Maandag 25 april. R. us T dA. g ????
Ja, echt. Een dag niks. Niks in Garmin, geen sport, nog geen wandeling. Gelukkig werkt mijn lijf mee om de rode ring te vullen door rode buikkrampen. Altijd fijn, al gaat het gepaard met behoorlijke pijnscheuten.
Op mijn werk valt de ellende mee en door een betere werkverdeling kom ik juist goed vooruit! ‘s Avonds ga ik bij een held langs die Ironman Hamburg een keer heeft gedaan en me er alles over kan en wil vertellen.
Mijn horloge meldt dat een dag rust mijn hersteltijd heeft verbeterd! Ik ben verbijsterd, want die melding heb ik nog nooit gezien. Een dag rust is dan ook onbekend.
26 April – De Markeermeerdijk, de uitdaging en ik ??♀️?
Eind januari zag ik de trainer van Vincent de Markermeerdijk afrennen. Hij is (op z’n best gezegd) een snellere en makkelijkere loper dan ik, maar de uitdaging pakte me direct. Een mentale opgave. Geen afleiding, recht, geen ontsnapping mogelijk en voor mij een opgave om de voeding op orde te krijgen omdat het wel erg zelfvoorzienend is. Ik wil van Enkhuizen naar Lelystad: omdat ik dan wind mee heb en omdat het me beter lijkt de hoge toren van Lelystad steeds te zien, dat je het einddoel in het vizier hebt. Trainster vond het ook een goed plan, ik nam een dag vrij en Joyce reed me naar Enkhuizen. Zij gaat shoppen in Bataviastad. Geen moment wil ik met haar ruilen! Nou, misschien even als we op de dijk richting Enkhuizen rijden, want zelfs dat is al ver…
Ik heb vroeg gegeten, wit brood, ben al uitgebreid naar de WC geweest, maar mijn darmen zijn zo lastig de laatste tijd… Vasaline gesmeerd, alles bij me: van oortjes tot geld. In Enkhuizen ga ik nog een keer naar de WC bij het station.
Het lijkt koud. Telefoon op stil en starten zonder muziek. Als ik de haven voorbij ben, is de kou al verdreven. Ik weet nog niet of dit gaat lukken vandaag. Ik voel wat krampen en ik hou me in met lopen. Ik denk aan een tempo 6:10-6:20. Ik begin op 6:00, maar niet overdrijven. Alles wat ik me nu kan inhouden, is straks winst. Over 25 kilometer… Niet aan denken! Het is stuitend om op het bordje te zien hoe ver Lelystad is.
Ik ben nog aan het wennen, aan het acclimatiseren en aan het accepteren voor welke uitdaging ik sta. Ik zie Enkhuizen al achter me liggen, loop over de sluizen en maak lekker veel foto’s. Ook van het naviduct.
Helaas ook weer omhoog. Een paar auto’s toeteren naar me. Weten zij veel… Het eerste stuk loopt langs de weg. Je hoort de auto’s goed, maar er zijn ook hele stukken zonder auto’s en dan is het mooi stil. Heel, heel in de verte is de mast van Lelystad te zien. Ik heb last van krampen. Niet toch?! Mijn waarschuwing staat elk kwartier. Drinken en elk half uur een gel. Al lijkt drinken nu nog gek, ik drink meteen maar veel. Op 13 kilometer zit een restaurant waar ik naar de WC kan en water moet bijvullen. Zoveel mogelijk.
Een gel na 30 minuten. Ik zeg tegen mezelf: het moet, kom op. Een high5 gel. De route is buitengewoon overzichtelijk. Recht. Lang. Lastig. Het is vooral lastig om niet te denken: pas 6 kilometer, nog 24 te gaan. Maar opdelen in kleinere doelen is ook lastig, want het is allemaal recht en lang en zonder veel herkenningspunten. Tot het restaurantje dan maar. Of eerst tot de opgang op de dijk. Dan kijk ik vooruit en loop rechtop. Mijn darmen rommelen toch. Negeren. Nog even kijken naar Lelystad (zo ver) en het Markermeer en dan over het dijkje wat de weg van het fietspad zal scheiden voor de komende tig kilometers. Uitzicht op het IJsselmeer en de molens.
Er zitten al 7 kilometer op en het voelt nog niet je-van-het. Ik kan er mijn vinger niet op leggen. Het is overigens volkomen stil op het fietspad. Ik zie al met al hooguit tien fietsers en 1 brommertje vandaag. Op 8 kilometer is het toch mis: ik moet écht. Nog 5 kilometer ga ik niet redden. Ik klim het hele lage hekje over en ga zitten in het gras. Het is gewoon vast en veel en smerig. Ik stop het horloge dan even. Dit is anders als in het bos en ik baal er echt van dat mijn darmen zo vervelend doen. Het tuitje van de drinkzak hangt niet meer op mijn buik, het eten is goed gegaan. Waarom dan toch?
Dan ga ik opgelucht weer verder. Ik heb nog een paar tellen medelijden met de fietsers die passeren. En dan kom ik in een trance. Ik ga iets minder hard dan in het begin en accepteer dat. 6:08 is mij ook goed. Ik begin te denken en te mijmeren en te fantaseren en mijn benen lopen gewoon door. Dit kan ik kilometers lang volhouden. Ik vind het bijna jammer dat ik bij het restaurantje ben nu ik zo’n lekker ritme heb gevonden. Maar ik moet bijvullen en Joyce appen.
Ik hoef niet eens meer perse naar de WC, ware het niet dat een wissel me goed uitkomt op deze dag. Water bijvullen is wel nodig, want ik heb de eerste liter bijna op *trots*. Het kost me een euro, maar de zoektijd kost meer, namelijk irritatie. Ik wil zo snel mogelijk weer terug aan het lopen in de trance die ik net had!
Ik voel me nu nog beter en ben gelukkig weer snel in de hardloopmodus. Nu is het pas echt recht en saai en lang. Ik doe geen muziek. Ik luister wel naar de golfslag. Ik heb de wind echt van linksachter in de rug gelukkig. Net verkoelend, helpt net om te rennen in een iets hoger tempo. Dat constateer ik voor 2 kilometer en dat ik op de helft ben en dan ga ik echt volledig ‘in the flow’. Geen idee hoe hard ik loop, wat er om mij heen gebeurt, geen zorgen over hoe ver ik nog moet, geen gerommel in de darmen. Heel even trekt een spier in mijn rechter bovenbeen en een tijd later in mijn rechtervoet, maar het is voorbij voor het ook maar kan doordringen.
