die stinken. Dan omhoog. Ik hoeft alleen nog maar omhoog. Om me heen zijn hordes mensen aan het wandelen. Die haal ik allemaal in. Ik moet naar mijn kindje toe. Ik maak nog een foto van het prachtige zonlicht op de geel-rode curbs en dan gaat de niet-opgeven knop voluit aan.

Niet wandelen, niet denken, niet moeilijk doen – hardlopen tot ik er ben. In de busstop chicane zit Rob. Ik ben blij dat ik er bijna ben en dat ik het zelfs binnen 2 uur en tien minuten zal halen, hoewel het hier de langzaamste halve marathon wordt.

Voor de eerste keer is de weg naar de finish niet zo lang, want daar staat Vincent. Ik hoor hem achter de finishlijn staan en mij aanmoedigen en ik kom juichend naar hem toe.

Nog voor ik goed en wel gefinshed ben roep ik al ‘wat is je tijd’. Ik kan nog net mijn horloge uitzetten. Wat denk je, vraagt hij en ik begin met eenendertig. Hij verbetert me en begint met een negen en dat is genoeg voor mij. Ik moet er van huilen, zo trots ben ik. Mijn kind heeft onder het half uur gelopen! Mijn tijd is voorbij, nu hoeft ik alleen nog maar ‘de trotse moeder van’ te zijn. Ik vergeet er zelf kapot van te zijn. Iets met 2 uur en 7 minuten. Net geen 10 kilometer per uur, maar het boeit me niet echt. Wat een toptijd van dat mannetje!

We moeten lang in de rij staan voor de medaille. Ik ben niet overdreven moe of kapot. We gaan naar de auto waar Dennis ook al is. Ik kleed me om en spoel me heel even af. Dat is lekker. Dan achterin de auto appen en bijkomen. Ik heb een beetje spierpijn. Rob scheurt lekker hard terug. We hebben voor hem ook een medaille geregeld. De medaille is werkelijk prachtig: een stuurtje en het circuit erop en de medaille zit als een kadootje in gepakt.

We brengen Dennis thuis die net onder de 36 minuten heeft gelopen. Vincent is supertrots en blij en heeft veel spierpijn. We halen een hamburger en die is erg lekker. Even de spullen opruimen en dan ga ik lekker in bad. Ik heb erg veel last van mijn keel. Ergens vind ik het helemaal niet erg dat ik niet mijn beste wedstrijd heb gelopen, want Vincents prestatie maakt alles goed. Dit is niet perse mijn jaar, maar dit is het jaar waarop ik mag meeliften met Vincent. Uiteindelijk heb ik netjes gelopen, 75% van de tijd genoten. Nadeel is dat ik hooguit 300ml gedronken heb van de liter die ik moest opmaken. Dat verklaart wel hoe ik me voelde onderweg. Voor de statistieken nog even dit:

4 keer (bijna) 21 kilometer
1 keer (bijna) 14 en 1 keer (bijna) 7 kilometer

Honderdenvier kilometer op het circuit van Spa Francorchamps. Prachtig toch?!

Voordeel van zo’n rustige duurloop is dat ik zondag nauwelijks spierpijn heb. Wel heb ik erge last van keelpijn. Veel thee drinken en rustig aan doen lossen dat aardig op. Ik twijfel of ik uit zal fietsen (maar dat is zoveel werk) of uit zal lopen (want dan haal ik 50 kilometer in 1 week) Uiteindelijk tellen de 50 kilometer het zwaarst. Rustig aan minimaal 3 kilometer met alles in de 7.

Ik hobbel rond, voel een beetje mijn bovenbenen, luister naar de vogels en mijn voetstappen. 4 Kilometer in een half uur, heerlijk uitgelopen!

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

four × 1 =