Ik loop nu richting een halve marathon. Wel netjes op tijd neem ik de gels en het water. En dan is er toch iets van zorg te vinden: is dit water eigenlijk wel drinkbaar?! Ze spoelden de toiletten met ijsselmeerwater, maar kwam dat ook uit de kraan? Dat zou zuur zijn om daardoor te moeten stoppen, dat kunnen mijn darmen niet aan. Zou ik dat niet proeven dan? Maar het water lijkt oke. Op 20km neem ik de gel van Maurten. Rare substantie is het. Tussen tandpasta en gelpudding in. Er hoeft gelukkig niet heel veel water bij en het spul is smaakloos.
De halve marathontijd uit en thuis stuur ik naar Joyce. De Garmin heb ik in de pauzes gestopt. De gel valt prima en ik kan nog iets aanzetten ook. In mijn hoofd ontstaat het plan om de laatste 5 km te versnellen. Dat heb ik DdK zien doen, maar ik weet niet zeker of ik dat ook kan. Ik wacht op de bocht. Dan zal ik eindelijk de windmolens achter me laten. Maar het zijn eigenlijk 2 bochten! En dan duurt het lang.
Ik zie boten en opeens zijn de windmolens toch achter me. Als ik dan voor me de toren van Lelystad weer zie, is die toch flink groter! Het is fijn een einddoel in zicht te hebben. Alleen verandert de wind opeens en ik kom weer langs de weg te lopen. Autogeluiden verdrijven de golven. Ik zie meer schepen en het is onrustiger. Tussen kilometer 22 en 25 heb ik het ‘t moeilijkst. Aanpassen, onrust en bedenken wat ik met die laatste 5 kilometer wil en kan. Ik zal nog 1 keer stoppen voor de laatste gel op 25km. Ik kijk er naar uit.
Ja, ik ga versnellen. Kijken wat er lukt. Ik kan dat! Ik kan over deze lange dijk lopen en de eerste 5 kilometer en de laatste 5 kilometer harder lopen, moet mij ook lukken. Ik heb iets minder dan een half uur op de Garmin om binnen de 3 uur te komen. Een behoorlijk scherp doel stellen en het pijpje leeg durven te maken zijn echt uitdagingen voor mij. En dan ook nog de sluis over! Maar: hoe sneller ik ga lopen, hoe eerder ik er vanaf ben! Ik zet aan. Het is niet makkelijk, nee. Het is warm. Maar ik wil het gewoon. 5:46, twee kilometer lang in datzelfde hogere tempo. Nog 3 kilometer. Volhouden. Ik sla het drinkmoment nu over. De gel helpt. De brug staat open!
Ik ren gewoon in hetzelfde hoge tempo naar boven. Hoe harder, hoe eerder ik klaar ben. De brug is op tijd open, maar nu is er erg veel verkeer. Nog onrustiger. De brug rammelt. Er liggen boten. Maar ik moet door!
En dan is daar de toren waar ik onder sta en het bord van Lelystad. Gaaf. Emotioneel momentje, ware het niet dat ik echt nog even een kilometer heel diep zal moeten gaan voor de drie uur. Wil ik dat? Daar denk ik niet over na. Kan ik dat? JA! Ik app Joyce. Dan kom ik aan het begin van de Oostvaardersdijk, wat een leuk bordje, dat dat hier is! Straks maar fotograferen (niet meer gelukt). Nu moet ik langs de boot rennen. Hard.
Ik moet nog iets verder! Nog 500m tot de 30 kilometer vol zijn. Ik zeg langs de kade hardop tegen mezelf: ga door anke, kom op. Ik hou de tijd in de gaten en ik klok 30 kilometer af op 2:59:47 op de Garmin. YES.
Ik heb er met alle stops erbij 12 minuten langer over gedaan. Ook dat is keurig netjes. Ik ben even moe en even de weg kwijt en wandel terug naar de boot. Joyce is al op de parkeerplaats (had ik daar naar toe kunnen lopen dus). Geen pijntjes. Wel vermoeid. En trots dat ik nog kon versnellen. En blij dat ik goed gevoed heb. Het enige minpuntje zijn de darmen die nog dwars liggen. Ik voel me fit. Al moet ik niet denken dat er nog 12 kilometer bij moeten en dat ik nog moet fietsen en zwemmen ook. Maar het deel ‘doorzetten’, ‘volhouden’, ‘uitdagen’ en ‘voeding’ heeft vandaag grote stappen voorwaarts gemaakt!
27 April Koningsdagritje ??♀️(??)?♂️
Ik heb spierpijn in mijn bovenbenen. Eigenlijk heb ik nooit spierpijn, dus dit is echt nieuw voor me! Vervelend. Ik ben ook een beetje moe. Maar ik kan iets langer blijven liggen. En ik kan het onkruid wieden. En ik kan de ramen lappen. Ik hou wel een beetje de spierpijn.
Dit jaar heb ik niks met koningsdag. Voorgaande jaren miste ik de vrijmarkt nog een beetje, maar nu ben ik bezig met sport en rust, niet met drukte en onrust. Uitfietsen dan op een hoge cadans. Vincent gaat met mij mee. Hebben we een rode fiets en een blauwe fiets! De witte fiets denken we ertussen. Vincent is erg verkouden, dus hij wil vooral niet hard. Ik wil alleen een hoge cadans.
We gaan over de dijk met een soort van wind mee. Geen van beiden zijn we erg spraakzaam. Vincent omdat hij het zo zonder al te veel lucht zwaar heeft, ik omdat ik het net te simpel vind. Maar dan let ik wel op de cadans en die hou ik zo hoog mogelijk. Het is niet erg zonnig. Ik drink netjes het water bij elk signaaltje. Ik heb ook al veel thee op, dus ik moet plassen. We steken eerder terug. We zijn drie kwartier onderweg en we krijgen nog wind tegen.
Even een plaspauze onderweg en dan gaan we aan de andere kant van de Noorderplassen weer terug. Het is stil overal. Dat vind ik niks erg! Maar opvallend weinig die buiten zijn, zeker op de dijk. Wel een beetje in de wijken, maar dan meteen weer heel veel mensen die niet snappen dat er ook anderen van het pad gebruik willen maken. Ik ben d’r wel zo’n beetje klaar mee en Vincent al helemaal. Hij verzint de makkelijkste route naar huis. Meestal is het mijn tekst die hij bezigt vandaag: “Je mag wel een stukje eigen tempo doen hoor.” Ik doe het lekker niet! Met 33,99 kilometer zijn we thuis. Ik vind het best! Het is mooi geweest. Ik ben er niet echt moe van. En de spierpijn blijft. Da’s gek. Ik ontdek dat ik op mijn bovenbenen vooral een beetje verbrand ben. Is dat hetzelfde als spierpijn?!
28 April. Een ommetje van een recreant op een tijdritfiets
5 uur duurrit, staat er dan. Vijf uur fietsen. Dat vind ik moeilijker dan 3 uur hardlopen over een saaie rechte dijk. Met 5 uur fietsen moet ik de voeding op orde hebben. En op de tijdritfiets passen. Ik moet een noodset klaarleggen voor als het niet tijdig haal om bij de belangrijke vergadering voor het werk te zijn. Voor mij is dat best een hoop.
Fiets is klaar en ik zet een muziekje aan. Ik kies bewust om het eerste stuk wind tegen te hebben op het bekende stuk langs de Oostvaardersdijk. Alles wat ik voor 9 uur vertrek is goed. Kwart voor 9 ben ik weg. Het is koel. Ik heb het koud. En het tempo ligt laag. Het is stil overal. Ik heb de GoPro mee voor de foto’s. En al drinken na een kwartier. De citroendrank is ‘mwah’. De Oostvaardersplassen zijn behoorlijk droog.
Ik baal van de wind tegen en vind het lastig te verteren dat ik slechts 23km/u rij. Zo haal ik de gemiddeld beoogde 25km/u niet! Bij Lelystad eventjes zoeken, maar het wijst zich een beetje vanzelf. Ik stop even voor de foto van het begin van de Oostvaardersdijk.
Ik train. Het gaat niet om snelheid. Niet om te racen. Ik moet gewoon bewijzen dat ik urenlang kan blijven zitten. En dat ik train met voeding. Een gel is plakkerig. Drinken op de fiets met de bidon voor vind ik wat akelig omdat je dan niks ziet. Als het drinken op is, rij ik bijna van de hele brede weg af! Ik vul al fietsend bij. Oefenen! Ik kom bij de krachtcentrale.
Fotootje. Dan langs de windmolens die ze aan het ontmantelen zijn. Wat ik grappig vind is dat er al een overkant is. Dat ken ik dan weer niet van het Markermeer. Langzaam leg ik me neer bij het tempo en de fietstraining. Geen trance zoals bij het lopen, maar acceptatie. En dan ben ik bij de Ketelbrug. Fascinerend. Dat vind ik met de auto al een heel stuk.
Ze zijn bezig met zandoverslag. Fascinerend. Ik mis bijna het fietspad. En dan langs het Ketelmeer. Ik zie waarom het zo heet, of staat de ketel daar omdat het Ketelmeer heet?
Anyway, dit is een heel lang stuk en ik moet plassen. Echt druk is het niet, nergens niet. Wat andere toeristen en een enkele racefietser. Ik rij richting de brug van Kampen denk ik. Maar dat klinkt helemaal super ver weg.
En dan bij kilometerpaaltje 6km ga ik gewoon in de berm zitten. Er is toch niemand die er last van heeft. Het tempo is wel iets omhoog gegaan, maar het houdt nog niet echt over. Ik eet en drink zo netjes mogelijk, maar aan de training met tien minuten een andere hartslagzone hou ik me niet. Ik krijg genoeg piepjes van de GoPro (ding is leeg) en van de voeding. Ik blijf wel gewoon fietsen.
Ik fiets heerlijk tot een geinig haventje bij de Roggebotsluis. Hier eindigt de Grote Vaart! Ik begin er lol in te krijgen. En dan beginnen de bruggen. Ik ga tot de Eemhof en van daaruit ga ik terug, afhankelijk van hoeveel tijd ik heb. De wind draait nu eindelijk met me mee. Het tempo gaat behoorlijk omhoog en het is ook gemakkelijker nu. Alleen de zon komt door. Fijn, maar… VLIEGJES. Hele wolken bekogelen me. Vreselijk.
Ik heb geen idee waar ik blijf. Geen flauw benul meer. Weer een brug, maar deze ken ik ook niet echt. Ik slinger er omheen en word 1 keer ingehaald. Fijn, dan kan deze man mij de weg laten zien. Hij slaat af. Ik kom bij een stoplicht voor groot verkeer en wordt voorgelaten. 1 Stoplicht op de hele route. En die staat op rood, maar toch mag ik door 😀 En dan de lange rechte dijken weer.
Ik ga hard en twijfel of ik goed ga, want ik zie alleen maar dijk links van me en geen water. Dat ligt rechts van me. Dan kom ik aan het begin van de Knardijk bij een vreemd soort bouwwerk. Ik moet weer plassen. Ik ga naast het rare bouwsel zitten. Ik zwaar nog net niet naar de fietsster die recht voor me oversteekt! En dan weer door. Lekker hard. Langs Zeewolde. En de Ark die hier blijkbaar staat. Ik vind Zeewolde leuk.
Dan kom ik door Zeewolde (ken ik van het trouwen en van de triatlon) en na Zeewolde gaat het mis. Er staat een verboden-voor-fietsers-bord, twee zelfs. Dus daar mag ik niet in. Naar links gaat naar het pontje, daar wil ik niet in. De andere kant op dan, maar ik scheur door een wijk en strand in een bos. Irritatie! Horloge uit, kijken, hoe dan wel, terugfietsen, stranden tegen het water aan en er lopen allemaal honden in de weg. Zie ik de 4 electrische fietsers weer die ik al 2 keer heb ingehaald (voor en na het plassen). Dan komen er mensen uit 1 van de verboden fietspaden en pissig denk ik: dan ik ook. Rot op zeg. Zeewolde heeft afgedaan. Ondanks de chinook die overvliegt.
Ik rij langs een vakantiepark. Hoe ver is het eigenlijk nog tot de Eemhof? Ik moet toch nog langs het hondenstrandje komen? En dan ben ik er toch bijna? Ik pak de route door het bos. Nu krijg ik toch een beetje haast. Want echt bekend terrein is dit nog niet. Dan kom ik door het bos. Geslinger. Gelukkig is het niet druk en zijn de vliegjes ook een beetje gevlogen. Het tempo blijft redelijk hoog. Aha, weer een brug, nu komt het goed! Maar verhip, dit is pas bij Nijkerk! Nog niet bij de Eemhof.
Weer door het bos. De Eemhof laat lang op zich wachten. Het tempo is prima nu en ik haal het gemiddelde mooi omhoog en ik ben ook helemaal gewend aan fietsen en zit in een soort ritme en een lichte trance, maar er rijzen ook zorgen. Ik ga het niet halen qua tijd om naar huis te fietsen, af te spoelen en naar het werk te rijden om op tijd bij de vergadering te zijn. Potdikkie. Ik beslis als ik de Eemhof voorbij ben. Ik bel Vincent dat hij naar Qonsío moet komen met mijn spullen. Het voelt als falen en tegelijkertijd geeft het rust.
Ik ga langs de vrolijk gekleurde windmolens richting de brug. Eindelijk bekend terrein. Ik ontspan. Dit ken ik en dit kan ik. Ik voel wel mijn edele delen. Dat baart me een beetje zorgen, want daar ging het een paar jaar geleden ook niet goed mee. Ik drink goed en graag van de Zero, maar dat is geen sportdrank. De Berry-drank is echt een lekkere ranja! Ik maak nog een gel op en ik eet blokjes. Niet meer superregelmatig, maar ik blijf wel het één en ander binnen krijgen.
Onder onze eigen brug door. Ik ga echt veel fietsen vandaag! Zal raar zijn om dadelijk tegen de collega’s te zeggen dat ik 140km heb gefietst. Vincent gaat wat later weg. Ik zie een enorm Amerikaans superjacht op weg naar Almere Haven.
Verder zit ik vanaf de Eemhof tot Almere Haven behoorlijk in mijn eigen wereldje. Ik hoeft niet meer zo van de omgeving te genieten, niet meer zo op te letten en ik heb tijd. Eindelijk haal ik dan een andere racefietser in! Almere Haven blijft geduns en ik neem het ommetje waardoor ik de racefietser nog een keer mag inhalen. Door naar de volgende brug. Ik kan nog verder, want Vincent is nog onderweg. Anders zit ik zo lang zonder spullen. Ik draai bij Marina Haven weer een dijk op en -oja- dan heb ik weer wind tegen. Het tempo dramatiseert weer. Ik neem hetzelfde fietspad als gister! Het hele rondje Flevoland maak ik vandaag niet meer af.
Dan nog een stuk terugrijden en het tempo kan weer omhoog. De wind is wat gedraaid. De rode brug over en dan ben ik na 143 kilometer op kantoor. Met een gemiddelde van 25,9km/u. Ik doe het er maar voor. Cadans van 78. Redelijk. Tja, ik ben nou eenmaal geen snelheidsmonster. Maar ik heb wel 5,5 uur op de fiets gezeten!
De fiets mag binnen staan. Het is even schakelen. Ik ben er niet kapot van lijkt het, maar een eind was het wel degelijk! Hoe leg je dat uit? Nou, niet. Vincent komt met mijn spullen en ik moet een beetje haast maken. Spijkerbroek aan en dan vergaderen. Iedereen is er. Ik kan prima stilzitten en luisteren en meedenken. Moe zijn komt straks wel. Vincent rijdt alleen terug naar huis. Ik heb zelfs aan schone fietskleding gedacht! Ik neem de nieuwe gel voor het laatste stuk. Dan een lastig moment: weer opstappen en door de stad naar huis fietsen. Geen muziek aan. Mijn hoofd is vol genoeg. Wind tegen. Door de stad is onrustiger.
Ik kies de paden met de minste hobbels en stoplichten. Mijn fietscomputer telt door. Garmin telt opnieuw. Ik ga niks volmaken, niet over nadenken dat ik dit straks op 1 dag moet doen en daarna nog een marathon moet lopen, maar de mindset is dan anders. Na 156km in totaal ben ik thuis. Ik heb even erg veel trek, maar vreet toch niet echt. De cyste zet niet door gelukkig. Het is absurd dat ik twee dagen na het lopen van 30 kilometer weer meer dan 150km kan fietsen. Fysiek rekken we nu wel op. En mentaal maak ik ook flinke slagen.
29 April Koppeltraining – Fietsen naar Lage Vuursche en eindelijk de tweede trailmarathon afmaken!
Ik heb hoofdpijn. Verder heb ik geen last. Nog steeds wat spierpijn in de bovenbenen, maar verder niks meer. Beetje vermoeid wel. De nachten zijn kort door het gehoest van Vincent, maar kwalitatief wel erg goed. Ik slaap diep. Ik ben benieuwd hoe het fietsen straks zal gaan. Vanmiddag pas ga ik fietsen en daarna een trail doen. ‘s Ochtends werk ik eerst alle administratie bij. Om kwart over 1 moet ik dan echt gaan. De racefiets op stappen is even raar, maar ik heb zelfs geen zadelpijn! Het is zelfs prettig weer op de fiets te zitten. Dat het weer kan. Ik heb wind mee. Dat is ook erg fijn.
Ik ken de weg. Gewoon uit mijn hoofd. Het duurt even voor ik in zone 1 zit, maar ik kom er dan ook nauwelijks meer uit. Als ik de brug op ga even. Ik erger me aan bepaalde mensen (niet voor het eerst) en bedenk dat ik er nu toch maar echt iets van moet gaan zeggen. Het gaat immers om mijn kind en niet om mezelf. Door de irritatie fiets ik altijd wel sterker! Voor ik het weet ben ik de brug over.
Ik neem de Wakkerendijk langs Eemnes. Dat gaat helemaal heerlijk. Liggend, want de dijk is toch leeg. Ik drink netjes van de lekkere sportdrank. De hoofdpijn wijkt niet helemaal. Ik maak me zorgen over het hardlopen dadelijk. Dat is toch wel wat veel gevraagd eigenlijk. Weer 12 kilometer. Ik zie er tegenop. De ‘heuvel’ in Baarn valt eigenlijk wel weer mee. Ik ben iets te laat. Dan ga ik richting Lage Vuursche door het bos. Voor de verandering wel eens leuk.
Het laatste stukje is onverhard. Maakt me nog geagiteerder! Wie bedenkt dat nou? Het wordt erger: het fietspad naar de kuil van Drakestijn houdt op, dus ik moet over een weg waar geracet wordt. Gelukkig passeert mij niemand in de bocht. En dan ben ik er. Met een gemiddelde van bijna 27km/uur. Het is prima zo. Ik moet plassen en me omkleden.
Ik kan bij het eettentje nog een keer naar de WC. Laten we maar zien hoe het gaat… Het tempo kan laag.
MIJN BENEN DOEN DIT GEWOON!!!!!
Echt niet normaal: binnen 500m voel ik me al kiplekker op de bosgrond. Die benen van mij zijn volkomen abnormaal. Geschift. Ik ben nog mopperig, maar bij Joyce kan dat altijd wel. Die snapt dat het ligt aan al die andere idioten. Het is in het bos een stuk warmer dan in het kille Almere. Ik heb het echt te simpel. Hoe lang geleden was dat wel niet?!
Voor ik het weet zijn er al twee kilometer voorbij. En drie gaat net zo makkelijk. Joyce heeft het helaas nog niet helemaal terug, die vecht nog tegen de laatste ademteugen van corona. Ik drink al meteen veel water. Met 5 kilometer zijn we bij Kasteel Groeneveld en daar stoppen we. Voor een gel. Ik ben echt vooral verbijsterd over mezelf en het gemak waarmee dit gaat.
Het is hartstikke mooi en doodstil. Ik ben gewend aan drukte, zeker op een vrijdag in de vakantie. We maken het ommetje door het park en steken terug het bos in. Joyce moet nog een keer stoppen. Ik vind dat helemaal niet erg of vervelend. Ja, voor haar: dat het niet vanzelf gaat. Maar ik heb het zelf ook zo gehad. Er is niemand die achteraf kijkt naar de uit-thuistijd, dus staan we tegenwoordig helemaal stil. Meer omdat het een gewoonte is, dan dat het echt moet, duik ik nog maar eens een keer de bosjes in. Ook hier in Lage Vuursche geen krokodillen meer!
Nog maar 5 kilometer! Gek dat er momenten waren waarop ik daar echt aan het aftellen ging en nu ben ik er helemaal gerust op. Als we rennen, gaat dat op redelijk tempo. Voor Joyce tenminste. Ik ben de weg al helemaal weer kwijt en heb geen idee waar we blijven. Het is wel ontzettend mooi.
Vooral tussen de weg en terug naar de Kuil is alles wat vaag voor me. Ik heb trek, echt flinke trek. Mijn weegschaal snapt mij niet: ik doe vreselijk mijn best, maar afvallen- ho maar.
We komen heel veel boomwortels tegen en op een gegeven moment is Joyce te moe om haar voeten goed op te tillen en maakt ze een smak. Ik voel dat het niet ernstig is, maar de deuk in het ego is groter. Er zijn dan ook heel, heel veel takken en stronkjes en wortels. Mijn proprioperceptie is uitstekend en ik ben ook nog niet moe. Voor Joyce is het wel aftellen en ze haakt nog een keer.
Deze trailmarathon is ons gewoon niet goed gezind: we hadden een derde deel gedaan en toen kreeg ik corona, Joyce corona, slecht weer, krachtverlies en wat ons al niet meer maanden parten heeft gespeeld. Nu haakt de trail ons nog bijna onderuit! Na 12,75 kilometer staan we weer bij de auto. Ik ben echt onwijs blij dat ik dit kan. Als het moet, kon ik ook nog terugfietsen, maar gelukkig hoeft dat niet! We gaan een pannenkoek eten en dan mag ik met Joyce meerijden. Thuis eet ik verder. Netjes pannenkoeken. Ik ben niet eens echt moe van de combitraining! Morgen staat er een lange bricktraining, waar ik natuurlijk wel weer tegenop zie. Ergens deze week moet er toch een keer iets niet goed gaan? Ooit moeten ook mijn benen toch denken: hoepel op. Ik denk dat we dat moment uitstellen tot ergens in juni. Nunie. Nu nog nie. Na de vijfde juni please.
30 April Bricktraining ??♀️?♀️??♀️?♀️
Een bricktraining: dat is een afwisseling van 2 sporten. Vandaag is dat fietsen en hardlopen. En het is niet echt mals: 90 minuten fietsen, 30 minuten op marathontempo, 90 minuten fietsen, 30 minuten op marathontempo. Als het uitkomt, mag daar per onderdeel 10 minuten vanaf. Tussen de 3 en 4 uur sporten dus. Weer. Alsof het nooit genoeg is. Ik slaap deze keer kort en slecht. Om half 11 stap ik op de racefiets. Alle lange, warme kleren liggen ergens tussen de wasmand en de droger. Ik neem geen muziek mee. Het is rustig op de straten. Lekker. Ik raak al snel in een soort eenvoudige trance. Dit is gewoon wat ik de komende uren doe: fietsen. Tegen de wind in. Beetje liggen en op naar de sluizen. Afstanden zijn in de afgelopen jaren en periode vervaagd. Gewoon een rondje Oostvaardersplassen: eindje maar.
Op de Knardijk begint het te druppelen. De druppels breiden zich al snel uit tot ze met recht regen genoemd kunnen worden. Niet veel, maar genoeg om de bril wazig te maken en alles een verse regengeur te geven. Dat is lekker. Maar koud! Ijskoud met de wind tegen. Mijn benen bevriezen. Geen kramp. De Knardijk is een uitdaging. Kan ik hebben.
Dan de Oostvaardersdijk op. Eindelijk lekker de wind mee en de regen is weg. Het is helder. Ik ga liggen en trappen en dat gaat heel erg lekker. Heel erg tof. Niets meer denken, alleen maar trappen. Ik ken de lengte van de dijk, het uitzicht en de eenvoudige strakheid. Die waardeer ik. Ik ga een stukje verder om 90 minuten vol te maken, maar als ik over het brugje stuiter herinner ik me dat het fietspad dicht is. Terug over het Verbindingspad dan maar. Langs de kassen maak ik de bidon met ranja-sportdrank leeg en eet ik een flinke brok banenenreep. Hopelijk kan ik daar mee hardlopen. Gemiddeld heb ik net zo hard gereden als eerder deze week: 25,9. Matige fietser he.
Fiets aan de kant, omkleden in WARME hardloopkleren en naar de WC gaan. Ik moet altijd plassen. En dan hardlopen. Dat snap ik, dat snappen mijn benen en dat voelt goed. Verrassend. Na de eerdere activiteiten deze week. Ik ga om de wijk heen en dan weer terug.
Het gaat goed. Ik zie het tempo en dat blijft tussen 5:45 en 6:00. Marathontempo? Ik weet niet of ik dit ook 42 kilometer volhoud, maar de komende 5 kilometer zeker wel. Op de grond staan pijlen in tegengestelde richting van een eerder eventje. En een smiley. Dat vind ik leuk. Ik loop netjes door. Ik voel nog een keer: nergens last van. Helemaal niks. Binnen 30 minuten 5 kilometer en dan ben ik precies weer thuis.
Ik zet de droger aan, pak warmere fietsspullen, vul de bidon bij en wacht even tot Vincent ook klaar is en zijn nieuwe stuurtje heeft. Hij is nog steeds verkouden, maar fietsen lijkt me beter voor hem dan hardlopen of zwemmen. Ik had ook alleen kunnen gaan.
“Wat wil je?”, vraagt Rob. Ik zeg: “staken”. Rob denkt even na en zegt dan: “Je kan kiezen uit drie sporten, maar staken hoort daar niet bij meen ik.”
De kloof tussen willen en doen is te groot bij mij.
Vincent trekt het niet. Dat voelt hij in het Kotterbos al. Ik heb veel moeite met mijn tijdritfiets. Hij zit niet lekker. Hij ligt niet lekker. Hij trapt niet lekker. Er zit een rammeltje in. Ik heb geen vertrouwen in de fiets. Ik heb trek. Het is jammer dat Vincent niet meegaat, maar goed, want dit is mijn gevecht. En een gevecht is het! De Praambult gaat nog redelijk snel, maar de Knardijk komt niet snel dichterbij. Het tempo is ver te zoeken. Op de Knardijk gaat het niet echt beter. De fiets helpt me niet mee.
Geen regen, geen kou, maar meer krachtverlies. Ik raak zelfs mijn dromen kwijt. Er ligt meer verdriet en wanhoop aan de oppervlakte. Berusting. Dan geen tempo. Op de Oostvaardersdijk is het nog erger: hoe moet ik ooit weer thuis komen? Is dit het dan; ben ik eindelijk ook op? Ja. Ik drink, maar krijg niet meer genoeg energie binnen. Ik ga liggen. Niet lekker. Rekken. Zitten op de tijdritfiets is ook niet lekker. Eindeloos lang. En met dit tempo eindeloos ver. Ik hou best van de extreme saaiheid en de stilte. Daar heb ik de mentale kracht heus wel voor. Dat is mijn sterkte. Maar het is ook extreem zwaar. De lange recht weg naar niks.
Het duurt een tijd voor ik me erbij neerleg. Ook langzaam kom ik er. Geen ommetje. Kijk naar de Oostvaardersvlakte. Het water is verdort. Bruin. Leeg. Zo voel ik me ook. Beetje depri. Te moe om boos te zijn. Ik herken dit wel, dit uitgeputte gevoel. Ik weet dat ik het overleef. Straks in de douche na veel eten is het weer weg.
Geen ommetje deze keer. Ik moet er niet aan denken om over de hobbelbrug te moeten met deze fiets! Zal ik deze fiets nog laten afmeten? Of de triatlon op de racefiets die nu zo prettig is? Is het dat eeuwige rammeltje wat me gek maakt? Ik eet graag de halve reep bananensmaak op en ik drink nog veel. Ik vraag me geen moment af of ik het hardlopen zal laten schieten. Natuurlijk N I E T.
Deze keer rijd ik nog geen eens 24 kilometer per uur. Het zat er gewoon niet in. Het ommetje door de wijk maak ik nog. Heb ik de brug aan het einde van de Laan der VOC straks 8 keer overgestoken.
Fiets aan de kant en ik stap naar binnen. “Jij staakt zeker nog niet?” zegt Rob. Nee, maar ik heb geen zin om me weer om te kleden. Die 5 kilometer loop ik wel in fietskleren. Sleep ik me wel doorheen. De eerste kilometer tranen mijn ogen en voel ik me een olifant die een neushoorn versleept. Een sloffende olifant-neushoorn die droomt over eten wat ik dadelijk allemaal ga maken en naar binnen proppen. En dan ligt het lege pad voor me.
De slepende olifant is best snel. De neushoorn dump ik dus maar. Dan kom ik een geestelijk verstandelijke vrouw tegen op de fiets met haar begeleidster. “Je bent goed bezig”, zegt ze. Geestelijk gehandicapt of niet: zij weet het! Ik moet er van lachen en bedenk dat ze gelijk heeft. Groot gelijk. Al weet ze dat niet. Ik heb al ruim 70 kilometer gefietst en al gelopen. Ik heb de afgelopen week afgelegd waar velen een maand over doen, als ze het al bereiken. Ik luister naar de vogels. Naar mijn stappen. De olifant stroop ik af. Ik geniet er van dat ik kan doorlopen op dit tempo. Ook al heb ik het warm intussen.
Nog maar 2 kilometer. En dat gaat me nog sneller lukken dan daarstraks ook! Nog een keer nagaan: voeten geen probleem, benen geen last, ademhaling onder controle, hartslag keurig, temperatuur ietwat hoog, maar goed te doen, hoofd uitschakelen. Volhouden staat er op het pad. I know.
Nog even en ik ben thuis om 3 uur en dan ga ik roerbakken en Brinta eten en eierkoeken en thee met suiker drinken. En op de bank liggen. Ik hoef niet te zwemmen van de trainster. Als het aan mij lag, had ik dat gedaan straks. Maar ik blij dat het niet hoeft. Ook het onverharde pad is leeg. Alles is voor mij! Mijn hoofd haalt het nog om sneller te willen zijn! Mijn benen zijn volgzaam. De laatste keer de brug over.
En dan zit ik op 28:14 als ik weer voor de deur sta. Een half uur volmaken? Echt niet! Rob doet de deur open. De bank staat voor me klaar. De tafel gedekt. Maar ik neem met moeite een bak Brinta en drentel. Voor de vorm mopper ik dat ik de stad door moet wandelen.
Ik heb NERGENS last van. Nul komma nul ongemakken. Behalve dat de fiets me niet meer past, daar baal ik dan een beetje van. Ik moet een aantal zaken loslaten en dat valt me nooit makkelijk. En er zijn dingen die ik moet accepteren. Of aanpassen. Maar bovenal moet ik nog laten indalen dat ik fysiek ijzersterk ben. Niet dat je mij zult zien opscheppen op Instagram en Facebook! Ik voel me eerder ‘te min’ omdat ik de 20 uur in een week zelfs nu nog niet haal. Ik voel me ‘een watje’ omdat ik nog niet buiten ben gaan zwemmen. Ik voel me ‘een spijbelaar’ omdat de krachttrainingen er niet meer van komen. Ik voel me ‘slecht’ omdat het huishouden een beetje een rommeltje is.
April 2022: nog nooit heb ik zoveel kilometers in 1 maand gemaakt. Ik deed ooit nog een extraatje om op de duizend te komen, maar nu staan er ruim 1200 kilometers. 960 Fietskilometers. 220 loopkilometers. Absurd veel. Als je bedenkt dat ik in maart corona had. Vooral absurd dat ik daar op dit moment geen enkele klachten aan heb. Alles werkt naar behoren. Ik kan morgen zo weer een wedstrijd doen. De afgelopen maand was echter niet gemakkelijk: onzekerheden om Vincents school, terugvechten van een ziekteperiode, stress op het werk en een enorm mentaal gevecht om me niet uit te schrijven en op te geven. Ik heb het doorstaan.
1 Mei 2022 – De Triami Sprint Triatlon ??♀️➰??♀️➿?♀️?
Als ik wakker word, zijn er twee verrassingen: mijn rusthartslag is gedaald tot onder de 40 en ik heb overal pijntjes die over zijn voor ik ze kan aanwijzen. Linkerknie achterkant, rechterknie buitenkant, mijn peesplaat is stijf, hoofdpijntje enzovoorts. Niets ergs, maar net een beetje voor de wedstrijd na een al volle week. De spullen liggen klaar. Ik ben eigenlijk rustig. Het is maar een superkort wedstrijdje. Een half uur voor Vincent start, zijn we in Deventer. Klaar voor de seizoensopener: de Triami Sprint Triatlon. 250m zwemmen in een verwarmd buitenzwembad, 10 kilometer fietsen op een kort baantje en 2,5 kilometer hardlopen. Het is even rommelen met de licentie (domoor, hoe kun je die nou vergeten) en dan de wisselzone in om alles klaar te zetten. Als je het weet is het makkelijk.
Ik help nog een jongen die geestelijk gehandicapt is en met zijn ouders samen de eerste triatlon doet. Vincent gaat geweldig, ondanks zijn verkoudheid. Wat een kerel wordt het!
Hij grijpt net naast de eerste plek. Ik moet gaan omkleden en mezelf voorbereiden. Ik twijfel over het trisuit: die van TriPro of de zwarte nieuwe van Fusion? Ik beslis voor de laatste. Kijken hoe een echt (superduur) trisuit zit. Ik baal er van dat mijn fietscomputertje kwijt is. Moet ik zelf rondjes tellen. Ik trek me terug in mezelf en ga nog twee keer naar de WC. Dan naar het zwembad. Het ziet er niet zo moeilijk uit. Ik kan me opeens heel goed helemaal terugtrekken. Ik ga gewoon weg met maar 1 tegenstander: mezelf. Mijn tijd in 2019. Ik wil vandaag onder de 40 minuten. Vorige keer zat ik erboven. Dat is een makkelijk doel. Ik ben gespannen. Maar niet misselijk van de zenuwen. Ik voel wat lichte stress, maar het is verre van wat het ooit was.
Het water is best koud! Ik wacht netjes af en start net iets later, want het horloge werkt niet meteen mee. En dan zwemmen. Blijft toch altijd een inspanning voor mij.
Denk aan de doorhaal! Adem 1 op 4 of 1 op 2. Doe maar wat! Ver insteken. De kant, keren. Koel zeg. Doorrammen. Ik weet niet of ik snel ga, maar dit is het! Iemand die schoolslag zwemt. Doorhaal! Onder de lijn door en nog een baan. Breed insteken. Ik heb het niet warm. Kom op zeg, is dit alles wat ik kan? Doorhaal! 1 op 4. Rommelig voelt het. Inhalen lukt me een beetje.
Onder de 5 minuten? Doorhalen, let op! Na 200m kom ik er in, komt er wat rust in en wat glijden en wat meer catch, maar dan hoef ik nog maar 1 keer op en neer. Ik klim er snel uit. Op het horloge zie ik een tijd van net boven de 5 minuten. Weer geneuzel met het horloge uitzetten, ohnee, lappen en dan naar de fiets rennen. Ik zit goed in mezelf. Helm op. Fietsschoenen aan. Er gaat iets niet naar wens en ik mopper even. Ik krijg het startnummer niet vast ofzo. Dan met de fiets weglopen en opstappen is gedoe. Oh! Het horloge lappen. De wissel duurde daardoor langer.
Fietsen. Tja. Ik voel meteen dat ik veel heb gefietst. Het is niet mijn basis en dat krijg ik nu op mijn bordje. Ik moet echt even inkomen en de bochten zien. Dat is niet mijn sterkste kant. Opschakelen, terugschakelen, bocht door. Trappen. Andere fietsers. Even tot rust komen. Maar die tijd is er niet echt. Doortrappen! Hardop de rondes tellen. Rob is met Vincent bij zijn prijsuitreiking voor de tweede plek. Ik zie ze net staan. In de tweede ronde duw ik een vrouw even de kant in waarvan ik weet dat het een Marieke is. Ze blijft met voor. Op het rechte stuk ga ik liggen en vaart maken.
De vierde ronde kom ik er een beetje in. Ik let op de rest: de man met het kleurige Zootpak over zijn stoere tatoeages krijgt een compliment van me, de kerel op een fiets met brede banden: ik merk het teveel op. Hardop de rondes blijven tellen. Ik hoor het horloge piepen bij 5 kilometer. Dus dat doet ie ook bij 10 kilometer en dan mag ik er af. In ronde 6 zie ik Rob en Vincent weer staan en dan kom ik er echt in. Iets minder bang voor de bochten, harder willen op het rechte stuk en Marieke inhalen. Mooi, dat hebben we gedaan. Ging niet zo goed als voorgaande jaren, maar ik heb gefietst voor wat er vandaag lukte. Nu kijken of mijn benen nog willen hardlopen.
Horloge lappen de wissel in en dan vind ik mijn fietscomputertje in mijn hardloopschoen! Verdomme. Zeg ik hardop. Ik neem en Aquagel, want ik voel wat trek. Ik blijf in mijn eigen wereldje en ga rennen.
Niet naar het tempo kijken, voelen wat gaat. Zo hard mogelijk. Het trisuit is geweldig, de schoenen zijn fantastisch, ik voel me goed: trappen met dat lijf! Stukje door de berm, een man haalt me in. Alsof ik stilsta, wat ik absoluut niet doe! Is het de gel of kan ik tegenwoordig zo hard lopen? Ik zie een tijd die niet begint met een 5… Door! over de matten. Langs de visser op het bruggetje. Naar links. Een kilometer. Wat?? 4:48? Volhouden nu. Wandelaars. Een andere loper verderop. Die moet ik nog makkelijk kunnen inhalen. Oke, hardlopen kan ik dus ontzettend goed na het fietsen. Voor mijn doen. Brugje over. Mijn ademhaling zit wel hoog. Hup Marieke roepen en dan ben ik al bijna bij de baan.
“Mama, ben je boos ofzo?!”, roept Vincent, “Wat een tempo!” Ik mag niet ‘gewoon’ snel zijn! Wat ik dus wel degelijk ben. Een beetje gewoon voelt het wel, niet moeiteloos, maar wel hetgeen ik kan. De tweede kilometer gaat nog harder. De tartan baan op. Het voelt niet meer makkelijk, maar ik heb ook geleerd heel diep te gaan. Dat is straks zo verholpen. Nu nog even afzien.
Hoe lang ben ik bezig? Zit ik onder die 40 minuten? Ik keer en roep nog: Tijd? Maar de mannen weten het niet. Door dus, zo hard als ik kan! Ik zie de klok en dan weet ik het: niet onder de 40 minuten. Sjips. Ik ga dus niet juichend de finish over.
De omroepster zegt: 38:55, je bent derde. Dan ben ik even blij en even moe en even trots, maar er is geen prijs voor de recreanten en er komt al iemand die sneller is – het boeit me niet echt. Maar ik ben vooral heel blij met trisuit, met een loopgemiddelde van 4:45 ongeveer en dat ik dit kan afstrepen. Let wel: na een week met extreem veel sporturen. Mijn horloge heeft een tijd geklokt van precies 41 minuten. Dat snap ik niet. Twee minuten verschil? Ik ben bang dat Garmin gelijk heeft, kan niet anders. Niet onder de 40 minuten, want ik heb minder hard gefietst. Ik wil weg. Klaar ermee. Spullen pakken, kort gesprekje en dan chocomelk drinken. Dit trisuit hou ik aan!
Ik ben vijfde geworden. Maar ik ben uitermate tevreden: na zo’n week een prestatie neerzetten is voor mijn doen geweldig. Het ontbreken van extreme zenuwen is een overwinning. En het belangrijkste: het was leuk, gezellig, prettig, een beetje afzien en heerlijk om weer een triatlon te doen zoals het 3 jaar geleden was!
Uiteindelijk zijn de tijden gecorrigeerd en heb ik er 40:55 over gedaan. PRECIES even lang als 3 jaar geleden! Exact, tot op de seconde! En wat ook heel frapant is: ik had 3 jaar geleden precies hetzelfde startnummer. 82
Ik heb even een beetje rust. De was, regelmailtjes schrijven, sociale contacten bijhouden en dan nog uitfietsen met Vincent. Alleen als we heel langzaam gaan, zegt Vincent. Ik vind het prima. Om aan de 19 uur sport te komen deze week moet ik nog 1 uur en een kwartier. Ik wil om de plas heen. Het zonnetje schijnt, ik zit weer lekker op de fiets en ik hoef zo niet hard! Heerlijk. Echt een recreant op een racefiets. We hebben samen lol. Maken een foto van een auto, onderweg en fietsend.
Vincent test zijn stuurtje. We kwebbelen en ik drink wat. Dan over de brug en verder richting de plas. Ik heb zo geen haast! Kan het mij schelen dat ik maar 22 kilometer per uur fiets. We maken een foto op de brug.
Wacht trouwens eens even… Ik heb al uren gefietst deze week en nu sport ik weer en ik heb nergens last van. Niet eens verbrand! We botsen bijna omdat ik de afslag mis, maar het gaat gelukkig net goed. Terug over de Ibisweg. En dan moet Vincent het verzinnen hoe we thuis komen. Over de enge brug. Ik vind die brug namelijk akelig.
Ik zou er nooit stoppen voor een foto! En over de Trekweg. “Anders rijden we dezelfde weg twee keer, mama, dat kán toch niet!” En we nemen een brug verder, want hij wil onder de bloesems door. Het is allemaal mooi en aardig om bij de 5 kwartier te komen, maar ik begin het een beetje zat te worden. Het gesport, het gefietst, het bewegen. We kwebbelen vrolijk over motorbendes in de frietkraam. Ik hoef, wil en vooral kán niet meer zo hard. Echt, ook nog om via de brandweerkazerne lukt me wel, maar ik ben het ZAT. Na 65 minuten zijn we thuis en zitten en 24 kilometer op. Het is helemaal goed zo. KLAAR. Uitgefietst.
Ik had al geen pijntjes of last van de sprinttriatlon, behalve het onbestemde van vanmorgen, maar nu is het echt weer goed. Op Strava komt de snelheid gewoon lekker niet te staan! 18 uur en 51 minuten deze week. 333 kilometer fietsen. 55 kilometer hardlopen. Zwemmen en krachttraining als ondergeschoven kindjes. Hoe doen al die anderen dat: meerdere weken van 20 uur? Ik haal de 19 niet eens en toch sport ik me ongans. En echt niet makkelijk en vanzelf: daar moet ik voor werken en mijn best voor doen. Maar ik hou de balans en ik hou er niks geen ongemakken aan over. “Het gaat goed, ik hou dat graag zo 😉“, geeft de trainster aan. Daar heeft ze gelijk in.